m
Hillii
T»,
li^i:,.
G E E S T E L Y K E
940
dezelve voeten, vleiigels, maanen toefchryven.
Het is namentlyk gemakkelyk, gelyk by uycgevonde
zaken, zoo 00k by dwalingen en leugenen
iets by te voegen. Gy kund zien welke
ik in rayne Alpifche Reizen hebbebefchreeven,
j a 00k Uten afrekenen, maar wacht u , om ontrouwe
vertcllingen te ondertekenen. Ik flaa
Over de vertellingen der draaken met voeten,
vleugels, maanen, dewelke op te teilen al te
lang zoude vallen. Dit zal genoeg zyn aangetekend
te hebben, dat aan de aldergoedgekeurfte
oude Schryvers de draaken niet anders
zyn bekend geweell, dan onder het denkbeeld
van overgroote flangen, en van deze nog met
pooten, noch met vleugels. Augußmus III.
Boek Over Geneßs kap. 9. De draaken '•jDorden
gezegd zonder pooten en in fpclouke» te fchuylen,
en in de lucht opgeheven te -worden. Lucanus:
Ook £y draaken, deivelke fchadelozegodheden
voor aUe landen, blinkende door vergulde glans,
kruypcn.
Wegens de kämmen of Maanen Plinius VIII.
B. 13. kap. Maar dit is wonder^ laaarom dat
Juba de draken gemaand heeft geloofd. En in
het XI. B. 37. kap. Niemand word'er gevonden,
die der draaken kämmen heeft gezien.
Maar niet al te veel, Plinius. Een voorbeeld
is'ervaneenegekamde, gekruyfdeilang, grooter
dan alle betwifting, waardig, dat aan het
zelve ZOO wegens delTelfs z e ldz a amhc id, als
kerheid eene plaatsonderonzePrintbladen,
ne plaats in de verklaring van Jobs Text , v
gond worde. Gene vertelling hebbe ik uytgefchreeven,
maar een alderzekerft en zeldzaam
verhaal te gelyk, fteunende op de geloofwaardigheid
niet alleen van den zeer beroemden bedryver,
dewelke een, tamelyk twyffelachtig ,
gevecht heeft uyrgeftaan, noch door GODS
goedheid in het levcn, maar van vele anderen,
onder den tytel van Anthroopopheomachias onder
de Paralipomena van de Otia ^^ßivalia
van den jare 1729. aan dendoorluchtigen Man
Hans Sloane, eerilen Gencesheer van den AIderdoorluchrigften
Koning van Engeland, en
overwaardigen Voorzitrer van de Koninglyke
Engelfche Maacfchappy en Geneeskundig Genootfchap,
overgefchreeven.
Het is gebeurd in de maand Mey des jaars
1720. dat de zeer edele Ht z iUi r z e l . destyds
Bailjuw van Gryphen, des morgens vroeg te
voet van Griefenzee zullende gaan naadebrug,
leggende over de rivier Glatta, moetendetoen
ter tyd hermaakt worden, tafichen GreiJ~enzee
en Schwertzenbach, in eene drooge floot eenig
geruyfch vernemendc, oordelende, doch te
voorbarig, dat onder de ftruyken en bladeren
hazen fchuylden, den windhond, welken hy
met zieh leidde, aanhitfte om de roof te vervolgen.
De hond de bevelen van den Meefter
niet gehoorzamende, ja tegenfportelende, anderszins
om op hazen jacht te maken zeer viiun
g , fpreidde wandelaar met zyne rotting de.
niygte en Haderen van een. Maar zie
d e adder in het gras jchujlmde fpringt met
wcld, geraasengeichuyffdvoordendag, vjl
o p den zeer goeden man a an, opklimmendete
gen zyne klederen, omringende de hals-boot^
d e n , hem geheel zullendeomeingelen, endeii
man verworgen: aanitondsneemddehazewind.
hond, andersfinseengerroiiwmedgezel, vrees."
achtiger dan cen haas, de vlucht, verlaat dta
Meefter en het k g e r ^ cn loopt met groote fpron
gen
r het Slot. De aUeen-vechter fpant zy.
n e u y t
rfte krachten in om den halstebevrydcn
van dt
1 vyand met eene opgcfperde bek ,<(
tanden
, cn drillende tong alles kwaads drei,
genae, overwinnaar eindelyk zynde werpt hy
her dier onder de voet , pint het met een mcs
in de grond vaft, het zelve door dehardehuij
diep zynde in de ingewanden ingeftokcn, en
zulks met zonder groot gevaar: hy verlaat ia
dezen ftaat het beeft als overwont ien, en inha
mes hangende, zullende zyne weg vervolgen.
