If
8 9 5 G E E S T E L Y K E
"Diez' Print bevat een' ruyme Om h eed te weyden in den lof
Pes Heeren, -wonder in zyn' daadeo.
De groote wysgeer Job. volleerd
In Goddelyke 'wysbegeert'.
Gaf SCHEUCHZER voet, om, in deez' bladen,
's Mans denkbeeld, dat hy had van GOD,
Beßierder van elks fiaat en lot,
En van zyn' •aierken ons te ontvouwen.
Tree dan, nooit anderzoekens moe ^
0 Leezen tot deez' boekfchat toe,
En wil GODS wond'ren klaar befchowwen.
Heer Scheochzers pen ts beß bekwaam
Tot eer en grootheid van GODS naam.
Job is van het zelve verftand mec David Pf:
X X X I I I 6. Doorhetwoord des BEEREN
zyn de Hemekn gemaakt, en door den Geeß zynes
monds al haar heyr. Dat geen hec welk
David hec heyr der hemelen is, dac zyn Job
derzelver vercierflelen, namcnclyk de vafte en
dwaalfterren. Hier over vale geen verfchil
Maar veel over Nachafch bariach, vUichtende
flange, flange der handboom. Deze zoeken zommigen
in den hemel, anderen op de aarde, in
de lucht, in de z e e, anderen inde helle. Want
men vind'er, dewelke willen, dat als met de
vinger word geweezen opdieoudeSlange, dewelke
genaamd word de groote roode Draak
Wiens fteert trek het derdendeel der fterren
des hemels. Openb. XII. 4. Dewelke
de tophoogtens des hemels beklimmen, zyn
zelve onkundig, of in twyf tel , werwaarts zy
zieh moeten wenden. Zommigen verftaan met
onze Latynfche den grooten en kleinen Beer,
welke twee gefterntens onder den naam van den
Draak voorkomen. Aan anderen behaagd de
Melk-wegy eene witte bandftreep door den gehelen
omloop des hemels even als een flange
uytgeftrekt, dewelke door verrekykers gezien
eene verzameling is van ontelbare kleine ftarrecjes.
De verklaring van Beza is deze : Hy heeft
de Hemelen met eene onuytfprekelyke fchoonheit
verciert, en die rtngßreepen door hare drayingen
overal de hemelen, even als flangen doorlopende,
zyn hetgedraaide werk zyner banden. Welke
verklaring zoude können dienen voor het opftel
der leere van Tycho Brahe', in het welk de
wegftreepen en beweegingen der Dwaalfterren
flanggedaantige ronde kringen zyn: alhoewel
ik [oc noch toe niemand heb gezien, diedezen
T e x t van Job aan die Leer-opftel heeft toegepaft.
Die de afgrondender zee bezoeken, vinden
onder het geleide van Coccejiis overjobhi.
1 7 1 . den JValvifch ; als eene onbiiygzame flang
e , recht uytgeftrekt, even als een handboom,
tot onderfcheidtng van de gedraaide flange. Dez
e beide flangen komen voor Jez. X X V I I i.
Te dien dage zal de HEERE met zpen harden,
ende grooten, ende fierkenfweer de bezoeken
den Leviathan: de langvaemelende flange, nachafch
bariach , ya de Leviathan , de kromi
fiamme flange, nachafch gnakkalluthon , enk
hy zal de drake die in der zee is dooden. Dit
groore Godgeleerde verkieft een levendig fchep.
z e l , geen gefternte, om dat op eenefterreniet
paft mec den fiveerde bezogd te worden. Eindel
y k zoekt Pineda over Job II. D: 367. bi.di
handboomigeflang, envind die in deomzweevende
luchtdamp, den blixem verftaande, ea
vluchtig Luchtverfchynflel, het welk door flang.
vormige pylfcheuten met de alderfnelfte 1»
weegmg de lucht doorvUegt.
