»«Il
'Sii
' j
III im»
• iU '
G E E S T E L Y K E
1084
dezelve langer omtrcfld de kcgel gebogen worden.
a. De pees van de rechter zyde.
b. De pees van de linker.
c . Eenige vezels van de buytenfte wand.
d. De vezels van de binnenfte wand: en de
ombuyging der vezels van beide rang oratrend
de kegel
D e Fig.XII. aaa. zyn de buytenfte vezelsdoor
eene ronde fchakel toc de kegel als cot hec naiddelpunc
te zamen loopende.
Gemakkelyk is hec uyt de tot nog toe gezegde
zaken te befluyten dac deze porap van een
goddelyk konftwerk oneindigmaal te boven gaac
alle konftwerktuygen, dewelke ooit door eenig
e konft zyn gemaakt, gelykhet goddelyk her
menlchelyk verftand overfteigert. GOD beminnaars,
overweeg nu verder, uwlieder hert
hebben wy tot nog toe befchreeven, dat niec
alleen de menfch, raaar alle zoorcen van beeften
verkreegen hebben een her: beftipcelyk op de
grootte en lengte van hec ligchaam paffende,
het welk her bloed met die Inelheic, dewelke
evenredig is met hec leven van elk beeil tot aan
deuyterftevacenvoortftuwt: dac deze pompten
aanzien van hare grootte altyd mec den ouderdom
overeenkomc, en haarplichcwaarneemtin
een kieken zoo wel , alwaar in dezelve ziehtbaar
in gedaance en naatn van eeoe fpringende
ftippunc, als in eene volwaflche vogel. Gyliedenzieceenepomp,
dewelkeonophoudelyk,
dag en nacht aan de gang is, en een gezond
menfch wel binnen den tyd van een uur 3600.
maalen, 60. kloppingen getelt voor een minuut,
by gevolg 86400. malen in den tyd van dagen
nacht. De kleynfte optelliüg van anderen is
van 2000. kloppingen voor een uur , by gevolg
48000. voor 24. uuren. Stel daar en boven
met Harvey, dac door elkezamencrekkingvan
hec herc z. oncen worden uycgeworpen, dat de
gehele klomp bloeds z 5. ponden gewichrs heeft,
ZOO zulc gyl. bevinden, datuytdeminfteoprekening
van 2000. kloppingen, al het bloed 13.
maal in de tyd van een uur, 302. malendagelyks
rondom loopt. Gaa voort raet oprekenen
tot 80. en 100. jaren toe, en uwl . vcrwonderende
befchouw deze geduurige beweeging,
alhoewel nu trager, nulchielyker, naardcveranderende
beweegingen van ligchaam en gemoed,
nochtans altyd door hec zachte Dauwwater
van hec Hartezakje, op dac hec niec verdrooge
bevochtigt: nooic zult gyl. ,ophouden
uwl. te verwonderen over de alderwyfte kracht
van G O D in ons, en zoo in alle beeften onophoudelyk
werkende, dewelke byzonderlyk daar
uyt doorftraalc, dat de geftalte van hec herc,
fchoon gedurig bewogen, niet word verccerd,
maar by waiTchende jaren toeneemd, dekroonilag
aderen voedzeltoe dienende, terwyl alle andere
werktuygen, door konf t gemaakt geduurig
ilyten, en gefleeten zynde afneemen. 1
Alhier moet wel aangeraerkt worden, dat I
deze beweeging van het hert ten ecnemaalniec
afhangd van de beftiering van onze redelyke
z i e l , maar dat dezelve gefchied volgens de tuygwerkkundige
wetten door G ü D m de natuur
ingevoerd, en wel op die w y z e , dewelke nu
zal befchreven worden.
Hec bloed in de huysjes van het herc 'zynde
ingedreeven, zoo wyken voor dczen aanvalde
vezels van hec herc, en wel toc zoo verre toe,
tot dac de aanvallen van hec bloed van de eene,
en de tegenftand van hec herc van de andere zyde
cot hec evenwichc wederom komen. De
huysjes mec bloed vervuld zynde, zoohoudde
aanval daar v anop, denudeoverhandhebbende
vezels trekken zichdoorkrachc van haar uyczettend
vermögen ce zamen, en jagen hec bloed
mec vol le krachten uyr: welke uy tjaging gcfchied
zynde, zoo worden de vezels van het herc wederom
verflapc, en gedwongen voor hec nieuw
aankomende bloed te wyken. Zie daar dan
twee Tegenftreevers, het bloed en de hert-vez
e l s , dewelke beurcombeurcdeoverheerfching
verwiffelen , en bybeurten den een den anderen
overwindl ßy aldien u luftdezewaarheiddoor
eene proelneeming tebeveftigen, zoo bind eene
zenuw van dezelve holligheic aan den hals, gy
zul c aanftonds zien het hert beven, en eenige cyd
verlopen zynde ten eenemaal ftil houden: niec
aanftonds, om dac de nog overige in het herc
huysveftende geeften een cyd lang hare krachten
oeffenen, hec welk door de proef neming van een
herc, uyt een kikvorfch gefneeden, blykc.
