• i E'
•lliiii, : i| 'ij;!
G E E S T E Y K ]
J o b X X X . vei-s 27.
Myii mgewaud zieäet, ende is niet ßille: de dagen der ven zyn mymoT.
Myne inge'jumden, megnai, hey koilia mou,
alle edelder, levendige inwendige deelen, in
d e b o r f t e n benedenbuyk. begreepen, hec herc,
d e long, de lever, de maag, de ingewanden
vcrzengen door koortzige hitte. Zoo Klaagl.
I . 20. Mjn ingfjjand, megnai, is beron-t.
myn herte heeft zieh omgekeertin 'thnmnfievan
my. Waar uyt hec blykr, dat onder de tytel
van ingewand Joh heeft verftaan voornamenclyk
de deelen rondom het her t , het hert en de
long.
. Job X X X . vers i 8 . 30.
Ik ga zwart daar henen, mst van de zonm : opflaande ßhreeime ik in de gs.
Over my: ende myn geheeme is ontfleeken van äormeinte.
Ajjiie buk is zwart
' righeif.
Zwarcheit kan de menfch krygen door verfcheiden
oorzaken. 1. Door drocfheid enpyn
e : ren voorbeeld dienen de Milczieken en
Z w a a r g e e f t i g e n , doorgaans mec eene zwarce
huyd bezet: daar van daan is het, dat de Ouden
onder de oorzaken der Ziektens hebben aangetekend
de zwarte gal , welke de hedendaag.
leben verwiflelen in taay, ilymig, dik bloed,
van trage beweeging, het welk in de uyterfte
buysjes als geftoU h angd, en de doorfchynend
e huyc zeker e zwar thei d raededeeld. Hierom is
altyd de zwarte verweeen zinnebeeld vandroef.
heic geweeft: in dezen zelven zin zegd j^o^,
ik hehhe in 't Z'jfart gewanäeld zonder zonm i
welke woorden by zommigen betekenen eene
droevige geftalte des ligchaams, of 00k zwarce
kleederen: zoo heeft onze Latynfche, ik heb
herien gegaan tn eendroevigge'waad, alsdeZonne
metvoelende: deGemene Latynfche zedeleer
voordragende , droewg hehhe ik gegaan zonder
woede. Deze ondergeftelde zaken können te
gelyk beftaan, het gemoed door droefhei d be-
I v angen, een droeviggelaat vanhetaangeziclir,
een treurig gewaad.
1. Een menfch kan Köder, zwart, gemaakt
worden door de zonne, gelyk de Mooren, en
andere Afrikaanfche V o l k e r e n , voornamentlyk
die onder de Verzengde Luchtftreek woonea,
van dewelke betere gelegendheid om re fpreeken
zal gegeven worden, want onze Job was
koder, zwarc, niet van de Zorne.
3. Van inwendige oorzaken der ziektens,
Job in onzen T e x t : Myne -huit is Z"ji}art gtworden
over my, ende myn gebeente is ontßeeka
van dorrigheit. De alderbefte man griraraelde
van kwaadaardige, brandende zweeren , uy:
zou t i g e , fcherpe ftofFe voor tgekomen, d e kliertjes
van d e huyc af k n a g e n d e , waar door het gef
c h i e d d e , dar de ftraalen van het ligc van de
' Witte, blinkende huyd gewoon wederom gekaatft
te worden, zyn verilonden geworden,
hec welk men in kwaadaardige fchurft, zwari
k w a a d Z e e r k a n bemerken. Zie. Bochart Htm-
, zoic. I. D. II.B. +8. ka^. 535.
P R I N T B L A D DXXVIII.
Ik hen den Braken een hroeder gemrden: ende een metgezeiie der jonge Struiffii
. Job X X X . vers 29.
PFat is dit denkbeeU bang en naari
Deez Man in doodelyk gevaar,
Voor een' verwoede ßang, hem dingende na 't kven,
Koomt ons de fiaat van JOB zeer klaar te kennen geeven,
Daar Hy dien, op zyn wyz' verbloemdt,
En zieh der- Draaken broeder noemdt,
En eenen Metgezel der Sirmffen, jong van jaaren,
Die. door den honger, in heur woede, memant Jbaaren.
Heer S C H E U C H Z E K , die de waar heid van
Den fchyn juifl onder fcheiden kan.
Difcht 11 een overvloed van kenniße in deez' bladen,
IVaar door ge itw' leeskß wet kunt voeden, niet verzaaden. .
ih
Ion. t'.-<ji. XXDC.
Avffi.iTrCKpsDfj-txxi'a
I Ii. r,„:= mi
I ! 1
I ;i