•liiiJ: I
l|pi,!lli"lilHi;l,!rír,
992 G E E S T E L Y K E
geboren in denjare 1203. en geftorven boecvaardig
ce gelyk en arni in hcc j a a n i S ^ . Deze
jilfonfus. ;dus zegd SanBius, een Spaanfch Gefchied
Schryver IV. D, 5. kap. heeftgeiracht,
Over de Goddelyke werken , dewelke aldervolmaakfi
zyn^ en met de aldergrootfie wysheid,
f ewichte, mate en getal gefchapen vonnis tef 'rytn
en te verbeteren: 'juant met eenegodtaßerende
mond zeide hy rond uyt, dat, by aldimhy by hn
btgin der menfchelyke fchepping in den raad des
Alderhoogften GODS badgezeeten, eenige zaken
beter engeCchikter zovde zyngefchapen ge-
"jueefi. Oydefe, orampzalige^ ohovaardigeen
onnutte woorden! Van dit gevoelcn was David
niet zeigende: uwe werken HEERE, zyn
wonder^k, en wie zal dezehe volkomentlyk verflaan?
En wederOM: hoe groot zyn uwe werken,
0 HEERE ^ gy hebtzealkmet wysheidgemaakt.
ßy aldien die woorden naar de letter,
g e l y k zy daarleggen, worden opgevat, kennen
zy van d e misdaad van ongodiftery en fchrikk
e l y k e Godlafterin® niec vry gefproken worden.
D o c h zoude niiflchien zekerKectermeefter^rn.
oldus trachten Alfonßts uyt d e L y f t der Ketters
uyt te fchrappen, namentlyk door dez e uytiegg
i n g } datdieStarrekundige Koning, naar welken
de Alfonzifche Tafelen den naam ea roem
dragen, het werelds-opftel van Ptolomeus, in
die beuzelachcige Eeuwen aangenoraen, heeft
willen befpot ten, als o n g e v c e g e l y k , omgerymt,
hoedanig het 00k hedendaagfch word aangemerktj
miffchien voor uyt vermoedende, lang
yoot Koperntkiis, dat de ordinantie dtz wereld
zeer verre wyzer en gefchikter is, din Ptolomeus
had verzonnen. Edog by aldien dit de
meening van den Koning wäre gewceft, ZOG
had hy behooren door eene tuchtraeetterlyke
roede te kaftyden de menfchen, dwaazc iiyrleggers
der goddelyke werken, niet G ü D denal«
derwylten Schepper.
D e laatfte woorden van den T e x t , dewelke
volgen} ofte kondgy de heerfchappye des zelven
de aar de beftellen? ey ta buf ouranonhomothumadon
genornena (epißaj'ai ;} ofte welke onder
denhemcltegelykgemaakt (weetgy? ) derLXX.
dulden verlchcide verklaring. Mifchtar betekent
eigentlyk hcerfchappy, regeering, bediening
van ecnen Vorft of Üverften, op wergeverlyke
machtgegrond. D&ztheerfchiippyem,
by aldien dezclve tot de aarde behoord, zier
buyten twyfel o p degebruykenengemakkelykheden,
dewclkedezeiPWei, onzewoonplaacs,
heeft van de alderftandvaftigfte beweeging en
ordinantie des hemel s , en te gelykaldertalrykße
z y n en aldergrootfte. Want van daar die onveranderde
en alderwelgeregelftebeurtwiffding
van dagenen nachten, maanden, jaren, tyden
des jaarsj ja het leven zelis van planten, beei
l e n , menfchen. Zoo dat wy op geenderley
w y z e nodig hebben met den Starrewichelaars
vaft te ftellen, nog in onz e herifenen te fmeedea
de iovloeden der Planeeten op onze ligchamen
en gemoederen, op verftand en wül e , Algemene
beften, Koningryken, en derzelver beg
i n z e l e n , veranderingen , ondergangen, her
leven en laatfte noodlotten van Koning
Vorften. Köningen en
Job X X X V I I I . vers 34.
Koííd gy ime flemim tot de toolken opheffen j op dat een Qvervloed van water u
bedekke ?