Mobilitas avtem flt fulminis , ^ gràvii
iêîns,
Et celeri ferme pergimt flc fulmina lapftì,
Inter enimfiigity ac penetrai per rara vi'
arum.
Non igitiir tniiltis offenflbus in remoratidi
Htsfitat, hanc ob rem celeri volat im^tt
labens.
Liicret. VI. B. en Seneca Natur. gin^ft. II B.
28. kap. De overdwarjfe lucht -werpt vum
tiyt. Het is een bewys dat zy met groot gr^à
•worden 'uytgefchooten, om dat zyfchuynsgedrtt'
ven -worden; en met eene zeer vlugge fneìhti
Het is blykbaar dat zy niet gaan, maar intii'
worpen worden. Hierom worden ook by d»
Dichters de blixems fchuynjfe genaamd.
ff^ien zoude de vallende weg der fchuynph^i
xemniet doen fchudden?
Seneca in Thyeft. 2. Ad. De gewyde en ongt'
wyde aloudheid heeft inderdaad de ¿//xmi'flgf'
loofd te zyn pylcn van G O D voortgebrachti
en ook worden zy Pf: XVI I I . 15. en Habak
111. I. pylen GODS genaamd. Aan Jitfi^"
hebben den Heidcncn den blixem in de handw
gegeven, en deze zelve alderhoogfte^iwwoni
^enzAmdkeraunios, embrontijtos, blixemende,^^'
xemmaker , donderende ; en Jiipitersvogelzelvf.
de Arent, houd op de Gedenkpenningen ck"
blixem vaft in zyne klaeuwen, Mandius:
Jfueti volUans geftat feu fulminami
Ligna Jove à- calo, quod Sacris tnfl
armis.
Vf
N A T U U R K U N D E . 897
' U y t ontelbare getuygeniflen der outheid zal ik ; met eene lange en beweegbare ftaart, vernielend
weinige te voorfchyn brengen. j en verfchrikkelyk voor den menfch, op welke
A . Is een gedenkpenning door de Seleuciden palV het bariach, het z y dat betekend vluchten.
geflagen met het hoofd van den Stich- ' d e , v l iedende, ofhandboomig, of recht. JVant
ter de e e n e , ende blixem o p hy is vluchtende voor den vervalgenden, gelyk
de andere zyde. Want het blykt zelfs ' Plinius zegd, vluchtende voor den Stoutmoeuyt
Hefychms dat Jupiter onder den 1 digen, zoo zegd Seneca, gelykende eeaehandnaam
van Ccraunius te Seleucie is ge- ; boom, een lang rondtwerpig hout, dikwylster
dicndgeweeft, kerannios, embrontiflos, ! nederleggende als de ftam van eene nedei^e-
Kai Zeusen Seleukia. Op andere Ge- worpe boom, zullende den onvoorzienen op
denkpenningen komdhet opfchnftzelve het lyf vallen, recht, in tegenftellingvanflanvoor
Z E U S K .EI<AUNIÜS, e n gen of draaken, zieh in kronkels en bochten te
' zamen draeyende.
Eindelyk hoedanige verklaaringe ook mochte
gelden omtrend Jobs Nachafch beriach, hec
z y de denkbeeiden van den aldergodvruchtigften
Wysgeer hebben gevlogen naar deStarrenhemel
, of luchchemel, of de waceren, dit
blyfd altyd zeker, dat uic alle cpgetelde werken
met de alderklaarblykelykfte ftraalen uycblinkt
de oneindige en macht en wysheid van
den Alderbeften en Aldergrootften ücheppcr,
hec betoog van wiens Eigenfehappen het voornaamfte
doelwit is van onzen Schryver.
de blixem op eene tafel ^ ^
ß . Eene penning van de grootfte zoorc uyt
de Schatkamer van den Alderkriftelykften
Koning, door den Efezerengemunc
onder Antoninus Pius.
