f,l
Ibi
9 H G E E S T
Uyt den boezem van dejfelfs ftrand is aan der.
Konim Polycrates een Sardonmx-xf-uft een ^
^ ¿ i j r . - X V I .B S.kap. De Sardomx-ftemword
by den Indtanen en Arabieren gevonden, in holende
beeken ontdekt.
Noch is Gabifch onbekender dan Ramoth-
De LXX behouden her oorfpronkelyk woord
gabis, gabets. HÍÍX Symmachush^chhupereyrtnena,
verhe-vene, alwaar de Uytiegger, Scoliaftes,
gezien worden te hupereyrmena to huperechon
tou cheilous toumedmnou, het welk uyt
de rang van de mate uytßeekt, en dus heeft é
Gemene Lacyiifche het te recht vertaalt doo
excelfa enfublmia, hogeenverhevene, van he
•wondv/oord gabah, opbeiiren, omhoogheffen
Doch de meeile Joden willen, datGabisiseem
edele fteen, en wel eene parel. Dus hebben hec
K.Mardochai, Pagninus, Cajetanus, Juni: .
anderen. Ünze overzccring veranderd paarle»
in Hagelßeenen. Ezech. X I I I ii. Hetiswel
waar, dat zeer veel van den anderen verfchillen
wilde van tamme lupynen, paarlen van hagel,
nochtans is 'er eene overeenkomft in de
gedaante en verwe. Ook kon hier toe betrokken
worden de fteen Chalazias, by aldien dezelve,
het welk de oude eenvoudigheit heeft
gelooid, midden onder de hagelfteenen op de
áarde vallen zoude, än-ogenneytosUthos, oí ook
kriftal. By aldien eene witteedele fteen teverktezen
is, apoios, zoo zoude ik liever myne
item gevcn aan de Diamant, of tsjitte Safir.
Wy hangen tulTchen beide cm dar de aleude
bewyzen oncbreeken, ook ontbreekt uyt de
Oofterfche calen de overeenkomft.
Minder, dan omtrcná Ramoth en Gabifch,
ftaan wy tuíTchen beideindeverklaringvan het
woord Penimm, als het welk een robyn word
overgezet, doorgaans in de H. Schrift eiders
voorkomende. Zy, de wysheid, is koflelyker
danrobynen. Spreuk. III. i f . IVant wysheit is
beter dan rohynen. Spreuk. VIII. ji. Gout is
'er y ende menigte van robynen, peninira, maar
de Uppen der wetenfchap zyn een kof
Spreuk. XX. 15. Wie zal eene dt. ^
vrou'joe vinden? want hare waardye ts verre
boven de robynen. Klaagl. IV. 7. fiare byzonderfte
waren reyner dan de fneeuw, zy waren
Witter dan melk, zy waren rooder van hg chaam,
dan robynen. Doch verfchillen echter de Uycleggers.
Aquila heeft in algemcene uycdrukkingtntaperiblepta,
aanzienlyke, doorluchtige :
de LXX. Over Job, en Symmachus over de
Spreuken ta efootata, de binnmße. Hieronymus
dan eens verborgen dingen, daarna allegoederen,
alle koßelyke dingen, hier edele fieenen,
elders de laatße eindens, dan ivoor. waar uyt
ligtelyk istegiflen, dat de alderbcfte en aldcrgodvruchtigfte
man de Peninim niet heeft gekend.
De Syrifche overzerting van Job heeft
een Smaragd en Carchedmius, eene zoorc van
karbookel lkeen, van Jeremía een Sardtus. De
LXX.Üuden, de Kaldeeuwen, Syriers, Araover
E L Y K E
bieren, en vele Rabbynen
de Spreuken
koßelykeßeenen. Daar zyn
'er ook, aanwicn,
eene paarl behaagd. Dez<
; zyn inderdaad dé
Kaldeeuwfche Margalin.
De Arabier or
tekend die. R, St
ik. VIII ...
en Pomarius in her Woori
'oek op het woord
Penin hebben, ec
ikefteen, ofeenav,
fteentje gelyk, het welk'get
' van een Fißh onder dei
Idworduytdebujk
Zee doorgaans wordena
m van Oeßer in dt
de paarlen dienen de volgende redenei
V erder voor
het woord penin is vermaagfchapt pinn
•Aan
ke by den Grieken en Romeinen betekendeene
paarldragende ßhelpvifch. Plinius iX. ß. jj,
kap. In Acarnanie, zoo het genaamd wori,
teeld de pinna paarlen. Zoo ook Ißdorus Ck.
racenus in hec Pmegeticon van Parthie by i.
thenaus III, Boek, waar van daan ^/'wwwoi fi.
