N A T U U R K U N D E .
HET BOEK DER PSALMEN.
P R I N T B L A D DXXXVI.
tFant] hy zalzyn als een boom, geplant aan walerbeken, die zyne vrueht geeft i>i
zyma tyt, en welhrs blad niet af en valt : ende alwat In doei zal ineltehikken.
Pfalm I. vers }. ^
mik amgmaam gmcht'. "k Zie een der fchoonfie ßreeken
J^n de aarde .n Pnnt^erbeeld: ee« boom- en bloemryk Und!
Wat wü d,n GOOS Protheet vertoond ms dm den flani
Eens Vreomen, daar Hy ward hy eenen Boom gekeken.
Die groeyende in den gnnd aan friffche •jjaurbtekm,
Zyn vrueht g l f t of zyn tyd in Eignaars m,lde band,
lerwyl en blad en fchtrrs blyft in een vaß verband,
pn Hern nooit voedzel tot tyn aangroei koomt te ont'breeken.
Wat is Rechtvaardigen, uw heil en
Gy overwind in GOD geßerkt, de
tger dood.
En niets kan uw gehk vertnind'ren "
Jtiyeh dan i vroomen! ßechls met David in iivj fiaat:
De Zön van ttw geluk, die nimmer onder gaat,
Zal in der tyd ml fchoon, dag namaals eeuwig paalen.
De Natüur o fdc gehde Wereldisdoorzig
zelven een overheerly k Schoutoneel en ook
te gelyk een betoogend bewys vandeGoddelykc
VVysheid en Macht ; dezelve is zoo geheel
en ZOO grooc een Toneelcieraad, alle dingen
ZOO netjes vercierd en gefchikt, dar een Hedil-
1er niecs kan vinden, dac hy in hec konllituk
zoude doorftryken: en wy niechec konftwerk
van eene oneyndige fchranderheid, in eene vlige
of aldergeringrt grasje door ons cindig ver-
Itand zouden können begrypen. Maar ook is
dezelve natuur eene Spiegel der Goddelyke
goedheid in eenen anderen zin, in zoo verre de
daden en lydingen, en de inborft, eodefchikking
op de zedelyke Wysgeerceworden roegepaft:
np zodanige wyze geleydenonsdie fiomme
en te gelyk welfpreekende Redenaarslangs
eene gebaande, vermakelyke, en voor onze
Zinnen aangename weg tot overdenkingen van
hoger rang, de natitur totheilzamebegrippen,
van dewelke een namurlyk menfch anders een
affchrik heefr. Hier van daan zoo vele keurlyke
Leenfpreuken, GelykeniiTcn, dewelke
K K . I S T U S , de Proferenen Apollelen gebruykt
hebben, ontleend en genomen, gelyk
deze van den Koninklyken Harpflager, van
boomen , krüyden, vruchcen. Dan eenszulc
gy zien de zegeningofgehikkigen ilaatder vroQmen
vergeleken by eene Wynf tok, Olyf- en
falmboom, dan de boosheid der godloozen,
en de gedutirige pogingen om te fchaden by
doornen, de macht, by cederboomen eneikeboonien,
de onvriichtbaarlieid en hardnekkig.
heid by eene wynftok zuuredruyven dragende
gevemsdheid by eene onv.-uchtbare vygcboom!
Opdusdanigewyzewordelkbofch, dkebooragaard
in eene Schoole, ja eeneHoogeSchoole
veranderd. Een Leeraar acht gevende op de
krachten en Order der natuur recht Over aleene
leeraar-ftoel op, en brengd den Toehoorders,
zelfs uyt hetgeringfte volkdealdereenvoudigften
dan eens tot wilde pruym of appelboomen
dewelke wränge vriichten vcortbrengen, dan
weder tot wyngaarden, akkers, boomgaarden
hoven met de alderlekkerfte vruchten beplanc'
De alderheiligfte Pralmiftgaatonsvoormetzyn
voorbeeld, Van de geltikzaligheit der vroomen
, en ongelukzaligheit der godloozen zullen.
de gefprek voeren. Hy vcrgelykt den menfch
dewelke met en wandelt in den raad der godloozen,
nogßaatopdenwegderzondaren, noch
tu in het gefloelte der Sfotteren (letzim der
hertnckkigen, der Litz-Köffen.) Maar die
zynhß heeft in des HEEREN wet, en d,e
dezelve overdenkt dag ende nacht, vers i t
met een woord een godzalig menfch, hveem
000 —
: ü