G E E S T E L Y K E
1 0 7 0
hoek van de ruyten is van i io. de fcherpe vai
70. trappen. Ook hebben deze eigenfchap di
gelykzydige driehoeken, en de vierkantige of
de evenwydige vierhocken , zoo dar z y gene
ruymte overlaten, maar dat ongemak, daczy
van kleinder uytbreiding zyn, dan de zeshoekige
gedaante. Op het middelpimt körnen altyd
beftiptelyk drie fchiiyniTe ruyten te zamen
met cwee ftotnpe en zoo vele fcherpe hocken.
D e overige zyden geven de eindpalen, op welk
e de wailche muuren gebouwd worden, AVe^
gens deze vakjes der byen moet boven dien nog
aangemerkt worden , dat door zoo dikwyls
herhaald uyten ingaander byen zelvcn demuuren
regen malkanderen gedrukt worden, en al-
200 meer en meer beftandig worden, waar dooi
zelfs overeenbrenging toelaat het leer-opftel van
die gene , dewelke willen, dat de honigratei
o f huysjes in den beginne langrondwerpig zyn
en naderhand wegens die aanperfllng der onder
ling naburige of gebuurvafte wanden zeshoekig
gemaakt worden.
D e Teeling verder of de voortplanting der
Byen verdiend de hoogfte verwondering, Zy
z y n alle uyc Koninklyke flamme geboren, uyt
de Koninginne mceder, dewelke alleen alle
Jaar 8. tot 10000. vruchten baard. De byekorf
is op het einde des zomers niet min vol
byen dan in het begin, alfchoon dat 'er eens ,
twee, ofdriemalen zwermen, elk van 10. tot
12000. zyn uytgevlogen. De Koninginne moeder,
omheind met eene lyfwacht van xo. of
12. ilaatdienaars legd in het middelpunt van
het byehuysje een eyerrje ( Fig. 7.) den Vierden
dag daarna word dat in een wormptje verändert
(Fig. 8. ) aan het welk andere byen zeer
dünne honig tot voedzel geven. Dit wormptj
e groeid binnen den tyd van 8. dagen zodanig
, dat het zyn gantfche huysje vervuld
( Fig. <).) het welk aanftonds van de byen word
geflooten door een dekzel van wafch. In deze
gevangenis worden de zeer jonge vruchten 12.
dagen lang beflooten, (Fig. 10.) en worden
verändert in jonge nog niet vliegen konnende
byen. ( Fig. n . J Eindelyk op den twintigften
dag na de geboorte breekt de volkomen bye uyt
de boeyen, het dekzel door de getande fchaartjes
rondom afknabbelende , en vliegd weg.
Terftond twee van de oudile byen daar op
aanvliegende, neemd de eene het dekzel weg,
tot andere gebruyken te befteeden, de andere
herfteld de fcheuren der wanden by geval daar
in gemaakt, met eene dikker rand , mer welke
alle de huysjes rondom bezet worden, verfterkt
die, draagd naarbuyten de vliesjes, uyt
welke de nieuwe bye zieh heefc ontwonden ,en
maakt het huysje ichoon.
Het IVafch, het welk de byen vergaderen,
is van tweederley zoort: dat geen, het welk
de oude aanbrengen is meer geclverwig, lymachtiger
of flymachtiger, het welk in hec byzonder
diend om de gaten van de bye-korf toe te
floppen, en de rygen der huysjes zamen tc binden.
Het rsjafch van de jongere Byen is witv
e r w i g , Maaide--jjafch gtmzvnd, waarmede
de honigraten worden getimmert. Dog he:
vergaderen zelf van het wafch is van eene verwonderlyke
konft. De Byen wenrelen zig op
de bladeren en bloemen metgeel ftof beladen i
dusblyfd het wafch äan de haltender byen hangen,
het welk zy weder te huys körnende affchudden,
of wel als met de pootjes aikammen.
