;; ..i
Itííí'i;!-.
•IV'"' •
•"tií:
itl'Híider
1041 GE E S T E L Y K E
te rooven; hy rooft den elendigen, ah hy hem
trekt in zynnet. XVli. 12. Hy isgelyk als een
leeww, die kgeert te rooven, ende alseenejonge
leeiiw, zittende in verborgene piaatzen. XX i i .
22. Ferloß myuytdesleeuwenMuyl. XXXV".
17. HEERE breng myne ziele welenfchen
van haarlieder ver-wgeflingen ntyne eenzamc
van dejonic keimt«. LVII. 5. Myne Ziele
is in het midden der leewjjen, ik liggeonderfioo-
kmderen, zvelker tandeii
fließen en pylenzyn; ende hare tonge een fcherp
ziveert. LVIII. 7. Breekafdebaktandender
joHge leewjven, 0 HEERE. Ik f t a a k e o p t e
teilen andere piaatzen der gewyde Schryveren,
voor tegenwoordig my vergenoegende mec die
gene > dewelke de Leeuwen-bevechcende en de
Leeuwcn-doodende Zoon van Jfai, een man
van eenen Leeuwen-moed heeft gebruykc.
P R I N T B L A D DXXXVII.
yí/í ih imen hemel aanzie y het toerk tmer njingeretty de Mane ende de St erren i
die gy bereid hebt.
Wat is de menfch, dat gy zytier gedenkt ? ende de Zone des maifchen dat gy hem
bezoekti
Gy bebt een mmg hem minder gemaakt dan de Engelen, ende hebt hem meteere
ende heerlyhheit gekroont.
Gy doed hem heerfchen over de werken tíwer banden \ gy hebt alles onder %pt
voeten gezet.
Schapen ende ojjen, alle die j ooh mede de dieren des velts.
Bet gevogeite des hemeis, ende de vißchen der zee j het gene de paden der z^e
doorivaudelt*
0 HEERE, onze Heere^ hoe heertyk is me naam op de gantfche aarde. Pf,
V I I I . vers 4. J. 6. 7 . 8. 10.
Dit Konfltafreel vertoond Jen Menfch in d'eerflen ßaat,
En voor zyn z~jLiaaren val. Hier heerfcht hy over dieren >
Het zyze de aard betrein, in lucht of water zwieren.
Maar deeze Magt verhör hy door het zondig kwaad.
Nu flrekt deez' heerjchappyzo fchoon, hem tot geen baat.
Hy kan de driften van zyn harte niet beßieren.
Hy weet zieh zelve niet te breid'len, te manieren y
Ter'^yl hy 't rechtfnoer van de rede altoos verlaat.
Heiaas! wat is den Menfch? (dus roept hv in d'eilenden)
Maar als hy 't 00g der Ziel * wil naar de CODheid wenden, *I>eredt(
En 't heil erkennen, kern gefchonken in GOD S Zoom
Dm niet hy zynen ßaat by dien der Eng'len i
En hy van blyfchap en vertrouwen mgenoomen^
'^oogt, door 7 geloof, een plaats te erlangen voor GODS Throon.
De Koninklyke Snaarlied-fchryver opend
het aldergrootfche Schouwtoneel van de
gantfche Wereld, de aldergodvruchtigfte weg-
•wyzer leidonsdoor deonmeecbare ruymtens der
hemelen. brengd ons wederora tot op het ftippunrjeder
aardejOnze woonplaats,waarlykniet
tot dat einde,dat wy het gemoed door ydelebefchouwingen
zouden verzadigen, en door de
bloijtc kcnnisder Naruiirlykc dingen, datwyde
magc zouden opproppen met de aldcrlekkerfte
fpyzen, en met dezelve het elcndig, zoo voi
wormen zynde ligchaam , het welk wy omdragen,
zouden raeften, maar op dat wy den
Schepper van oneindige volmaaktheden zouden
kennen > cn met volle monden roemen. Dat
gene, het welk van David re betogen waSi is
gene vergadering van fchatten, gene behaalde
groote luyfterroem wegens geleerdheid en treffelyk
uytgevoerde zaken -, veel minder eene optclling
by de vingeren van vry vele buycenfpoorigheden,
verdorven gemoedsdriften, onrechtmarige
handelingen, huychclachrige veinzingen
cn ontveinzingen , maar de verkondiging
van GODS lof. O HEERE, onze
HEERE, hoeheerlyk is uwe naam op de gant'
fche aar de!.
Oru
T A B . DXXXVI I .
PSAJL. -V-m. -V-. -Ì. r.
Ec<|iud est JLOjno mortalis.
•ÍJlílJ . VIU.
" " i i i :
I : iJi;!;..,!,
Pi,.
I: 1
•II,:;;!
- 'ili:'' • I
Eli: ^