9 6 6 G E E S T
nus, Jupirer ofeenanderPlaneet; hybreidzig
niec uyc ofdooreen wandeliagetje, ofreyzebo.
ven een halve of een eenige myle, naar onze
luchc-hemel. DenieuweHooglceraarzoektniec
d e alderverftafgelegenzaken, dewelkenietdan
door verrekykersoncdekc worden, niaar dagelyks
ons gewoone gezicht voorkomendc. Up
diisdanige wyze worden onder den Geleerden
gevangen dewelke meer inbeelding hebben dan
wetenfchap, zigbreedencrotsvoordoende: die
Godgeleerden, dewelke door de tuclicmeefterlyke
roede van rechczinnigheit en levendigen,
en door dealderverfte eeiiwryden van ons afgelegen
mannen, nauwelyks door eene tralievcnfter
bekend doorhalen, zelve niec eens uyc de
laagfte School van ketd uw zehen bevorderd :
die Staat k u n d i g e n , dewelke de geheimen van
alle Vorften als me rde vinger aanraken, onkundig
der vaderlandfche zaken: die Wysgeeren,
dewelke voorwenden de alderdiepfle geheimen
der natuur door te dringen, dog die zaken,
welke zy dagelyks met devoecenbetreeden, en
klaar den oogen voorkomende, als geringe zaken
verachten : die Kruydkundigen, dewelke op
d e vingeren weeten te teilen de groeibare dingen
van de Oof t - en Wef t - Indien, maar van de planten
in elke aldernaafte beemde waiTendeonkundig
zyn : waardig zyn zodanige zig zelven Behagers,
dar zy vaa de bank der Geletcerden op
de zicbanken gepiaatfl: worden van her aldergeringfl:
Janhagel, wien hec eigen is over zcldzaamhcdcn
zig te verwonderen, daarin tegendeel de
wäre Geleerden weggerukc worden door verwon^
dering over die zaken, dewelkeaananderengering,
enaandachronwaardigtoefchynen. Voortreftclyk
is het gene Seneca heefc §u<eß. Nat.
V I I . B. 1. kap. Zoo lang dege'-jvoonetykedingen
haarganggaan, ontfleelt degewoonte degrootheid
der zaaken: '•jjant diisdamg zyn wygefielt,
da-t de dagelykfche zaken, alhoewei zy ver'isjonderens
-waardig zyn, voorbygaan: in tegendeel
het befchotfjv van de aldertmr^e zaken zelfs, hy
nldien dezelve onge-'^oondyk voorkomn, aangenaatn
'jiiord. Derhalven roept dezevergadermg
der Gefierntens, door dewelke de fchoonheid van
het onmeetbaarligchaammordonderfcheiden, het
Volk nict te zatnen. Maar wanneer 'er lets tegens
gewoonte veranda'd is, is het gezicht van elk
tenhemel. DeZon, tenzydiebezwymt. heeft
geenen befchowjver. Niemand geeft acht op de
Maan, ten zy dezelve taant. By aldien 'er lets
ontroertis, of buytengfjL'Oonteofdaagt, als dan
zienwy, vragen'-jvy, toonenivy aan.
: IVtetgy, dusrpreekt£//é«regen' w a n -
neer GOD over dezelve or der fielt? Befoum,
yweeteninhetfiellen, deLXX. otdamen
r etheto erga outon, 'weeten wy om
dat GOD zyne tverken gefielt heeft : zoo Symtnachus
vraagswyze, aragnoofey,potè hoTUEOS
etaxen peri autoon; zult gy iveeten, 'iì;anttcer
GOD over dezelve zalbefiel doen? welke
vrage onze Mocdertaligezookrachtignicc voor-
E L Y K E
ftek, alsdeLatynfche, 'xeijfetduaiich, ují^pt
GOTS diefe Dirige that ? '•¿veetgyook, •wanneer
GOD deze dingen doed? Gy'Job, een Wysgeer
en Godgeleerde van zoo grooren naara, vanzoo
groote roera, als gyuwzelvencoefchynd, zyn
Il niec bekend zelfs de algemeene wcctea
der beweeging, bcftuuring en bewaarine
der wcreld? Niec de LuchtverfchyniTelenzelts
dagelyks op het overheerlyk Tooneel derrond.
