II
SN
i S
FI>B
ni;:!:!:;™
- • • i i ,
il
î f i ' Ï Â
--F»:!!"]
IÔ88 G E E S T
fcherpigheit bitcer en vet beiluyten. De Fig. '
A. vercoond deze Boom 5 de Kenmerken derzelver
de Gedaante B. Deze dingen toc nog toc
van de Laurier boom, wanc ecne gehele Laurier
befchryving op ce raaken is onsvoornemen
niet. Het zy my geoorloofd, onder gunftige
oorlofder uycleggers, indeplaats van de Laurier
te ftellen het lavnerboomtje, liée welk byna
cweederley is. De eerile zoort, by ons de
gemeene, het laitrierboomtje met een neerhangend
bîad of Hoogdiiytfch Meztrmi l. B. Di
Laurier' mtî een neerhangend blad, purperbhe-
•mig in de winkels de "•^yf^es Lauriei- C. B.
De andere de altyd groene Laurier met eene
geelachtige bloeme L B. De altydgroeue Laurier
met eene groene bloeme, uan zomtaigen de
tnannetjes Laurier getiaamd C. B. De eerfte
vertoond de Fig. C- Derzelver Kenmerken de
Fig. D. Deze befcliryfc 1 B. dusdanig. Het
is eene ftruyk nu en dan ter hoogte van drie
ellen opwalTende , mec eene worcel in eenige
deelen van een gefcheiden » ter dikte van de
kleinfte vinger, lang, zig diep in de aarde nederlatende,
witce : waar uyc doorgaans ontftaan
enkele, taaye, langwerpig ronde, diinne rysjeSj
met eene dubbelè baft bedekt , de buytenfte
afchgraauw , dun , broos, breekbaar ,
de binnenfte van buyten groen , van binnen
wirachcig, zcer taay, en kwalyk te breeken ,
Zekere zyde wolligheit, wanneer afgefcheurc
worden , vertoonende , onder welke is wit
bout, vaft,-met weinig pic vcrzien. De bloetnen
komen voort aan de zyden der takjeszonder
fteeltje, dan eens enkele, dan cens meerderen
by een gevoegduyt een knopje eer aïs de
bladeren , bleek , purperverwig uyt den roffen
, langwerpig , in vier puntige omgeboge
blaadjes verdeeld, aangenaamvan reuk, in het
midden eenige zafFraanverwige ftengeltjes. De
bladeren doorgaans uyt de knobbeltjes vele te
gelyk, grasgroene van verwe: debezyenmec
E L Y K 1
de rypwording rood wordende, dewelke gedroogc
zynde zwarc worden j welker binncnile
pic een kennip-zaadje gelykc, wie van merg.
De gehele plante, gelyk zy zwaar is van reuk,
de bloeizels uytgenomen, zoo is zy ook overfcherp
en overheet van fmaak. De beide zoorc
ichynd my bekwaamer dan de Laurier om den
Text ce verklären. Dewelke aUyd groenende
word genaamd, eyen gelyk de Laurier, kan genaamd
worden een zinnebeeld der godlozen ,
dewelke het hier op deze wereld ailes naar hun
wenfch verkrygen, die meer dan driemaal gel
u k k i g z y n , vangoederen, eeren overvloeycn.
Dewelke nêerhangende bladeren heefc, vercoond
zeergepaftelykde wegvluchtendc rykdommen,
den alderbloeienften ftàat van zakeneerlang
bouwvallig, den godloozen, dewelke zieh zelven
zelfsbewegende , vrywillige kwaaden op
den hals halen. Beide door hare zeer fcherpe
aldcrbrandenfte fmaak, derzelver Dwingelandyen,
haat tegen den vroomen. Deze dingen
zyn nietgenoeg voldoenende voorhec Laurierboomtje,
htz het Chatna daphne, en Daphnoides
, kleine Laurier, der ouden , van
Dioskorides en van Plinius fchynd te zyn.
Bewys-gronden zyn 'er voor de hand van de
naam genomen. Beide word het van Tragus
en Mezereon genaamd, zynde afhangend
van b lad, by Lobel Mefereum Germanicum,
welk woord fchynd uyt het Ooften is
te ontbieden. De Perzianen waarlyk noemen
noch ten dezen dage deze plant Mazerijun ,
voornanienclyk die, dewelke in Germijan voortkorad,
ter hoogce van 5. of ö.voecenopryzende,
met fterker flreeltjes, groene bezyen cven
als Kappers, dewelke in azyn gelegd een hulpmiddel
zyn tegen de Waterziichr. Meninzk.
JVoordenb. bl. 4232. De Taalkundigen mögen
oordeel vellen, of niet dit zelve woord mec
ons Hebreeuwfch ezrach is vermaagfchapt.
P R I N T B L A D DXLVIIL
gy hebt myne dagen een handbreet gefleid, ende myne keftyd tsa/sniets'Vöor
», immers is een yder Menfcb hoe 'vaß hy ßaat ^ enhelydelheit.
Immers 'wandelt de Menfch als in een beelt, mmers looelen %y jdeiyk: men hrengt
hy eefii cn men lueet niet ^ wie het na ^jch nemen zal. PI: X X X I X . vers. 6 .7.
"Den Ryken, waanende op de aarde ^ altoos te blyven,
Telt vergenoegt van zin, zyn goude en zilv're fchyven;
Intniddels koomt de dood en kmpt zyn kevensdraad
Ganifch onverwacht van een. Men klaagt: men weenä: men Jlaat
Van druk de banden fzaam: maar alles is verlooren.
Dit fielt ons dit TafreeU zoo fraai volwrocht, te voor en.
Ach ; wat is 't leeven van den Menfch toch anders dan
Een Jchim, een ydelheid, ja, ßechts een fchaduw' van
Een fchm? laat ons dan niet zoo vaß aan de aarde kleeven:
Maar trachten tvy alleenf ten dienfi van G OD te keven.
Laat
TAB.liXXVHI.
ifi^liiiii! '
rSAX. XXXIX. V. li 7
M o r s iilriiiiii liuea x'ernjiL.
-I^iflti'. XXXIX. 1'. U. r.
¿ ^ r i t f f ivtWi incTiuU'u eini'