thos, in de Gricklche overzetcing Efth. I. i
gefteld word voor paarl, en pinninon erm,
pinnina lana word genaamd die zoort van Zyde,
welke d e i p m n e n , enzeerveelevoordet
üuden byJßiSy fyn lynwaat, erkennen. Ün
die rede ook penicon vooi pinna, of becer mi(.
fchien voor eene paarl. ßy Ptolomaus VI. B,
7. kap. vind men Syagrus, een kafteel in dej
Sachalicifchen Inham , alwaar zyn zoude de
pinicifche yijfchery. En m het VII. B. 1. kap,
dac dePaarelvifTchery is by eene beveftigde
Scad der Karecrs in den Kolchifchen
Zeeboezem, hedendaags Cochim. Ik verzwy«
ge andere piaatzen, dewelke aangehaalczoudei
können worden uyt het Periplum van de Ré
Zee van Arrianus , by wien eene parel
genaamd pimkon, en de fchelpvifch ztUeptnipinicifchefchelpvifch
: uytdeWvan
Philoxenus, alwaar voorpinmn
moecgeleezen worden/»/'«/¿o«, eene paarl: bj
Arrianus en Ptolomaus word volftandig geleizen
pinikon voor pinnikon, gelyk ook in de H.
Bladeten Spreuk. III, 15. Penijim meteeneeii'
kele Nun voor Peninim met eencdubbeleiV«n.
2. Ook moeten Peninim becekenen zekere
byzondere koftelyke zaken, van andere ondeffcheiden,
gelyk Job in dit tegenwoordig hoofdftuk
onderfcheidender meldingmaakc vangouc,
zilver, onderfcheiden edele fteenen: doch dit
woord kan niet genomen worden voor zeke«
zoort van edel gefteence, om dat deze altyii
gewoon zyn in het eenvoudig getal uycgeipro
ken ce worden, peninim altyd in hec meervoud;
want eene edele fteen word gewoonlyk in eene
ring beilooten , maar meer paarlen aan kroont»
jes geregen : welke gewoonte hedendaags gcbruykelyk
, maar overoud is, voornamenclyl:
by den Oofterlandeten. Theophraßu^ gecuygii
van den Indianen en aan de Rode Zee wonenden
, dat zy van paarlen koßelyke hals-cieraà»
maken, poiouß ex autou tous poluteleis hormotn-
Chares van Mitylene, die de krygsdaden vjn
Alexander beichryfd in het VII. Bockgecaygi
' " ' dac zy van paarlen
halS'
van de Meden en Perzc
N A TT Ü U R K U N D E .
lialscicradeh en fnoeren maken, diekoftelyk zyn,
en rondom den hals, armen, dyen windenÄormishus
te kaipßlla peri tascheiras, kaitouspodas
Van dezelve Volkeren gecuygd Ammianiis
op het einde van hec XXl I I . Boek. Dat
zy annbanden gebruyken, engoudehalscieraden,
(>i edile fieenen, voornamentlyk paarlen, welke
zy in overvloed hebben, daar aangewcndzynde
na dat Lydie en Kreßis overwonnen waren. Alwaar
liet gcfchied, dac de paarlen gemeenlyk
doorgeboord worden, naar de alderoudftegewoon
ce, volgens hec getuygenis van Rabbi
Kimchi. Dusdan ige hals-fnoeren noemd de
Schryver van de Kronyk van den TweedenTempel,
draaden van Bédolach, dat is, van paarlen,
De R ome i n e n / / « « , limm, lineam, draad,
gairen, regel. Martialis VIII. ß. 78, Puntdicht.
Elke dag heeft hare gaven, noch de ryke regen
koud op, en veel roof vald op het volk.
Zie over deze zaakmcerby2f/rwtóiXXIX.
Boek. 9. kap. Salmaf. over Solinus bl. 921.
3. üe Spreekwys, dewelk ^öi» gebruykc,
Beeft eene byzondere nadruk, meßch chochma
Mippemnm, eigentlyk aanhalmg oUiyttrckking
¿er wysheidbovenpaarlen : ook voegen de LXX.
daar by hec woord helkuein, oi heikein, helkufoK
Sophian para ta efootata, trek de wysheid
boien het bmnenße : Job toond aan als met de
vinger de paarl-viflchery of de wyze, op welke
de moflels van de grond der Zoe geliaald worden
, over wetke zaakcenige dingen moeten aangemerkt
worden uytdcgedenktekenen der Oude
Schryvers. De manier derÜudenonidepaarldragende
fchelpviflchcn te vangcn is cweeJerhande
geweeft. De i. door Kolubeyßn, door
, waar door de diiykers zicii van zelfs
:llen diepte nederliecen, volgens het getuygenis
vi.n Ißdorus Characenus, in eene van
beide banden de fchelp tcn buytwcderombrengende,
waarlyk niet zondcr gevaar, om dat de
fchdp de hand by geval daar in gcftooken op
he: alderfterkfte knelc, welke zy daaroni aan
de zyde aanvatten, namenclyk tcgen de punt,
of de bck, en dus zondcr ichade dezelve gemakkelyker
uyt de ftecnachtige grond voorctrckken,
rhaàoos tous kogchoiis apo tou lithou
apospooßn. Dczc apospaßs, aftrekking, is ten
eeiiaiuil het zelfdc, dat aan Job is meßchek,
een konft-woord Dus bcfthryld Ma7iiÌins ceneu
vilTcher y i /m/ . V. Boek,
£« hy trekt met hare zitplaatzrn de ingedompeUe,
enin dewalßhiiylendeßchelpvißch. Her
gchcel bcloopvan Viflchen, welke zy op hec
^crßßb Eiland voor gebruyk hebben, beCcIiryfd
Lode-x.yk Vartomanmis inzyneScheepstochtiW.