omleggendc damp voorkomende ? Weet ¿y
'iSJanmer hy het licht zyner 'xiolke laat fchyneni
De L X X . phoos poieyfas ek f kotous, wanneerh]
licht maaktte uyt de duyfiernis? op dien v
wanneer op GODS bevel, licht moeftawt
en daar licht "ji.'as. Gen. 1. 3. Weet gy, volgens
het gevoelen van Âben Ezra. en andere
Joodíche Leeraars, op welke wyze, order,
hoedanig GOD de aarde nu met wölken be.
d e k t , en dezelve in diiyfternis omwind, dan
wedcrom door die hangende zeën te verdryven
aan de ftroalen der Zonne toegang vergund,
volgens welke wetten deze dingen gefchiedcn;
o f , naar de meining van d e Gemene Latynfche,
wanneer dat GOD aan de regen gebied, daczy
zig over de aarde uytftort , en de lucht helder
maakc? of, volgens Coccejusxrjxkigingen,
hoedaniger wyze dac GOD door de
wölken goudvcrwige vlammen verfpreid, en
door de fcherpe blixemvuuren de hoge toorens
van de fpits afdoedfchudden? oí, vo]gens?íruda,
de oorzaak van die alderfchoonfteherQílen,
o p welke de Regenboog dochter van 27mhmantes
zig verhovaardigt, nu de regen voorgaande,
nu volgende? Lukretias W.'ñotk.
Wanneer de Zon met zyne firalen tujfchm
het díkke onweder heeft gefcheenen door de tem
over geplaatfie afdruyping derplasregens, ais m
fiaat daar tegen de ver'^e van de bogen m di
bruyne •u.-olken.
ÍVel, myn Job, verfiaatgydevermengiiigm
der wölke? de L X X. epifiatai de diakrîfin mphoon.
Maar hy weet het onderfcheid der :voIken.
De oorfpronkelyke Text niiphlefech, Iibrament
a, cegen wie h t e n , van pallefch, weegtn,
naar hetpasloot richten; voorcreffelyk heei'c aidas
onze iMoedertalige, wie fich die IVolckm»
der Waag halten, in dezen zin komd vooc
Spreuk. IV. 26. fVeegt dengang, pallefcli,
iiwes voets. De Kaldceuwfche Uytbreider?wbafch
kerat/i, exetafeis, de Targum, vragen,
inwmdzelen , van palafch inwmden, mengen,
begieten- hiervan daan onze Latynichcí^fi'«'-
mengingen der Wolke: de Kompluccnzen »prekkingen,
«ytfpanningen. Vele Rabbynen mec
den Grieken ver anderingen, ondcrfcheide» ; dusdanig
kan overgezcc worden het wooTádiakri-
/ j van d e L X X Taalshcdcn, welkwoordeene
oncbinding, afzondcring betckcnt. De Taalzifters
en Woordenboek-befchryverstrekkcndc
zaage van twjfb gints en weder over de echte
betekenis van hc: woord mvphlefche. Ditis my
genoeg, als in hec voorbygaan, aangenviandte
heb-
N A T U U R KUNDE.
hebben, dat waarlyk verwondering waardig is
dedryving der wölken in de vrye luche, dealderdunfte
hoofdftoffe, der wölken, zeggeik,
welker deelen byzonderlyk zwaarder zyn dan
de lucht: hec evenwichc van een zwaarderligchaam
in een ligcer alcyd het zelve, alcydveranderd.
Verderderwolkenveranderingen, vermengingen,
de verfcheidendheden der verwen
en de alderfraaifte gefchiktheden , voor alle
Schildersonnavolgelyk ; eindelyk wegen oivoetpaden,
gelykde GemeneLacynfcheheeftinden
Texc, niec gemakkelyker na te fpeuren^ dan
de-weg is des Arents m de lucht, dewegeener
9 6 7
fiange op eenen rotzfieen, de weg van een fchip
m het herte der zee, Spreuk. XXX. 19, Ahe
deze dingen zyn wonderheden des geenen, die
iiolmaakt is in wetenjchappen. vers i6. (!)nze
Overzetcingen Wunder dejfen ¡^ der eine vollkommene
WijJ'enfchafft hat: Wonderen des geenen,
die eene volkomen wetenfchap heeft. Met een
woord, niemand is zoo dom, dewelke niec,
by aldien mec reden begaafc is, uyc de woude»
ren der wölken alderklaarblykelikllGGDSon'
eindigewysheid, machc, anderealdervolmaak«
fte Eigenfehappen ten vollen kend.