Ook nemen zy mec de mond brokjes wafch ,
deze Wörden eerft overgegeven met de voorfte
pootjes, daarna met de middelfte, eindelyk
met de laatfte, waar van het middelfte lideven
als eene lepel hol, en met hairen omwonden is;
dus de verzamelde buyt, met de twee achterfte
pootjes zynde gevat, op dat dezelve onder
het vliegen niet zoiide iiytvallen, word in de
huysjes gebracht. Dog op dat vele ftofjes hec
brokje wafch grooter, en meer zamengepakc
zouden maken, zoo heeft d e aldcrwyfte Schepper
de twee middelfte pooten breeder gemaakt,
op dat de ftofjes door dezelve, als door palen
zouden können geperft worden. Zoo ras als
de byen met roof beladen wederkeeren naar hare
huysjes, op hare twee voorfte pooten ftaande
zoo fchudden z y de ftofjes wafch van hare hairtj
e s a f , enbeweegen dikwyl s de vleugelrjes: terftond
komen andere byen toevl iegen, endragen
met de mond die nedergeleide ftof jens weg $
terwyl inmiddels andere, depootenvanhettayer
wafch bevryden , en eiders heen dragen.
Ook gebeurd het, dat eene wafchdragende bye
vliegd in een huysje ledig van wafch en eyertj
e s , en met de voorfte pootjes op de rand ftaande
het ligchaam in de holligheit van het huysje
uytftrekt, en de achterfte pootjes door behulp
van de middelfte van de laft bevryd, dat in de
holte zelve nedervalt. By aldien die zelve,
niet van zelfs het wafch, dat nedergelegd is,
kleynftampt, en gelyk maakt, komt eene andere
terftond aanvliegen, dat ampt zuUende
waarneemen: wedcrom eene andere, dewelke
in het zelve huysje ander wafch neerlegd en te
gelyk zamenperft: waar het van daan komt,
dat men dikwyls in eene en het zelfde huysje als
by bedden boven op bedden wafch van verfcheidene
verwen, witce, geele, bleekroode, bruyne
verwc vind, naar de verfcheidendheit der bloemen
, op welke het zelve is verzameld. De
huysjes van dit zcort mec wafch gevuld, zyn
in plaacs van eene eetenskas, waar uyc de byen,
dat zy van noden hebben, halen, ofom andere
huysjes toe te dekken, het z y met honig vervuld
, of tederc vruchten bezwangert.
Wat aangaat de Honig. dezelve is byna driederley:
meer bruyne, dewelke de ouder byen
vergaderen} witte, Maagde-Honig ,
dcwelke de jongere; het dcrdc zoort Zuykcr-
Honig, vafter, korreliger, meeftentyds wit,
berer dan de andere zoorten. De vergadering
zelve gefchicd dusdaniger wyze. De byen
hoch-
N A T U U R
hcchten de holle fnuyt in de bodem van di
bloem, het honige zapzuygenzyuyt, zyvervullen
daar mede het blaasje o f zakje, en met
honig gevult vliegen z y wederom naar de byek
o r f , dog aanftonds het hoofd uytgeftooken
zynde fpuigen z y de honig wederom uyc. De
huysjes met honig vervuld, tothetwinter-voeder
gefchikt, worden met een dekzel geflooten,
terwyl andere worden opengelaten, op
dac daar van voornamentlyk de jongere byën
zouden leven.
Die dingen, dewelke verder-van de byën te
zeggen vallen, zal ik met weinige woorden te
zamen halen, want mynvoornemenis niet eene
geliele Befchryving der byen opte maken. Zy
leggen zeer toe op de zindelykheit van de byek
o r f , en van hun ligchaam, en laten niets toe
dat onrein is. Mec taayer wafch ftoppen zy
alle de gatcn van de byekorf îoe, waar door,
voor andere bloedeloze dierrjesdetoegangzoude
können open ftaan. By aldien bygevaleenig
e den intocht onderftaan, zullen zy aanftonds
werk vinden mec de zoldaten-byën, döwelke
daarop fchildwacht ftaan, den vyandzullende
aanvallen: zyn deze niet mans genoeg omden
vyand te verdryven, terftond komen andere tot
byftand. Eene Sick heeft mendaarzieninkruypen,
aanftonds door de byen doorf tooken, van
het le ven beroofd worden, doodzynde, opdat
dezelve niet zoude verrotten , ofwormen voortbrengen,
met wafch omftreken, enzoogcbalzemt
worden. De byen hebben eene uytnemende
reuk, zoo dat z y en wafch en honing van
verre gewaar worden, ßy aldien de herfft-oogft
niet vruchtbaar genoeg is, verwekken de byën
zelveonderlingoproerigheden, en beginnen een
oorlog, in welke vele fncuvelen. Onweder
voorhanden zynde, het welk deze levendige
weerglazen te vooren gevoelen, keeren zy vroeg
weder naar hare korven. Zy beminnen grootelyks
de wärmte, en vergaderen zig by wintertyd
tegen het middelpunt van de bykorf , door
onderlinge ftooving hec leven zullendebewaren.