B- 2. kap Aldaar zyn zommigm, dewelke
wei vißchen de koß zocken. DeZe in fchuitßs
^i:e'.£jaarts ingevoerd tnaken cene worp van eene
'^eergrootefleen hangende aan een tonw. en zulks
geßhied aan weerkanten'van deßhnyt, op dat
van weèrzyden fieenen op de grond zyndegeworp
i /
^ ^ . niet anders danof het voor ankcr
lag, zoude können vafigemaakt worden. Di
Schuyt door haarg ewicht öevcßig t zynde, werpt
een ander, wien dit werk is te beurtgevalleni
hec tOHW de fteen daar aangebonden zyndem zee.
Een ander m het midden van hetvaärtuyg, een
zak om de rüg enborfihebbendehangen, eenfteen
aan de voetengebonden zynde, werpt zieh in zee,
en zwemd onder water op de wyze der duykers
op de grond gekomen tot op vyfthien treeden
ikt hy ZOO lang, tot dat hyfchdpviffchen heeft
'zamelt, in dewelke de gcfteentens en paarlen
duykt
ßchuylen : en de by eengeraaptefteekt hy m de zak,
en werpt vervolgens den fieen weg, waar door
zyne voetcn bezwaard wierden, en op hettouw
fieunende komd hy naarboven
2. De andere manier van viilclien gefchied
door necren, voornamenclykbyhctEilandiifrmude
in de Indien, befchreeven door .«"Llianus
XV. B. 8. kap. Derhalven is ook dezcmefech,
eene trekking, aanhalmg. Hocr Plmius IX.
B. 35. kap. Zommigen zeggen. dat gelyk als
de byen, zoo de zwermen der oefiersélke de voornaamfie
m grootte en onder dorn zoo veeUls leydslieden
hebben ¡ van eene wonderlyke naarfiigheit
om zieh te wachten : dat deze door de naarfiigheit
der duykers gezogt worden, diegevangen
•zynde, dat de overige fchoolen in netten beßooten
worden. Dat gene, hec welk Plinius heeft,
en uyt hem Solinus, hebben zy öntleend van
Megafihenes, in die ftuk een Schryver van gt ooc
gezach, dewelke eenige tyd by Koningeninde
Indien heeft geleefd, wiens woorden by Arrianus
in Indicis ten eenemaal dezelve zyn, dewelkevanP//
H;>//zynaangehaaId. Ookgetuygd
Petrus Martyr Novi Orb. Dee. III. kap. 2. dac
dusdanige koningjes neccen en vifTchery voor
rechc van inkomften hebben. Maarookkande
nadruk van hec woord meßchaamrekking coegepaft
worden op de voorrrrekkfng vandepaari
zclve üyt de feiielpvifch, welke dikwyls niec
zonder kracht en arbeid, gelykdewysheidzelve,
moet af getrokken, ja by aldien zy voN
waiTchenis, afgefcheurdworden. Plmius: Zy
worden ook dik in denouderdom, enhangenvafi
dé ßchelpvijßhen, können ook van dezelve
niet afgetrokken worden, dan met eenevyle, de-
Ike hebben maar allcenlykeene oppervlakte, en
r van daan eene ronate, aan de andere kaneene
gladdigheit, alwaarom zy klokken ge-
•md worden. Ì cgenwoordig "kan met vcel
minder moeitre, gelyk de wysheid nu word uytgegraven,
zoo ook depaarlviflcheryaangclegd
worden , byzonderlyk door behulp van cene
duyk-klok, door middel van welke allerley gezonke
dingen van de grond derzeegemakkelyk
können iiytgetrokken Worden.
4, In vergelyking worden gefteld van^'o^ert
van Salomon peninim met gout en edele gcfteerfrens
Boven allen deezen iteld Plinius! A. ß.
35. kap. de paarlen Het begin ende hetfi'eun^
ßel, beter het toppunt, van^nprysaller dmzen
f f kb^
Ì:]
..ili:-