G E E S T E L Y K E
9 0 4
Wondheelkonfl, dog dewclke in körten tyd als
eene nevel zyn verdweenen: de omloop nan het
bloed in het licht gebracht door JVtlbelm Harvey,
Lyfarcs van Karelen Jacob, Köningen van Engeland,
ter eere van welken entotwienslofhec
volgend opfchrifc in de Vergaderplaats der Geneeshecren
te Londen word gevonden: Indiißria
, fagacitate , fuccejfu twbili, perpetuos
Sanguinis afius, circulan gyro fug ientes prim:
prom. dgavit mundo. Nec pajjiis ultra mortales
fua Ignorare primordia, aurcnm edidit de ovo
ntque pullo tibrum. Sic novis inventis Apollineam
ampliavit artem meruitque ejfe
ßator perpetuus. Dat is, door fchranderheit.
fcherpzinnigheir, voortreffelyk gevolg, heeft
hy de eerfte de geduurige driften des bloeds,
door eene omloopende rondomdraying, aan de
wereld aangekondigd. En niet duldende dat
de ftervelingen langer hunner eerfte beginíTelen
zouden onkundig zyn , zoo heeft hyeen goud,
in waarde gelyk, bcek over het ey en het kieken
in het hcht gegeven. Dus heeit hy door
nieuwe uytvindingen Appollo's geneeskonft vermeerderd
— en heeft om een altyd Standhouder
te zyn verdiend. Het is bekend, met
hoe groote roem een tyd lang geblonkenhebben
de Scheikonfl belangende, voornamentlyk die
verhevener, dewelke naar het guide V lies haakt,
de Broeders van het Rooze-kruys, welker voorganger
Breeder KrißiaanRoJ'encreutz, een Monnik,
al geleefd heeft in 't jaar 1583. Inde
Ontleedkunde hebben wy omelbare ontdekkingen,
át melk-vaten, onidckidooT Afillius, de
horß'pyp door Pecquet, de Speekßl-pypen door
ßartholinus, fVharton, Nuck, andere door
Steno , de fchikking der Harjfenen door fViliißus,
Fieuffenius van het oor door du Verney
en Valfalva, van het Hert door Lo-^erus, en
wat is 'er , bid ik u, het welk het oogpunten
het fnymes der fcherpziende mannen A/á/jpí^tóíj
en i2«j(/í:¿ heeft ontvlooden, tot zelfsdealderfynfte
pypjes der flagaderen, en de affcheidende
pypjes der klieren ? Zoo dat de gantfche
Ontleedkunde eene ten eenemaal anderegedaante
dan die eerfte heeft aangetrokken, de Geneeskunde
eene andere. De wereld is vol fViskimdtge
en Tuygti'erkkundige uytvindingen. Dat
Des-Cartes wederom op het toneel kome m<
zyne Stelregel, Algebra
hooger, ja alderhoogft(
ton en Leibnitz met zyne
Bernomlle met de krommen
en derzelver eigenfch-ippe;
Jais, de aldergelukkigftc herííelder van het Leeropftel
i wel t<
rap verhe' , New
naligerekemng,
•fcheiden zoort
Galila^us de Galimet
vaii/ir<?/«"»/í"?/J,metzyneVerrekykers,Ctfífìn
en Huigens met de nieuwe wachters rondoni
Jupiter enSaturnus,Scheiner mec de vlakkenin de
ZonyHevelius, fVeigelius.andere met nieuwe vaße
ílcrrcn, Leeuwenhoek met zyne Fergrootglaazen,
en zeervele,door devoorwerpen vergrootende
glazen by hem uytgevonden , dingen ;
Morlandus met zyne roep-pyp. Tfcbirnhauzen
zyne brand-glaazm, Guejike, Reyhma^
Amontons met AtlFcerglazen, TorricetUus,
fcalius met de Luchtglazen. Voeg 'er by dg
Dnyker-klok van Sinclair, het Scbip door d«
lucht v liegende van de onder water gaan.
de v^^nuy^tnvMDrebbclius, Merßnnus, Bo.
rellus, de fVaterlooper van fVagenfiel, andere
ontelbare dingen van dit ilag. Voornamcndyl;
verdienen met de grootfte lof vereerd te wor.
den die groote Vorfteti hieropaarde, dcwelke
ter uycvoering van zakcn, cn tcr uytvir
van nieuwe dingen ribben onder het lyf zetten"
LodewykAcyLiW. Koningvan Vrankryk, door
zyne Middag-lyn door het gancichcryk, 200
verrehet zieh iiytttrekt, gecrokkcn, door de
vereeniging van den Oceaan met dz Msddellaü.
fihe Zee, en ontelbare andere dingen, dewdke,
als uyrgcvonden, de koninglyke maatfchap.
p y in het licht gebracht heeft. Fredenk Wi
beim, Kcurvorft van Brandenburg, door de vereeniging
van de rivicren de Oder met de Sprn-.