C . Eene penning van de grootfte zoort uyt
dezelve Schatkamer onder Vents.
D. Eene penning van gezegde zoort uyt dezelve
Schatkamer onder Commodus.
De zeer Beroemde Hafaus in zynen Leviathanbl.
107. verftaatdoor Nachafch de Krokodil,
een beeft van een langwerpig ligchaam,
l o b X X V I . vers 14.
Ziet, dit zyn maar de uyterfte einden zyner wegen: ende luat eenkleinfiuhshender
zake hebben ivy van hem gehoorti ivie zoude dan den dander zyner mogentheden
uerjlaan I
Waarlykdat geen, het welkj^ö^totnogtoe
ten tonele gevoerd heeft van de groocmachtige
werken GU1>S. en het geen hy in hetvervolg
zal zeggen. is hetgeringltegedeelcedierzaken,
dewelke zouden gezegd können worden Ket~
zooth, derachon, deelen, randen, uyterfte zyner
wegen, den LXX, merey hodou autou. Alleenlyk
eenige trekken, en zwakke bewyzen.
Even gelyk een Schilder eene eerfte ontwerpfchers
op . het papier brengd, de fchildery naderhand
könftigeruytwerkt, zal hy echternooit
dezelve zoo volmaakt uytwerken, dat dezelve
het oorfpronkelyke zelve in allegetalenendeelen
gelyk worde gemaakr. Dus is het ook ons
geoorloofd, ja het is ons opgelegd, de ondervinding
leidsman zynde, en ernftige overweeging
voorgaande van de groote werken GüDS
te fpreeken en ce fchryven, en zulks wel , het
welk ons kan aanfpooren en ook moet tot ver-
Kondiging der lof-geeving van den Alderbeften,
en Aldergrootften Schcpper. Doch eindelyk
zal in het andere leven, de duyfterheit van de
oogcn zynde weg genomen, veel klaarder verfchynen
het goddelyke der werken G O D S , de
binncnftczamenbouwingvan de voltoijiiig, wel-
Ke IUI aan ons is verborgen, en zoo volmaaktelyk,
als ons eindig verftand zoude können bevatcen,
ja wy zullen G O D zelf met verheerlyktc
cogen befchouwen. Dat geen het welk
w y nu beredeneeren, fpreeken, fchryven, bcvatten
, onderzoeken, en alles wat de alderfcherpfte
Wysgeeren hebben nagefpoort , is
Schemets dabar, een klein woordje, eengemom.
pel, eene kleine druppel redens, de L\X..ikmas
logou, alwaar de Griekfche Verklaarder, exeplageymen
epi tois eireymenois, wyzyn verbaafi
geweeft over die zakcn, dewelke gezegd zyn, dewelke
nacht ans zyn als eene druppel van die an'
meetbare afgrond; en Symmachus pfithurifma
toon logaon autou. Want, zeid Job verder,
JVie zoude dan den donder zyner mogendheden
verflaan? dat is, de grootheic zyner macht,
o f zyne aldergrootfte macht, gelyk gebouroth
jefchangde flerkten der zaligheit, Pf: X X , 7.15
de hoogfte gelukzaligheit. Niet meerkönnen
w y , ZOO lang als dit bouwval l i g ligchaam in dit
leven met onze ziel isvereenigd, verdragenhec
alderluifterrykfte licht der Goddelyke wysheid,
en de alderdoord ringen fte kracht der mogendheid,
dan die Ifraelicen de den deren van den
van boven donderenden GOD. Daar moet zyn
eene evenredigheit tuflchen het voelbaar voorwerp,
en hec werktuig van het gezichc, van
het gehoor, zoo ook tuflchen de vatbaarheit van
de ziel, en dat, het welk moet bevat worden.
Het eindige, het welk eene regelisderBewyskonft,
kan het oneindige nietbevatcen. Deze
onmachc ftrekc zieh uytoverdegeheleNatuurkunde,
' i
I , I