Job X X X V I I . vers 17.
Hoe uwc kkederen loarm worden y ais Hy de aarde flille waah uyt den Zuyden?
Elihu gaat voort In de Hoofdftolïe van de
luchc te vliegen, of ce zwemme n , ten minfteo
te verkeeren. Welke hy toc nog coebuyig,
door winden gedreeven heefc aangemerkc, befchouwc
hy nu ftil, gemacigc, warm. Toc nog
had de ftrenge en baríTe Noordewinc gewaaic,
te gelyk borden uycde Oolle-enZuyde-winden,
nu waaiteenezachteZuydewinc; ofook,
by aldien de zuydewinc tegen over kryggevoerc
heeft, bedaard wederom de luche, de wärmte
voor hec a a rdryk, voor groeibare zaken en menfchen
komc wederom: die luchc, dewelke ce
vooren dik, gedrongen, aanperífende was, is
nu lige, dun, op dac dezelvedeoverhandhebbende
de inwendige, in de uycerftevaatjesvan
bezielde ligchamen en planeen bevat , zichzoude
können verfpreiden, en de vloeibare zyne
omloopen volbrengen. Want de Zon uyc de
winterfche Hemeîstekens tot de Zomer fche overgaande
brenge aan de luchc zelve toe een grooter
trap van warnice, en alcyd groocer, hoezy
hooger naar onze Opperafpunc opklimr. Luk.
Xll. 55. Wanneer gy den Zitydenwint ziet
'•¿'(itycn, zoozegdgy, daar zal 'hitte zyn : ende
het gefchied. Deze uytfpanning der luchc
door de Zuydelyke winden volgd niec altyd
helderheic, maarveeleer, onze Lencegetuyge
zynde, regenachtig weder, de waterbobbelrjes
fader en nader te zamen körnende, en by druppelen
nedervallende. Hoor Seneka IV. B. der
Natuurl. Vrag 3. kap. Als de lente b^int,
volgd een grooter gefioortheid van de lucht, en
by warmer kchthemel zyn de druppels grooter,
aaarom, gelyk Firgilius zcgdt
Als de regenaanbrengende Lente ten einde
IS 'er eene geweidiger verandering van de lucht
over al opengezet, enzichontlafiende, hetjaargety
zelv mede helpende. Om deze oorzaakworden
00k meer zwaare cn groote dan langdnurige
plasregens overgevoerd : de wintertydheeftlangzame
en dünne regens. Door de Zuydewint is
de fiagregen zwaarder en de druppelen grooter,
En TUnius noemd II. Boek, 47. kap. meconzen
Ehhu den Zuydenwmt heet, vocht Italie
aanbrengende : By den Zuydenwint wordengrooter
golven gevoegd, dan by de Noorde-wint,
om dat die omlaag tiyt de grond der zee waait,
deze van de vlakte der zee, alwaarom na, Zuydelyke
winden dezwaarwichtigfieaardbecvingen
vöorvallen. Elihu fprecke van de warmmaking
der kkederen, te kennen gevende, daein de Oofterfche
Landfchappcn, de luche door de warmce
zynde onciloocen, de kleederen zelve den
menfchen laftig worden gemaakc, dac de wärmt
e toeneemd door welke zy andersfints byna
vcrfmelten, om welke oorzaak ook de men«
fchen byna narJcc gaan.
Job XXXVI I . vers 18.
Bebt gy met Hem de Tiemblen uytgefpannen j die Daß zyn , als een gegoten
Jpiegeli
Deze Texc, by aldien men aan den leccerjy^
en Text blyfc hangen, begunftige dieafgeeefde
Wysgeerce, dewelke langen tyd al hec
«atfte noodloc heefc doorgeftaan, en de Starren
zoo d e vaf te, alsdedwaalftarren, aanwegftreepen,
hingen, vafte kriftalle heeft vafl: geh
e g t , cn ingedrukc. Wane wat zyn anders,
zoo niec deeze, fchechakitn hazzakimficrkehet
t ms