' ÀI""
loiS GE E S T
Versi 4.. fiyisecnhoofäßuk der-uregen GODS:
¿IC hm gmia&kt heeß, hceft hem zyn z-jjcert
aangehecht. Deze uytdrukking de eerße oorfpronk
der dingen ( dus zyn de woorden naar
den Hebreeuwfchen leccerlyken z i n , ) kan alhicr
ZOO worden verftaan, dac daar de andere
viervoetige dieren gefchapenzyn opdenzesden
d a g j de ^^¿¿woiÄ op den vyfden hec licht heefc
gezien , op welken de 'wateren overvloediglyk
eenge"Memelvan ktiendige zielen voortbrachten
Gen i. zo. of dat de Behemoth zy hec uytnemendlie
, een uyc de voornaamftc werken
G O D S : gelyk Jmalek Num. XXIV. lo.
g e z e g d word refchith gojim, de eerßeUng, het
begin,<ier Heiaeneui devreeze des HEEREN
het beginßel der "jvysheid, dat is, het voorraamfte
gedeelte daar van. Honig, h^Siracb^
archey glitkusmatoont hec begin, o f voornaamfte
van zoece dingen. Voornamentlyk moet
ons in verwondering wegrukken de grootte van
die beeft, de fterkte, de gulzighei t , hec doort
r a p t , by aldien het dus re fprecken is geoorl
o f d , verftand. Hoor Ammianus in het XXI I .
B e e k . Na dat het de koorn-airen genoeg heeft
afgegeten, en na dat het nu begonnen heeft opge-
•vult zynde weg tegaan, onderßheid het vele voet-
Jpooren door naar achteren omgekeerde voetßappen,
op dat niet de belagers de fpoorlynen van
eene regte gang zynde gevolgd het zondermoeite
f evonaea zynde zouden doorßeeken. ff anneer
et door al te groote gulzigheit de buyk zynde
iiytgezwollen vadzig -word, wentelthetdedyen
en beenen op de verßh afgefncderieten, opdatde
voeten gekwetß zynde het nytgeloosde bloedhet
door tn^en opgeblazen zoude vlug mahn. en het
beßhadigdevleeCch beßrykthetmetßyk, zoo lang
tot de wanden lidtekens worden. Hierom word
het Zee-paard by PUnius XXVIII. B. 8. kap.
genaamd de uyt'vinder omhetbloedaftetrekken,
de meeßer om tegeneezen. Ja by den Papreiniranen
is het heilig gehouden volgens Herodotus
en Plutarchus. De woorden , dewelke daar
naaft aan volgen} die hem gemaakt beeft ^ heeft
hem zyn zweert »angehecht, ontbreekr het aan
gene zwarigheit. Bochart zet charebbo over
defelfs harpen, andtTcn zyn zwaart. derhalven
zal de overzetting klaarder z y n , by aldien
men dezelve dus zalopmaken: dtehemgemaakt
beeft, heeft hem meteenezikkelvoorzien. Harpey
der Grieken, afkoraftig van der Feniciers
harba, betekend eigentlyd ccnz zikkel, eene
feyjfe. De zin derhalven i s , dac het Zee- paard
met zyne fcherpe fanden als mec eene fikkel hec
gras of gezaaide afmaaid : aan welk ook de
Griekfche Dichters Harpen hebben coegefchreeven.
Nicander Theriacon vers 566.
Ey hippou ton Neilos huper Sain aithaloeßan
Boskei, aroureyfon de kakeyn epiballetai HJRPETN.
Of van het Rivier-paard, welke deNjlvoed
E L Y K E
over de ver brande Sain, en defchadelyke HAR,
VE op de akkers zend.
Alwaar de ScoUafles, oude verkiaarder, de
volgende uyt l e g g ing verfchafc : Hatpey enz.
Harpe betekefid wel eene fìkkel: dog hier tanden,
met welke dit beefi al het gezaay afmaaid. En
Nonnitis Dionyjìacoon XX.V1. B. ook van hec
Zee-paard.
Aichmey k' archarodonti diafchizoon rhachin
holeys,
Kai diereyn acharaktonechoongeneynharpaga
karpoon.
Mimeyley drepaney fiachueyphori leyiia tem.
Ameytoor aßdeyros amallophoron toketoio.
E n volgens hec gecuygenis van Achilles Statins
IV. Ü. en Diodorus I. B. is die beeft zoo
g u l z i g , dat gancfch Egipte van hec zelve koa
afgeweid worden, by aldien hec al lejaren jongde.