Twaalf rreeden omtrend zynde voortgegaan
bemerkt hy de flang zieh in kringen buygmde|
omtrend 6. voeten in de hoog^te opfpringende,
het mes uytfchudden, miffchien niet denkende
aan een nieuw gevaar , voor het welk hy zou.
d e zyn bloodgeileld. De vyand, eenigelprcngen
gedaan hebbende, valt den overwinnaarop
nieuws aan, omringd hem mer eene viervoudi.
ge omkronkeling, en zeer naauw het linlei
been, de kop zynde om hooggeftooken, evei
als een anker gejpleeten drillende. De Bailjüw
ilaat den vyand met de zilvere knop van zya
rotting ZOO l ang, tot dat hy eindelyk vermoeid
en dood, cf als zodanig, zieh kondde onwiiden,
en zieh wederom beyryden. Aanftonds
gevoeld hy in het been door de Hang gepraogi
pynenenopzwelling: het beeft, dood zoo he«
dacht, grypt hy in de banden, draagd hetnaat
het (lot zelve zyn verblyfplaats, en ten bewf
zevanoverwinning hangd hy het als een opgerecht
zegeteken op. Vermoeid van den ftryd, aai
her been g e kwe t f t , begeefd hy zieh te bed, el
tot zwcet, het welk reeds van te vooreo al
ovcrvloedig had beginnen te vloeyen, fchittllj
zieh wederom. Twe uuren zynde verlopen word
hem het nieuws gebracht van hetopnieuwon:-
komen van het beelt. De overwinnaar loopt
'er wederom op toe zyncn tegcnpartydet zullende
zoeken , trekt hem van onder een hoop
houten fchuylende daar uyt, vermoeid zynde
ftraft hy hem weder op nieuws met de ftrop,
en verlaat hem opgehangen zynde , dewclke
des avonds laat tuirchen 8. en9.uun
uyt de wonde uytfpouwende isgeftc
verwe was deze Hang donkergroen, metzwatte
rven. Vi
ftippels gefchildert , lang 5J. Zurichlcht
voet (dewelke gelyk zyn 5'. i". 5"'. Paryfcte).
dik naar evenredigheit van de lengte: in.iar ¡s
dat voornamentlyk iets byzonders, dat hyecne
kam o p het hoold heelt gedragen, hart »1 1«
aanrajien, zoo dai zy den bcrtrydendcn heeft
' gelloonhetbloed
N A T U U R K U N D E .
geftooken, even als eene veder uyteeneftengel
b e f t - a a n d e , en zy-draadjes : de middelfte ftengel
zwar t , de zyvezelen wirgroene , met eene
zwarce boord bezoomt, geiyk menigwerf de
vleugelen der vogels. Dusdanige hoorntjes zyn
driegewcell, hetvoorftehetgrootfte, deoverrige
twee by trappen kleinder. Deze driedub-
-bele kam heeft hy toornig zynde om hoog geft
juken, moede zynde laten nederhangen. Daar
en boven moeten vermeld worden twee kleine
vedercjes aan het begin van den hals aan weerkanten
een De kop, welker trekken de overwinnaar
zelfvoormy heeft uytgefchi lderd, vertoond
Fig. A. endehoorcnt;es enigzmsingrooter
fchets de Fig. ß . Aanbelangende de naam,
dewelke aan dit beeil: zoude pafTen, hang ik
in twyffel : die van Acontia of Jaculum eene
werpfpies komd het eerft van allen voor, om
dat het zieh als eene werpfpies zwaaid. Detoeraam
van Ceraßa verdienen de hoorentjes de
kuyf, kam, uytmakende. Van Cherfydrus,
dat gelyknamig \ is niet Aconcia, of ouk van
Bydrus, om dat in het water leefd en op 't
drooge. De plaats van het gevegt, le chatnp
¿e bataille, ¡s nauwelyks lo. treeden van het
Gryphifch meyr afgeiegen, en fchynen de vinnerjes
te dienen om te zwemmen, ten zygylie-
Ter rot de fprong zwaeying zoud verkiezen.
Elk verkieze, wac hy wU. Op de eehoornde
" • • nPliniü
V I I I .
m van de Cedriedubbele;
^ ' _ het
hy de^vogels
Ceraßc, paftdeplaars
B. 22. kap. Dat uyt hei Itgchc
Uftes dikwyls werdnbbele Chiei
m zieh lob. Op de flang Aamii, het gee.
jElimiisHifi. Jmm. VIIL B. 13.kap.fchryfd.
In de by een verzamelde dingen vanmyneA'rttiiiirkuiidige
Befchryiimg 'uan Z'.i;itzcrUnd
komd den rondom zienden voor eene byna
eveiigelyke gefchiedenis welke ter gedachtenis
nagelaten heeft Conr. Gefsnenis Libr.de Aquatdib.
bl. 528. Doch de befchryving van de
Hang zelve ontbreekt.
