•
• ì
ti i
i:;
N A T U U R KUNDE.
merken ftaat, dat 'er vierdubbele krachten vereifcht
worden voor de fprong in de vloeibare
lucht, ten aanzien van de vafte grond. En nademaal
dat 'er voor de fprong van de vafte grond
vereifcht word eene kracht 3000. maalgrooter
dan het te bewegen gewicht, zoo volgd, dat
'er 10000. maal of 12000. maal grooterkrachten
vereifcht worden orn eene vogel op te heften,
by aldien zulksin de open Jucht is.
Fig 9. De Vlucht van de Vogel van S. tegens
K.. niet zyne twee vleugelen gevende de
gedaante van eene beycel, welker puntig deel
is O A F. het fteanfel £ ß C. Deze Vogel her
zy die de wind lynrecht naar boven bewogen
ontfangt, of met zyne vleugelen de lucht llaac,
verkrygen de vleugelen van detegenftanddoende
wind de gezegde gedaante van eene beytel,
en de vogel zeive zal naar vooren bewogen worden
tegens R..
Fig. lö. Toond, hoe dac de ftaartder Vogel
diend cm te buigen de loop der vliegende
naar boven en naar beneden. Laat de Vogel
zyn A B, het iniddelpunt der zwaarte C. JJat
de beweeging gefchiede van G. naar P. in het
midden van de llilftaande lucht. Laat deftaarc
BH. naar boven worden geboogen, zoo zalin
deze geftalte ß H. iVooten tegen de ftilftaande
lucht, en het vliegcnd werktuig zal omtrend
het middelpunt der zwaarte evenwichtigzynde
verkrygen de legging L K. het hoofd naar boven
overbrengende van A. tot L. In tegendeel
zal de nedergeboge ftaart in B 1. opgebeurd worden
van B. naar N. en het hoofd A. zal nedergedrukt
worden tot O. en aldus vhegd de vogel
in het eerfte geval naar boven, in het laatfte
naar beneden.
Flg. II. De Vogel bewogen zynde van D.
tegen A. en aldus de punt der zwaarte D. voortgezet
zynde tegen E.by aldien zig de hals buigd
naar de zyde , draaid de punt G. naar H. en
aldus word de vlucht naar de zyde.
Deze gehele verhandel-ftofe wegens de
vlucht en zamenvoeging der Vogelen verhandeld
breeder Job. Jlph. Borellus de MotuAnimalUm
kap, 22. bl. 215. 24.6. Schmidt de Musculis
bl. 30.
P R 1 N T B L A D DXVIII.
Ofte Jpreek tot de aar de, ende zy zal het u leeren: ook zulkn het u de • vijjchen
der Zee verteilen. J o b . XII. vers 8.
Gy die dit Konßtafreel kziet,
yergaap u aan zyn' luyßer niet:
Maar tragt ge d" oorzaah um zyn flichting püß teweeim;
SUa uw nieuwsgierig oog ter neer
Op V geen Heer S C H E U C H Z . E R S fenixvee'r,
, U afmaalde op 't pafier, doar hoogen getß'bezeten,
Myn dichtpen, die '1 aan kracht onthreekt,
Meld alles befl 'jcen zy niet fpreekt,
OMtrcnd den eerften Artykel van dit versje
komcn onze Ovcrzettint^en niet overecn:
ecne hoofdlVofte , de weldadigc moeder , del
dcr groeibare dingen, beeften, menfchen, woonplaats
de Latynfciie heeft Suach.vamdeene zamenfpraakaan,
fpteekt tnet de aarde : de moedertàì^
cjìach, cene ftmyke, fpruyte, frage das
Staadlemder Erden. Voot de Latynfche ftaan
de LXX. ekdieygeyfai gey, enarra terra, ferttld
het de aarde. Dodi daar is geen ondcrfcheid,
by aldien ik aanmerke het dochvit, lietwelkik
my hebbe voorgefteld. En de gehelc Jarde
en de op de aarde gegroeide flanten vertoonen
GODS bcftaanlykircit, ik voege daar by cok
de vijfchen. Ik zal, Job vtorraande, by d«-
len gaan.
I. De Jarde kan worden aangemerkt als
, maar ook als cenc Zweefftar romdom
de Draaikolk der Zonne zwemmende. In deze
veelverfcheide opzicht is de aarde eendoorliichtig
GewrochtvandeGoddelykeMachti Wysheid
en Goedheid , zoo dat GOD door mannen
door GODS geeft gedrceven met reclit
zich kan beroenien , dat hy de aarde heejt gefihapen
Gen. 1.1. Hoor>iXXXVIll4.5:6,
IViar'waardgytoen ik deaardegrondede? geefd
het te kennrn, mdiengy kloek van verjiand zyt,
me heeft hare maten gezett t Want py •weet
het: ofte w,e heeft over haar em nchthoer ,e.
trokken! Waar of zyu haregrmdvejten ntder-
» ge