Dag en nacht zyn zy zeer werkzaam, en verpoüzen
in het werk malkanderen Daarzyn'er,
dewelke uytvliegen, buyt zullende gaan zocken,
anderen blyven tehuys, detederejongen
zullende kocftcren. By aldien dezebeesjesmet
reden begaafd zyn, zoo deelen zy onderling
hare gedachtenaan den anderen mede. Dewelke
zyn arbeid befteed ora de holletjcs te maken,
ftcekt zyn bek in de moüd van een bygeval aankomende
bye, en ontfangddehoningdooruytbraken
weggcworpen zullende worden, op dat
'er niet-s van datdierbaarvochc verlooren zoude
gaan. Door de beweeging der vleugelen geven
z y een tekcnvanonderftand, het welk zynodi g
hebben om zig de laft van het wafch kwyd te
maken: insgelyks zullende op roof uytvliegen:
of zullende van woonplaats veränderen, en door
zwarmcn nieuwe volkplantingen maken. JVIeer
zaken begeerende kan naleezen de befchryving
K U N D E . 10 7 1
der bycD van M m U . dewelke ftaat indeAfttnoins
del'Jcadm. Royale 1712. bl.jjt,.
T e r opheldering van do verklaring zullen de
volgende Rgurm dienen.
1 . DeKoning der Byen, of liever de Koningin,
in de naturelyke groolte.
2. Een Hommel-ßye, miflchieneen mannetie
3. Eene Bye.
4. De bek van eene Bye in de lengte iiytMftrekt,
grooter dan de namrelyke, metd?rzclver
vier deelen, cf takken van den anderen
afgefcheiden.
5. Het Hoofd van de Bye.
6 Een been van de Bye vermcerderd in grootte
met wafch beladen.
7. De grond van de holligheit in gezichteinder
yke legging,-en het eyertje in delfelfs
middelpunt geplaatft.
8. Dezelve grond van de holligheit in de toplegging
met het ey in een wormptje verand
e r d , 4. dagen na de geboorte, met het
vloeibaar voedend vocht omringd,
9. Het zcllde wormptje, hoedanig het is 8 da.
gen oud zynde.
10. Het zelfde, zoo als het is op den twaalfden
dag na dat het is uytgebroeid.
1 1 . Het zelfde in eene jonge bye veranderd
die nog niet kan vliegen, door grootte vermeerderd
llelt het voor de bye zelve nog wie
en week.
12. Eene geheele holh'gheit afgefcheiden van
andere ichadiiwkundig vertoond.
15. Een gedeelte van een geheel bonigraat, vertooncnde
twee rygen holligheden.
14. Een ander gedeelte van een honlgraat gezichteinderlyk
gefneeden, op dat de inwendige
bolligbcit der honigraten zoude können
gezien worden. te gelyk met de randen, op
welke de holligheden zelve geveftigt worden.
15. Meer holligheden, waar van de grondflagen
flecbts worden gezien, de zy-muuren zynde
weggenomen. Alwaar de hoek A. is de
vafte holle. B. de valle uytgebogen, op de
grond van de holligheit tegen de eerfte tegengefteld.
16 De Pypvan de liommel, welker begin is
in A alwaar 4. klierachtige lichaamtjes zyn,
het einde in B.
17. £cn gedeelte van dezelve Pyp door grootte
vermeerderd alwaar in A. gezien worden
twee vleugels, de zak B. en de twee banden
CC.
[8. De zak A. door grootte vermeerderd, op
dat onderfcheidentlyker gezien zouden worden
de vouwen de zaad iloffe ontfangende.
:9 Het zelve gedeelte van de pyp van de andere
kant bcfchouwd , alwaar te zien zyn
vier zwarte ring- deden, byna Zoo hard als
hoorn, dewelke het gedeelte van den omtrek
der pyp omringen.
y : / y 20. De