De afwyking gedaan zynde keere ik weder
tot de draaken. Twyffelachtige dingen hebbe
ik verhaald omtrend die gene dewelke voeten
hebben, en kämmen, groorere drukken de ge-
»leilgelde. Het gaat het geloof te boven, dat
een gevaarte van zoo veel grootte, en van zoo
veel gewicht door middel van vleugelen kan
worden opgebcurr. Doch gemakkelyk zoude
« t zyn te betogen, by aldien het geoorlofd
Warem zywecgen uyt te lopen, dar deoverle-
Kring van de gevleugelde draaken raoet afgeb
d worden van den Dichteren en Verdichtfellollryveren,
aan den welken
Om alles te dmeti (alle wandroch-igc zakcn
verzinnen ^ altyd lamelyke vryhcid is
iirilzwygende moet niet worden voor by gep
n de kracht niet alleen de lucht, maar ook
® voorbyvliegende vogclen inflikkende. Mcla
9 4 1
I. ß . 19. kap. Omtrent (Rhyndacum ) worden
overgrooteßangengeboren^ en niet alleenlyk
om de grootte, maar ook daarom verwonderlyk,
dat v)anneer zy m deßelfsgrift de bitte en zon
hebben ontvloden, zy daar uyt komen, engapen^
en de overvliegendevogels, alhoewelhoogenjhelv/
iegende. opßokken. Dit zelve verbalen P iwa i
VIll. ß. 14, kap. Uyt Metrodmis. ejßha^
nvs II. ß , 21. kap. Phile kap. 59. ßy den alouden
loden is dit de verborge uytlegging van
het verdichtzel geweeft, dat deze beelten door
wyd open fperrmg der keele , als klagende,
den elendigen ftaat van hundroevig, verlaten,
eenzaam leven befchreyen. En dat onze Job
miiTchien hier op zmfpeelt, wanneer hy zieh
noemd den draken een broder: Micha 1.8. Hieromzal
ik misbaar bedryven ende huylen; ik zal
beroofd ende naakt gaan, ik zal misbaar maken
als de draken i ende trev.ringe als de jongeßriiysfen.
Doch tot onze zaak diend meerder, het
geen de Schryvers verhalen van het jammerlyk
gefchuyiFel der draken, hoedanig ichrik aangejaagd
heeft het gehele heirleger van Alexander
den Grooten. Surigmon men otm apheyke tnegtßon,
kai phiifeymä, hoas ekpleyxai te pantas,
kai ektaraxai. ^Uanus XV B. 21. Van
den Indifchen Draak. En B. XVI. kap. 39.
van den Draak allen inwoonderen van het Eiland
Chi o fchrik aanjagehde, Drakonta mege-^
thei mepßon, ouperoiin kai tonfiirigmon epipephrikaßnhoi
teyn Chion katoikountes. Wat dat
het woord Thannm zelfs afgeleid word van
thannioth , threynein , rowjü bedryven, znchten,
welk woord Recht. XI. 40.is te vinden.
Verder moet van dit woord worden aangetekend,
dat nog in het Ooften over is gebleven: eene
overgroote flang noemen de Türken tinnin,
zenebi ttnnin, Meninzk. Lex. bl. 1443- Tereere
van onze Zwiczerfche Slang, van welke
boven, ftelt de Fig. C. voor oogen eene zeer
zelden voorkomende gedenkpenning, op welke
geteken J ftaat eene gekamde Draak met
drie hoorentjes de onze gelykende) met eene
Merkurius-ftok en Koorn-are, w^ Elker afbeelding
van Patin ^ekreegen heefc de Doorluchtige
Ezech. Spanheim Dif.de Praßantia Namifm.
bl. 264. Zoo eigend ook Galenns Lib
de Ther. aan Pifo. 460. bl. aan den Baßltsk op
het hoofd dric iiytftekendhcden. Fig D. heeft
eeneeenige, het zy een ftukje vleefch, ofeene
Kam, op de penning van de Stad Pantalia in
Thracie,paff/'Ä//Äi,welkeverkeerdelyk by Ste-
!//<zen/Ä»iÄ/wwordgeleezen Spauh.
Ä ö r i b l . 184. Ik gaa voorby de Draaken
op de Penningen der Egiptenaren met het
geneeskriiyd Lotus gekroond, maar uyt het geflagt
Prodlia vercoon ik Fig. E. eene Gedenkmunt,
op welke aan de eene zyde is tezienhet
hoofd van Juno de behouderefle met een geltevel
bedekt S. C. aan de andere zyde dezelve
o p eene wagen met twee paarden, ook met een
geite-vel bekleed, dewelke in de rechtehand
eene