5 5 6 G E E S T
varfcK zynde zy even als Kappers in azyn snleggen,
en mecazyn by gcbraden vleefch eeten. Dezelve
60+7. Chan je pehlu is by Kenlieden de
naam eener doomaclicigc plante: anders Chart
zerd, char zerd-, op de aangehaalde plaats. Chari
SjiUitr, datis, de kameel doorn, bydenPerzianen
en Arabieren eene doornachtigc plante
twee voeren hoog, waar raede zy de Kamelen
in de wilderniiTen fpyzen. Kämpfer Atnsn.
Exot. bl. 725. Doch de opgetelde zyn al te
läge. Boven alle anderen behaagd der Türken
Char ßpid, Chari ßpd, Leucacäniha, Hagedoorn.
Memnzk. Lex. 1832. Deze ftmyk is
d e wilde doornachcige Mifpel met een Eppeblad,
o{ Oxyacantha. C. B. de gemene Oxyacantha
of witte doorn I. B. Deze ilriiyk (l-'ig.
A. dog de merkcekenen van de Mifpelboom op
de rand Fig. B.) is hart van ftof, mec taaye
takken zeer bekwaam tot Groenwerken in de
Hoven lang uycgefpreid, ruygdoorftyvedoornen,
die fcherp en zeer hart zyn. De baft is
rood. De bladeren van de wilde Mi fpel , ilymachtig
van fmaak. De zeer wclriekende bloeizels
waiTen op een hoop uytbyna van anderhalf
duymsfteelen, wie, vyffteelig, detippenrood
2ynde, De bezien, als ryp zyn, roode hangen
als van een naveltje, grooter als de Myrthebezien
, met een zwarc naveltje , lymachtig
vleefch; weinig, zacht, zoetachcig , elk een
o f t w e e zeer harde fteentjes bevattende. De
Palturus van Diofcorides aiTheophraßus, welke
onze Latynfche Woordelykc Uycleggingen
E L Y K E
hebben, zoud gy können bchouden, by aldien
die mcE Rnellms erkcnd VOOT witte doorn, daar
tegenfpreckende ^oh. Bauhinus Hiß. Plant. I.
Sc. II. D. 44, bl. üok is Charitl eenigzinsver!
maagdfchapt met derIcalianen^«<3roS, onder
welke benaming by Matthiolus voorkomddeze
ftruyk, dewelke wcl overal by ons in de heg.
gen voorkomende niec zoo hoog groeid) datgy
onder derzelver fchaduwe zoud können zittcn
maar doorgaans eiders tot eene boom opryft in
Borgondie, in het hercogdom Wurtemberg -, in
R.hetie aan deoevervandeachterfte Rhyndich.
te by hec Rothenberger bad heb ik dezelve
by wyze van een bofchje zien waiTen. Van de
Witte Doorn zie meer op Recht. VIII. 7.16.
T e n gevalle van de Netel vercieren het
D X X V I I . Printblad de
F i g . A. Degrootße brandende Netel. C. B.
Fig. B. De ßruyk-takachtige , engbladtgi
Brandnetel, met eene driebezie-vriicht. Sloam
Nat. Hiß. ofjamaic. I. D. 43. IL 3^4. Of
de Braziliaanfche Brandnetel. Pino by den Inboorlingen
genaatnd, Raji Hiß. bl. 159. Dt
grooter Indiaanfche Brandnetel zachtej-van bloimtn
met langerßeekn voorzienBob. Hiß. Oxon.
III. D. 435. bl. Of de grooter Indiaanfche dritbloemige
met eenfptsblad, SchoringhamH. M.
Bob. Hiß. Ox. maar aldaar.
Fig. C. De Kenmerken der Brandnetel.
Z i e Bochart Hieroz. I. D. II. B. 50. kap,
607. bl. III. B. 16. kap. 873. bladz.
Job X X X . vcrs ir.
Des nachts doorboord hy myne beenderen in iry ; ende myne puls-aderen en j
niet.
B y gelegendheid van Job IT. 7. 8. is de alderjamraerlykftegefteldheit
van onzen alderverduldigften
en godvruchtigften Wysgeerig-Godgeleerden,
zoo veelhetlighaambelangd, open
gelegd, alwaar ook melding van dezen onzcn
T e x t gedaan is, doch als door een cralie-venfter.