H e t b l y k t , uyt het tot nog toe gezegde, dac
H a r p e , of ¿»^r//vormigetanden, iìkkelvormig
e , gcenslìns den Olifanc voegen. Hierom die
gene dewelke voor den Olifanc ftryden, onder
d e w e l k e w y Z u r i g e r s zyn, verklaarende Textwoorden:
der ifm gernachet hat, greifet ihn an
mit feinem Schwer dt, die hem gemaakc heeft,
grypc hem aan met zyn zwaard, zodanig, dac
G O D alleen di t overgroot e beeft met z y n zweerd,
zynen almachtigen arm, dood, daar nochtais
van den Olifant zeker is, dac hy omgebracht
word van de T y g e r , Rhinoceros, Draaken,
Menfchen. Waarlyk de woorden van den Text
voegen ver beeter op hec Rivier-paard.
Vers ly. Om dat de bergen hem voeder voortbrengen.
daarom fpeelen alle de dieren des veldt
aldaar. N amenti y k de Behemoth heefc van
den Schepper iikkelvormige tanden gekreegen,
o p dac hy de berg-planten zoude afmaeyen,
D e bergen brengen voeder voorc, en dat wel het
alderbefte, niet van zelfs, enbyhoopen, maar
GOD doed het gras op de bergen vitfbrviten.
F f . C X L V I I . 8. Mme, ze'gd G O D , al
het gedierte des wouas; de beeßen op duizeid
bergen. Pf.L.io.
Duizmd van myne fchapen zwerven op de Sid-
D o c h dat is over zeldzaara, en de alderhoogi
le verwondering waardig, dat een beeft, hec
w e l k in het water leefd , zyne natiiurelyke
hoofdftoiFe hebbendeverlaten, deviflchenvaar
wel g e z e g d , en de water planten, dekoftzoekc
o p de bergen, zyne gulzigheit zullende voidoen:
gelykhec ietszeldzaamsis, zoowanneef
de Zee-mofjelen en Zee-flekken op de bergen eent
reize doen, Tertulhan. de Pallio bl. 530. der
Bazelfche Druk van 1521. Alle dingen hebben
hare zekere eindens. De Behemth uyc de
wateren opkoraende zoekc de berg-weiden, op
djc
N A T U U R
dat hy een gecuyge z y der goddelyke machc:
eelyk de viilchen der zee, en de fchulpachtige
fcgraven dingen getuygen zyn van de goddel
y k e gerechcigheic door dat Zondvloedfche
droevig Geval geopenbaard, groocer dan alle
uytzondering. Hoor Ovidius , de zeidzame
üycwerkingi;n der zondvloed vermeldende;
- - - Hier
hoge olmboom, en daar onlangs de tengeregeitjes
het gras hebben afgekaauwt, leggen nu aldaar de
mismaakte Zee-kalven hare ligchamen.
D o g alhier moeten door bergen niet verftaan
worden zeer hoge envolfneeuwleggendcberg.
kruynen, hoedanigede Zwi tzerfche Alpes zyn,
maar de heuvelen naby de Nyl gelegen, van
dewelke Strabo melding maakt in zyn XVI I .
B o e k : door de Nyl-ßroom word gehcel Egipte
onder water gezet tot aan de huyzen toe op heuvelen
ofhogedykengebouwd. Ook komdi n Rusland
een g root beeft uyt hec water Mors genaamd,
het welk dt Behemoth fc h y n d , vermeld
by Sigifm. van Herberfiein Moskov. en Leonardus
Nogarola by Scalig er over Cardanus Exercit.
218. by Wien dit beeft onder de viilchen
Word gerekcnd. Alle dieren eindetyk fpeelen by
den Behemoth, veiliglyk met hem in maacfchapp
y hun voeder zoekcnde.
Vers 16. Ojider fchaduwachtige boomen leid
hy neder: in eene fchuylplaatze des riets, ende
desßyks. Deze oraftandigheit komd weder met
den ülifanc niet over e e n , maar paft wel o p her
Rivier-paard. Eigen is het zelve indeboiTchen
z i eh tc onthouden en op develden, hogerdik
wyls als de boomen, ik late ftaan als her riet.
Dia toon megißoon ießhai dendroon , hoion dia
leyiou, enz. pey de autous toon dendroon emai
hupzilooterous. c^ lian. Htß. V11. B. 6. kap.
