, f
T U U R
ons op tot vroeger tyden, die zelf de landbouw
wetten te gelyk en de Ofle-regeerfters
heefc voorgefchreeven: gy en znltniet arbeiden
mt deneei'figeborenenwwes ojfes. Deut. XV. 19.
Gy en zult niet floegen met eenen ojfe, en met
eenen ezel te gelyk. üeuc. XXi l . 10. De Oudßen
der Stad dewelke, of omtrent welke
eene manflag begaan was door offerhanden ce
verzoenen ) znllen eene jonge koe van de runderen
nemen, met dewelke met gearbeid en is, die
aanhetjocknietgetrokkenenheeft. Deut. XXI . 3,
De tyden van Job overfteigeren die van Mo.
zes, derhalven is het buycen twyffcl, en klaar
W'^tjob I. 14.. dac hy 500. zyne of 1000. jok
offen tot de landbouw gebruykt heeft. Maar
gepaftelyk klimt Jczaias op tot de eerfte oorfpronk,
dezezeer nuttige uyrvindingaan GOD
coefchryvende kap. XXVl I I . 35, 26. Ijjet met
alzoo? ivanneer by het bovenße des z^'
gemaakt heeft, dan firooit hywikken ende fpreyt
komyn, oftehy 'jverpt'er van de bejie ter'we in,
ofte uitgelezene gerjle, ojte fpelte, elk aanzyne
plaatze; ende zyn GOD onderricht hem van
dewyze, hy leerd hem.
Eindelyk ftaan opdelaatfte pIaatsonderJ'£?¿í
groot vee ezdinnen 500. in zyneneerften ftaat.
in zynen herftelden 1000. Op andere piaatzen
in de H. Schrift en doocgaans word hec
ezels geilagc onder de rykdommen der Aarrsvaderen
en Koningen vermeld. Het waseene
groote cere voor Jechdeja den Mcronothiter
I Krön. XXVI I . 30. dat David hem fteldde
over de ezelinnen. Van de waardigheit des
opzienderfchaps over de ezels-ftal zult gy hedendaags
niec leezen onder de ryteis der Amptswaardigheden,
maar wel van de Paarden Die
arme Joden, uyt de Babiloniiche gevangenifTe
vry gelaten, hebben met zieh mede gevoerd
6720. ezels. Ezra II 67. Wegens het gebruyk
der ezels, byzonder in de Oofterfche Landgeweften,
zouden veleMingen können gezegd worden.
Het blykt uyt IietHcilig Wecboek, dat
deze beeilen bekwaam zyn om laften tedragen :
dat mannen op dezeive gereden miflchien betet
ge-ezelt hebben , by aldien dit woord in
gebruyk ware_) hebben, die door gezach hoog
athtbaar waren : dat zy gebruykt zyn geweeft
om retrekken, re ploegen, te malen, renoorlog:
het vleelch gegeten by gebrek van jaargewas.
Alle deze zaken zyn breedvoerig te leezen
by Bochart Hierozoicon I. Deel II. ßoek.
kap. 2. 13. 33. Tineda over Job bl 37.
P R I N T B L A D DVIL
Aisdezemgfprakzoo hwam een ander ^ ende zeiäe: het vyer GO DS viel uit den
hemeÍ y ende ont^ak onder de Jcbapeny ende onder de jongens ^ ende verteerdenze:
ende ik ben alleen jnaar ontkomen om het u aan te zeggen.
Als deze nogfprak ^ zoo kwam een ander y enzeide: uwe zooneny ende um docbteren
aten, ende droncken wyn in het ht^s hares broeders , des eerßgeboorenen :
Ende ziet, een groote wint kwam van over de woeßyne, ende fliet aan de vier hoecken
van het hays, ende het viel op de jongelmgen, datze ßorven: ende ik ben maar
alleen ontkomen 3 om het u aan te zeggen. Jobl. vers lö. 18,15),
IVit naar en vreefelyk gezicht!
De feilen Blikfem volgt den Donder,
En werpt, daar hy al d' Aard verhebt,
M wocdende het bovenße onder i
Hy klinkt den Menßhen, en het Vee,
En Hof en Huts, en Boom ter neder <
Heiaas! wiens hart word niet ged'wee?
IVien treft dit naar va'toog niet .teder ?
Dit zyn, Befpieglaar van deez' prent,
De middelen, waar van de Alziende,
Op dat 's Mans Godsvrucht -ivierd bekent,
Zieh by den woomen JOB bediende.
Die, nimmer morrende onder 't Lot,
En bukkende voor leed noch plaagen.
Zieh overgaf aan zynen GOD,
En zei: GOD fchonk 't naar zyn behaagen,
En nam het wederom; zyn Naara
Zy nu, en altoos eer gegeeven;
Hem werde hierom nimmer blaam.
Noch fmaad noch lafter toegefchreeven.
d ¿Gy