Pieter Alexiezi.itz Keizer van Ruiland, door
de vereeniging vandeKafpifcbe Zeeen de
tus Euxmus, insgelyks van de Ooß met dt
Witte-zee : voornamentlyk ook door de
we aankweekmg vankonftenenwetenfchappea
in zyne landen, dewelke ons zeer vele zakcs
dienftig, aangcnaam, en miflchien noodzakelyk
te weeten van de Petersburgfche Hoogefchool
gelaft te hoopen. Van de groote Hove:
der V'qrften wederom keerende tot de huttei
der byzonderen zoude ik können melding m
ken van de Luchtpomp van Boyle-en-Guerik,
van het ßmger-uurnsjcrk van den Heer
gens, Viahez mrktuyg^v2x\Papin, deWm^
roers, vele andere dingen, dewelke verftrooid
leggen in de Kngclfche -TransaBion , de Ba^
lingen van de Franßhe Konmklyke Academkk
IVetenfcbappen, in deDagboeken der Hoogdi
Ichen , in de Berlynfcbe Mifcellanea enz.
aldien het imand luft van dezealgemeenedenkbeeiden
over te gaan tot eenen enger zin vm
Jobs uyrfpraak, welken' ftaandc houd ]. C
Harenberg in de Biblioth. Brem. Clap'Flll
bl.^^. Zoo können wy G ü D S aldervoorzienenfte
wegen naCpeurenin dconderaardfcheaderen,
altyd nieuwe, en dcwclkc daaruytgegnven
worden, of uyt de duyfternis in her lidit
gebracht worden. Ook begunftigd waarlykdf
zen bepaaldcr zin , welken de voorgaande en
volgende van onzen Text toeftemmen, onzs
Latynfche overzetting ; ipßßrutatur hpidii»
in caligme, d^ denßßima vmbra abditUM, 1>I
doorzoekt deßeen in de donkerheit, en verborg»
m de dikflefcbadnwe, wd ke V crtaling my klairderdunkt
dan de Moedertalige zelvc, dewel'
ke heeft, die Steine, die Finßernis, und
Schatten des Todes. Zoo dac ^ob door obin 0-
phel, denßeen der duyßernis zoude ver ftaan met
ZOO zeer die geftaltelooze bayerd, uyc welk«
de wereld is voortgekomen . het welk FatM»^
wil, of eene zeer hooge berg altyd met de ^I'
der-
N A T ü U
derdikfte nevelen omwonden, welken de H
fl^omas, of eene hooge Steenkh'pdoordeZonne
zwart gemaakt, hoedanigen Nicolaus en Dionyßus,
maar veel ccr volgens de verk bring
van Pineda over Job 11, Deel, bl. 403. ondcraardfche
huolen in rotzen uycgebikt, en de
bergftofFen en mctaalen in dezelve bevat, by
welke ik kan voegen alderhande onderaardfche
fpelonken, doorgaans zeer uytgebreid, met de
daar in hangende druyp-kegels'van verfcheide
cdaante, ndely k de dnyßermjfe zelvc, cn de
Jchiidwwe des dooks, voor welke allen ogenbUk
de metaal-gravers zyn blood geftcld. Hoor
p/;>;i»iXXXIll Bi^ek in de Fomreede. JVy
leven boven eene uytgeholdey om verwonderendt
dut die nn en dan van eenßplyt, of dat dczelv
bcefdy als of dat ook zonaer veroniwaardiging
van de heilige moeder met zoude können uytgedrukt
worden, ivy komen tot m bare ingewauden,
ende verblyfplaatzen der afgeßorven geefim,
wy zoeken fchatten, die perjfen ons , die
dryveti ons naar de onder aar dfcbe , welke zy
beeft verborgen, ende ondergedompelt, die dingen,
dewelke met gebooren worden. En kap. 4.