Daarenboven legd de Olifant zeer zeldenter
neder, jadaarzyn'er, dewelke wi l len, fchoon
de ondervinding daar tegen ftryd, dac dezelve
ftaande flaapt. Dac gene, hec welk alhier by
Job van den ß f/jmoiÄwor d gelcezen, gecuygd
ook Marcellinns in het XXI I . Boek. Tiifchcn
hoge en ßykerige rietzooden, in eene overgroote
dichte dit groQte beeß zyne legerßcedegeßeit hebbende,
enz. Hec riecgewafch geefdaanditons
groot beeft niet alleen eene ruft-flaap plaarsj
I bed, maar ook ipyze. Bellonius: Hedeeft
K U N D E .
liodorus. Namentlyk zy ombolwerken
riet. Alwaarom de N y l zelve van Baci»
by Athena^usl.ß. donakoodeys, rykinriec"
genaamd. Hec riet word inden Text gen;
Kaneh, waarvan daan miffchien hec woord c
aan de riet-planrcn gemeen, het welk t<
meefte Eiiropeefche fpraaken is overgegaan.
Vermaagfchapt zyn der Türken kamys, kamys,
enderPerzianenwfi. nai, naje, nejek, byMeninzkJVoordenb.
Ì O T 5 Ì
ig me t
•ord
m d
nna
[ d e
bl.3598. 5123. 5125.5294.
5301. by aldien gy aldaar m. zoud veranderen
• • r de k. voorzetten. En kamma is b^
güan - kr
h rietgewafch. en zuykerrieten, en bladeren van
het pampier-kruyd. Hierom is het , dat de Jägers
hare valleii, in dewelke z y dit groot beeft
vangen, mec riet bedekken, epikaluptoußn anoothm
kalamey, gelyk Achilles Statiuskhryfdm
Hexaémer. Hec is eene bekende zaak, dar in
het geheel Egipte, en aan de Nyl-oevers zeer
overvloedig riet groeid} zoo veel namentlyk,
dat in dat zelve niet alleen de Krokodillen ende
Water-paarden haare fchuylplaarzen vinden,
niaar ook de Struykrovers, ton polun kalamon
tifiti charakoomatosprobebleymenoi, volgens Hehi
den Japonneezen moerallig G;
Kampf Aman. Exot. bl. 900.
Vers 17. Defchaduwachtige
hem, elk een met zyne fchaduwe
omrmgen hem. Wegens Jiet Nyl-paard hieß
Gejsnerus dit volgende uyt eene Hamburgfche
Zeevaard van hetjaar 1549. Zy onthouden zig
voor hetgrootßegedeelte omtrend de vruchtvoortbrengendeofbofchacbtigeoevers,
enbefpiedenden
iken zy gevat hebbende opßokken.
dewelke daar omtrent woo-
^ Jchen afkappen, op dat zy in dezelve
niet zouden können jchuylen. Gnarebe nachalzyn
by ons wilgen der beeke, Bandßöckeaft
den Bachen, Salices torrentis, namentlyk van
de N y l , dewelke noodzakelyk moet verftaan
worden overal, waar in de H. Schrift melding
van de riviere van Egipte gemaakt word als
Num. X X X i y . 5- Joz. X V . 4. de beeke van
Egipte vers 47, rivtere van Egipte. Ook komd
het niet twyfelachtig voor, dat Iiec woord van
Nyl afdaald van hec HebreeuwfchwÄtrÄ^/; het
welk de Ouden niet iiyrgedrukt hebben door
nachal, of nahal, maar door ne'el, gelyk Epiphanius
in de kettery der Mamcheen. En uyc
neH hebben de Grieken hun Neilos gefmeed.
By den Komeinfche Dichteren zelven word de
zeer groote Nyl-rivierceneie'i?/&igenaamd. Lucänus
IX. Boek.
En andere Koningen zullen m de NyUbeeke
zwemmen.
Valerius
Daar
E n \
I V . Boek.
^gen over is de Nyl, en de beeke met
\ehele kolk.
'el met zeer groot recht , omdacdezelva
even ais andere beeken van de veranderende regenvlage
hoger of lager van warer word. Hier
van IS het , dat dezelve van Homerus Odyjf. 4.
B. vers 4 7 1 . diipeteys, van Jupiter nedergevallen
genaamd word. Alwaar Eufiathiusx
dac Homeru s door de Egiprifche Pnelters eerfl:
is onderweezen geworden, die de wäre rede van
het toe en atnemen der N yl-watcrcn toegcfchreevcn
hceft aan de zwaare ftortregens in Ethiofie
nedervailende, welle gevoelen nadediand jiri"
flottks cn Euioxus hebben aangenomen. Strabo
X V . liock: tm Nedoe men ek tom miom om.