De Nacht is daar toe gefchapen op dac zy
zyn zoude eene alderheiligfie verüchting van
alle droefheid, welke bynaam Orfens tn hymnis
aan dezelve geeft. Doch voor 'Job word zy
eene pynbank. Gene ftilftand was 'er voor die
ziltige pylcn, met welke de man G O D S door
de voorzienigheit GODS moeft geftooken en
gepynigt worden : de vergezellers van het bloedvloeiend
vocht zyn onafgefcheiden , ja mecftentyds
doen zy geweldadiger aan by nacht
als by den dag -, dan worden zoo de uytwendige,
als inwendige zinnen afgewend, daags
door ontelbarevoorwerpen, de welke des nachts
achterblyvende zoo word deverconningvanhet
kwaad meer Icvendig, maar ook is de omloop
des bloedsvlugger, de aanval der ziln'gepylE«
jes fterker, zoo dac de zeer zwaar bedroefdfi
Man zekerlyk rede gehad zal hebben om te
klagen over beendoorboorende fmerten, cot ha
binnenfte merg alderdoordringenfte. Des nachu,
zegd hy, worden myne beenderen van my doof'
boord: de LXX. ta oßoßmkechutai, de bei»'
deren zyn onder eengemengd, nadeTcnfutikekaiitai,
zyn verbrand. Aiiguftinus, verbrooken,
Nicetas, verbrand door hetgeuveld deraanvd-
¡ende pynen. Alwaar als in het voorby gaat
ftaat te weeten , dac dasdanige beendoorbo'
rcnde fmerten niet zoo zeer uyt. doorgeknaagde
zelfftandigheit der beenderen, gelyk inverrotcing
en windig ruggraat, maar zoo zeer gevoelig
zyn daarom, om dat zy hec beenvlics»
of andere vlies zeninvachtige dcelen, voornamentlyk
omtrend de voegingendergewricliten,
aantaften. Want aan de beendeten is niet ei«
gen dan eene ftompe fmerc. ÜndertiilTchen is
deze manier van fpreeken oud, en door lang
gebruyk aangeiiomen. Hoor den klagende
N A T U U R KUNDE,
Hiskias Jer. XXXV I I I . 13. Ikßelde myvoor
tot den morgenßond toe: gelyk een leewj}, aizoo
zalhy alle myne beenderen breeken: van den dag
tot ¿en nacht znlt gy my ten emdegebracht hehlen.
David Pf Vi. 3. Myne beenderen zyn
vcrfchrikt. Pf XXKI I . 3. XXXI . 11. Myne
beenderen zyn doorknaagt. XXII. 15. Alle
mjne beenderen hebben zieh van een gefcheiden.
Alle welke fpreekmanieren niet zyn te verftaan
van de zelfftandigheit der beenderen zelve, als
wel van hcc gehele gcfteldesligchaams: van de
gehele klorap bloeds, van alle de biiysjes des
ligcliaams, ;a by leenfpreuk van de inwendig«
fte mergdeelen der ziele zelve. Dit is de rede,
alwaarom GOD de gemoederen der menfchen
met blydfchap zullende vervullen, en de ziele
verZaditen in groote droogten, beloofd dac hy
de beenderen zal meßen )ez. LV II. 11. Dac
hy de beenderen zal hewaaren, dat 'er niet een
van dien gehrooken ward. Pf XXXIV. 21.
Dat hy vreugde en blydfchap zal doen hooren:
opdatde beenderen zieh zoiiden verbeugen j die
hyverbryzelt had. P f LI. 10.
De andere Ipreekwyze, van welke Jö^ zig
bediend gnoreki lo jifchbaboun, betekend naar
de ietter myne äderen zitten niet by anderen.
\Vy /iiirigers zynonderden anderen tweedrachtig.
DeUtynfche, in den T e x t , mcqmefnmt
( Vennes ) digridiema a me. In de wuorde-
V. Verklanng/iigOTtti me mn pctbtmt: de
Moedertalige, mtinc Nenm fchlaffm nmmtr.