Kond gy de blikzemen uytlaten^ datze henen varen ì ende tot u zeggen-, ziet hier
zjin ivjii
D e ftemme GODS is zelve eene aldermachtigfte
, en door gene eindpalen omgefchreve
heerfchappy, deíTelfs wi l len is g ebi eden, bevelen
is uyt te werken. Aan deze ftemmegehoorzamen
aanftonds alle fchepzelen, bezielde en
onbezielde. Hy roett cenen honger in het land,
hy breekt allen ftaf des broods Pf. C V . i6. Hy
foerft eene droogte geroepn over het land, ende
over de bergen ^ ende over het koorn, ende over
de moft, ende over de olie, ende over het gunt
de aardbodem zoude -voortbrengen : 00k over
den menfchen, ende over de beejien, enoveralltn
arbeidderhanden.Híg^. 1.11. Ézech.XXXVI.
29. InderdaaddeAlmachtigebewaardvoorzicb.
zelven zyne roeping over de regen, ja over
Sipbgnath majim, overvloed der water en, hu'
datos labran, ftortregens, jaookwea'lichtencíí
blixems, keraunoits, van dewelke elders.
m e heeft de
g e g e v e n i
Job X X X V I I I . vers 3á.
in 't binmnße gezett ? ofte wie h e e f t den ziti het v e t ß m
D e werkzaamheic om de H. Schrift te verklaren
is ZOO veel te moeyelyker, als 'er woorden
ia den oorfpronkelyken Text ecnen dub-
beiden , of veelviildigen zin toelaten. Ten
voorbeelde zy deze T ext j in welken het eefie
en zelve woord by dezen becekend nieren, by
gencn
N A T
u u R K u N D
genen ingewanden ^ anderen weefßer: het ander
betekend by dezen het herte, by anderen
een haan. Bezwaarlyk is hetzi g uyt deze doolhoven
te ontwarren.
D e zamenvoeging van he: herte en de nieren
is niet ongeraeen indeHeiligeSchrift. Pf. VII.
IO. word G O D genaamt rechtveerdig, dieherten
en nieren beproeft. XXVI. 2. Frorft »ly,
HEERE, ende verzoekt my ; toetß myne nieren,
ende myn hei-te. LXXIll. 21. Aismyneher.
te opgezwollen was^ ende ik in myne ni'erenge-
^rikkelt Wierde. Spreuk. XXI I I . 15.16. Myn
zone, ZOO uw hertewysts; myn herte zal blyde
zyn, ja ik. Ende myne nieren zullen van vreugde
opjpringen j als liwe Uppen biUykheden fprecken
zidien. Jerem. XVI I . 10. Ik de HEERE
doorgronde het berte, endeproeve de niertn. XX.
12. Gj, HEERE der beyrfcharen, die den
rcchtvaardigen proeft, die de nieren en het herte
ziet. Dog in de aangehaalde plaatzen worden
de nieren meerendeels belajoothtnhahertelebab
genaamd. Doch in onzen T e x t worden de
ren door een^enoegzaam ongebruykelyk woord
beftcmpelt Thuchooth van Thouach beftryken,
overdekken, om dat dezelve door vet omgeven
z y n j enhet htnefchechoivanfcbacha, denken,
irgens een denkheelt van maken. De Joden namentlyk
hebben de ziele van den menfch liever
geplaatft in het herte en de nieren, dan in de
herlTenen. Daar nu tegenwoordig by ons de
Hoofdzetel der ziele de harflenen z y n , de fpringbron
van hec gantfche zenuwachcig geftel, by
gevolg ook van alle beweeging en gevoel. De
eige Tale der Joden is, waar van ik overreed
ben, meer Dichtkundig dan VVysgeerig, geweeft.
Ünder den naam van HerteznNierenhthhzn
zy verftaan de binnenfte dieptens des lighaams,
de inwendigfte binnevercrekken, in d ewe lke de
gedachtendermenfchen, ofwysheid, fchuylen.
Miffchien is het om deze reden geoorloofd de
«ieren van onze Latynfche Overzetting met de
Moedertalige over een te b rengen, dewelke heeft
verborge wysheid, heimliche weifsheit.