alwaar hy ipreekt van de goudmynen in Spanje:
Hetgout, dat uyt pulten wordgegraven,
noemen zy ciTi'iViuum, uytgroeven. Deze pypen
der äderen lopengins en weder door het marmer, en
de kanten der groeven. De derde manier zoude den
arbeidder reuzen te bovmgaan, booten door groote
rvinitens gemaakt zynde worden de bergen by
het licht der lampen uytgebolt: dezelve mateder
nachcwaken is het, en in vele maanden word'er
geen daggezien. De fcheuren zakkenfcbielyk neder,
en bedekken de werkUeden, zoo dat het nu
minder reukekos zoude fcbynen uyt de diepte der
zee paarlen te balen, zoo veel Jcbadelyker hebben
wy de aar de gemaakt. Derhahen worden
'er vele verwulfzels overgelaten , om de bergen
te onderßutten ontmoeten zieh de keißeenen, en
zy rekenen niets barder, ten zy dat onder alle
dingen degoud-dorß de hardße'is. Voeg'er by
Seneca §u<eß. Natural. VI. ßoek 25. kap
Onze Voorouders door boop geleid hebben bergen
vm een gefneeden, en op winß hebben zy onder
nederflortingengeßaan. Voor Philippus zyn 'er
Köningengeweeßy dewelke het gelt tot indealdcrdiepßeßhuylhoeken
volgden, waar mgeen onderfcheid
van'dagen of nachten kwam. fVelke
groote noodzakelykbeit heeft den menfch tot de
Sterren verheven omgeboogen enbegraven, op
dat hy hetgout. door geen mindergevaar te zoeken
, dan te bezitten , zoude uytgraven ^ En
Bocthimde Confol. Philof 11. Boe-k.
Hei, "ofie is de eerße geweeß, die de gewichten
van het verborgengout, en de edelegeßeentens
willende zieh verfcbuylen , de ko/ielyke eevaren
heefi uytgegraven? ^ ^
R K U N D E. 905
By deze uytgraving van gout, Tilver, en
andere metalen en bergwerkcn geeve ik totmedegczellmne
den arbeid der Indianen , waar
door zy de alderdierbaarfte geftccntcns uyt de
alderhardfte rotzen uyckratzen , gelyk onze
Kriftalkrabbers de Krißallen, welkerzeshoekige
gelyke figuur, genicen aan decdelegefteentens,^
my gelegendheid geeft om re gifTen, of
met Job in het byzonder met den vinger heefc
geweezen ook op de redengeeving van de gcdaante,
dewelke waarlyk, na zoo vele werkzaamheden
ondernomen door PFilhelmmus ^
Sweedenborg , Cappeler , tot noch toe in de
fchaduwc en eeuwige donkerheit blyfd wegge-
Jegd.
Het middclfte van den Text oulecol tachlith
hau choker, hy onderzoekende tot allen einde, pan
peras autosexakribazetai, den LXX geleid my,
als by de hand, tot de kenniffe van G O D uyc
aanmerking dereindelykeoorzaken: deZurichfche,
hy onderzoekt tot alle volmaáki heit ; klaarder
de Gemeene Latynfche, enbyzeifaanmerkt
het einde van alle dingen: zeer treffe]yk Augußinas,
hy zelf vind alle einde werwaarts hy lets
zoude brengen. Dehedcndaagfche Wysgeerte
ftemd overal zulks toe, en becoogd klaarder
dan de Zon, dat tot zeker einde gefchapen zyn
alle ligchamen van het gantfche Geheel AI,
de aldergrootfte, demiddelzoortige, dekleinfte
, de lichtende, doorfchynende, duyftere,
ons de aldernaafte by zynde, en de ald.rverfte
afgelegene: dat zy tot dat einde hebben verkreegen
eene zamenfchikking, maar van eene
oneindigekonft, alle dingen Zeer gefchikt Wederom
leeraard zy op het alderklaarfte, dat alle
deze en elk byzonder ligchaam bare zamenfchikking
zelfs niet weet, hareeindens, iklate
ftaan die te hebben bedacht. Waar uytzekerlyk
door een gemakkelyk gevolg vloeid, dat
'er zeker onftoffelyk oneindig wys Weezen is,
het welk deze aldervolmaakfte zamengeflclJen
heeft bedachr, ( by aldien het dus te fpreekeii
is geoorloofd), zekerlyk dezelve in zynoneindig
verftand te vooren begreepen heeft, en naderhand
door zyne oneindige macht heeft voortgebracht,
met een woord, dat'er een GOD,
Öchepper. Onderhouder is. De bewysreden
'! des te krachtiger , by aldien wy maar zelfs
ip deze aarde alken in aanmerking neemen de
oneindige verfcheidendheit der gedaantens, derzelver
handhaving, voortzetting door geduurige
aanteelingen, en de aldernaauwkeurigfte
betrekkmg van alle en elke tot zoo vele byzondere
en verfchillende eindens. Eon bewysdom
ten bcgrip van alle, ook der eenvoudigfte
menfchcn , het welk aan de hand geeft elk
dicrtje, elke plante, blad, vrucht, bloemc!
" "»"ti.,.;
P R I N T -