Met onze Latynlche komd de Gemeene Latynfche
ot^er een, ¡¡uimtmmcdmt, mndormmnt
die my opeetcn , flapen niet .• gelyk ook de
meefte Lacynfche Uytlcggcrs, als met de vinger
aanwyzende de worraen, dewelke dicr en
nacht Joi doorllaken, knaagdden. De Moederta
igevolgdden LXX.dewelkehebbenTO
d,alelum«a mthnäm, genoopre, zmu-^m,
of ra.ndnen betet de gedurige fteeking, prikke
ing, der zenuwen door ziltige. fcherpeangels
Nietongcvoegelyk isdcverklaring der
Rabbynen van de flagadcrs door koortzige bitte
uyrgefpannen, fterken fnellyk kloppende
Das R David en Mardocha,. De adtren zyn
kloppende, om dat gnarak ktekend vluchten en
volgen en gnerek eene oder, in mite de khtfmg
gedaan word Indcrdaad deze betekenis
driikt zeer fraai uyt de kloppende flagaders.
de kloppingen alderfncli volgendo envbedende
zelfs by gezondegefteldbeit. m weltewy
er 60 tellenmde tyd van een miniiut, verdubbeld
120. m eene brandende koorts.
Job X X X . vers 18.
^Zyms Toff" " b omimdmy ah de hage
J é driikt zieh uyt in algemecnebewoordinf
f a berab nach : m dt raemgte der macht. doch
de Uytleggers dalen, elk over een körnende
mer zyn begrip, tot byzonderheden. De Zurichfclieis
wcl bepaalder, dewelke den LXX.
plley tfchui of aan de menigte der kracht voegd
Kwaalen , door geweit der k'Malen, zoo ook
onze Moedertalige, darch den Grojfeti Gewalf
mmes Jammers, gelyk wyzyngewocntezeggen,
ich wetfi vor Jammer, vor groffemjam-
"ier weder aus noch an, ikweet niet waar ik my
Wegens droefheid keeren of wenden zal. Doch
de Gemene Latynfche de uytlegging van her
voorgaandc versje hebbende gevolgd palt het
getal en de kracht toe op de wormen, in de
f i / I • dat is, ik kriele zodanig
1 mleykobrotos van wormen. zoo zeer puyicn
uyt de wonden en ctter zelve de wormen, dat
myne klederen en huyd zelve afknagen.
rbd,pp„s: de menine der overvlaedtge wormen
iUuurig bewegende, en door verjcheiden fihett-
"n dtr a-onden kruypende, heeft ook myn kieed,
die met ofhoitden daar doortekrtiyfen, vei--
ßaien. MiHchien wil ook onze te kennen ge-
» n eene Lnjsziekte, nademaal de liiyzen het
Mdergevoegclykft hnysveften in verouderde,
f """"fkn-iging verrmic klederen, ¡¡¡alseem
hpr menfch omgorden. Doch
Word milfchien deze Ipreekwys befhi
I cuttamttijaafihreni, ¿eljk de mond mynes roh
heeft hymyomrmgd, dusdanig verklaard, dat
de klederen Job enger of naauwer zyn geworden
Want bekend is het, dat zieh dikwvls
by fchurft voegd opfwelling van de hiiyt en
kwade gefteldheit des ligchaams , de zoüte
J k k e , flymige ftoffe, de uyterfe biiysjes ver-
Itoppende , waar van daan waterachrige ontfteekingcn,
en gezwellen van het ganlfche ge.
Itel. Hier op doeld ook Pintda Over Joh IL
D 482. Anderen verftaan benaauwdheid vaii
hals en keel door te/mr/Zcci,»^. Nicetas: Hy
hetft eene overdrachtige reden gebruyk: want
die door eene handimands keel floppen, verfmoorenhem,
enworgenhem: derhaken zegd hy;
die my naaiiwer omhelfl heeft, wringtenworgt
my, even ah een kleed met eene naauwe boord
de keel toetrekt, enßaker drnkt. Deze ziekte
IS zodanig fcherp, cn dooricherp, dat zy menigmaal
binnen kortentydverworgd, en in weinige
Uliren den levcnsdraad af knipt. De ilabbynen
droonien, gelyk zy gewoon zyn. zect
vele dingen van deze ziekre, a Is van eene nieuwe,
waar van de zieken al niezende door eene fchielyke
dood zouden zyn overlcden , en leiden
daar van de gewoonce at van den niezenden
wch-aard te wenfchen : ook willen zy , dac Achitophel
door deze ziekte is verworgd gcweell:.
Job