Vry van meer moeielykheit is de overeenbrenging
der Uytleggers rakendehetanderpunt
van onzen T e x t . Wy zetten de woorden quis
indidit cordi intelligentiam over, wer hat dem
Hertzem verftand gegeben? de Nederlandfche
vercaling: wie heeft aenzm veiftandgegeven
? De eerfte, dewelke dit woord fechevi
in dezen zin heeft opgevac, i$ Kabbi Simeon,
2oon van Lakis, inhetTalmudifchTraftaatde
Capite Anni fol. 26. a. Andere Leeraarsonder
den Joden zyn hem gevolgt, ook eenige Uytleggers
na Hieronymus. By aldien wy Plimus
hooren is de haan onder de onreedelyke dieren
alderredelykfte. X. B. 21. kap. Deze onze
mhtwakers gevoelen de eere, welke de natnar
on den ftervelingen tot het werk op te wekken,
f« de Jlaap af te breeken heeft verwekt. Zy ken-
^in de fterren, en onderfcheidcn over dag door
gtekkt/maai i relk c dtdiei-ime-niru-trj-ds: met de Zon ma
ter roeft, m of de tydder merde kger-•usake
fen zy -a'tderam tot zorg en arbeU: ook du
roeduldm
^zy m^e^t dj at
kruypt. Zy gebieden "ínl^are zoort
heerfchappye in welk buys zy ook zyn. .
XIV. B.Zy zeggen, dat de Haan by het opgaan
van de Maan als door eenenGoddelykengeeßaangeblazen
uyt al zyn macht kraaiten huppelt : want
ook het Ooßen bedriegt bem nooit. Oe haan namentlykis
een,van GOD aangeftelde, bchildw
a c h t , of ecn flaand uurwerk, hec welk de
menfch uyt den ilaap opwekt , en tot aanvaarden
van zyn werk voortzet. Doch of deze zyn
ampt waarneemd uyt een voorneemen, dus by
z i c h z e l v e n redcnerendc: hetampt van eenSciiildwacht
is my opgelegd, derhalven, zalik dit
myn amptwaarneemen, zoomoecikbeftiptelyk
o p dit of dat uur door myn gekraai de menfchen
opwekken, en denzelven de ilaap verdryven,
durve, nog wil ik nietverzekeren. T'ceniger
t yd beter ondcrricht zullende zyn wegens de
Brief-wiffeling der beeften (Mofcheno Lettere
miffive e refponforie delle befiie, ) zal ik iecs zckers
voor den dag brengen. Gm de eerluyiler
van den haan nog te vermeerderen zal zeer veel
dienen, by aldien door zyn behiilpmiddel gevonden
zuUen worden de lengtens van de plaatzen
der aarde, zooangftvalligenlanggezocht,
waar toe hope \icdz en Rouille de Meß ay,
d a t , by voorbeeld, een Porcugeefche Haan,
gewoon onitrent middernacht te krayen , in
• V rankryk ten een uur zal krayen. Zie BrefsU
Samml. in het jaar 1717. van de raaand September
bl, 146.
Daar is nog over ig, dat w y eenige zaken zeggen
van der L X X . Taalslieden overzetting
aan dewelke voor een haan vrouwen behagen.
Dezelve luyd dusdanig : tis edooken gimaixin
huphafmatos fophim, ey poikiltikeyn epißeymeyn;
of wie heeft aan de vrouwen de wysheid der %ueeverygegeven
of de wetenfchap om tefchilderen?
Z y hebben geleezen voor betvchooth in de nieren,
betouvooth in de fpinfiers, welk woord afftamt
van tbavah fpinnen : doch de konll van
weeven zelve hebben de LXX. verändert in
hupbasmatos fophiam , wysheid der weeving y
want de Griekengebruyken zonderonderfchéid>
het welk u y c / / owem, Hefychiusi Evßathius
blykc. Gemakkelyk zagen de Griekfche Kerkenleeraars,
gelyk zy konnenzien, eeneongevoegelykc
fchikking der vrouwelyke handwerken
naaft de ovcrheerlyke werken GODS ,
-alwaaromzig Severus i Olympwdorus , KryfofibomusiNazianzeniis
wonderbaarlyk wringen,
om met opgefmukce verwen die Overzetting
der L X X . te beftryken. Hoor Natzianzenus.
Terwyl hy optelt die dingen, dewelke in den he'
mei en op der aardé gebeuren ^ heeft by daar aan
\eknoopt: Wie heeftdenvroKwen-, anderßnsien
rachteloos geßagt, in de konß van weeven onderweezen,
engetoond, dat zy tot de verfcheident"