Die gcen herc heefc van fteen, en die niet
in zyne herffenen is geprikc, zal uyt hec tot
nog coe befchreeven maakzel van hec herc voor
hec beftaan van G O D meer dan een bewys-becoog
trekken. Waarom, ey lieve, oordeelen
w y u y t het nmkzel van een uurwerk, van een
Orgel, van eene Water fpuyc, enzulks weite
recht, dan deze van zelfs bewegende werktuygen
van hun eigen zelfe niec zyn geweeft, maar
uycgevonden en uytgewerkc door eenen konftenaar
mec reden begaafc, en wel toc een zeker
eindc} en waarom befluycen w y niec veelmeer
uyc de zamenftelling van hec herc eener oneindige
en onnavolgelyke konft, uyc de verfchei«
dene groocce in verfcheiden leef cyd, en verfcheiden
bceften, voortplancing coc den nakomelingen,
en andere omftandiglieden van dezezoorc
den konftenaar van eene oneindige macht ende
wysheic? Mec een woord, da.t GOD aller herten
heeftgeformeert? Weliswaar, dac hec herc
van den menfch door den menfchen word geteelc,
der beerten door den becften van hun
z o o r r , maar ook moeten wy dac bekennen ,
dac wy geen zier toc deze bouwing van hec
herce by brengen, ja daar van cen eenemaal onkundig
zyn. Ja wy zouden niec weeten, dac
'er een herc binnen in ons was, ten zy door de
Oncleedkunde. En hoe vele millioenen menfchen,
bid ik u, zyn 'er, aan welken de omftandighedcn,
boven voorgeftclc, van het gebouw
N A T U U R
bouw eener oneindige konft ten eenemaal onbekend
zyn? En waar zulc gy Ontleedkundigen
aancreffen, dewelke, al was hec zelfs door
behulp der alderbefte vergroocglazen, diconeindig
bouwgeftel wecen te betoogen in hec
korrel ftip vaneen kuyken, ofmenichelykligchaams
beginffel ? O f hoe komc hec, dac de
ziel gantfchelyk gene geheugenis heeft van een
zoo grooc werk, by aldien zy in hec ligchaam
jngeftorc, ofin heczelveovergeftorc, hec herte
vormc, fchoon meerendemeerverftandiger?
bchoon gy zoudtegenwerpen, dac het ligchaam
door eene geduurige aaneenfchakeling van hec
ligchaam word geceelc, zoo moet gy weeten,
dac het ligchaam als ligchaam, by gevolg alle
ligchamen van menfchen en ließen ten eenemaal
van overleg, verftand en krachten zyn
oncblood; derhalven dat hec belachelyk zoude
z y n , aan de bloote ftoffe een maakzel van eene
oneindige konft toe ce fchry ven : al zoo befpoct
e l y k , als of gy zoud zeggen, dac hec koper
c f y z e r zichzelvede gedaance van een nurwerkj
zonder tuflchen komen van den konftenaar, had
gegeven. Wy ontkennen niec, dac 'er werktuygen,
zig van zelfs beweegende, iyn, bekwaam
om een alderaangenaamft Maacgezang
te verwekken, dat 'er zyn gemaakte Fluycen,
ftofFen pronkende door verwonderlyke verwen
cn gedaancens , maar men moec weecen, dac
dusdanige zelfs beweegzels uycgedachc zyn en
uycgewerkc door menfchen mec verftand en
konft begiftigt. En alhier word, als door een
donderflag ter neder geplofc dat Babels Torengevaarce
van oneindige opvolgingen -, wanc
daar komt de vrage op aan, wie de eerfte hec
eerfte van deze ftofFelyke zelfsbeweegzels of
ingevoerd heefc, ot zamengeftelc? of deOngodiften
zyn genoodzaakc toc die ongerymde,
als coc hec heilige anker, coevluchc te nemen,
dat de ftoíFe zig zelve heefc gefchapen, en zig
zelve heefi: gevormt, dac by gevolge dezelve
is ook almachtig, alwys, oneindig volmaakc,
G O D . Inderdaad de opvolging der oorzaken
van eeuwigheic, in eene geduurige fchakel,
zonder eenige raadgeving der opvolgende ,
door zekere noodfchikkelyke noodzakelykheic
is yzer en ftaal-vaft. Geen plaars is hier voor
den van ouds zoo hemclhoog verheven, en in
elks mond verkeerenden afgod de Natuur.
Eenen afgodendienaar moec men vragen, wat
hy door de Natiiar verftaat? Een of meer ligchamen,
hemelfche, aardfche, of hec Geheel
AI? Of eenige wetten in de wereld ingevoerti
K U N D E . ,0 8 5
ovenil komen onoverkomelyke zwarigheden tc
o^ntmoeten. De ligchamen,„ w ihiteLt ¿z yy duec ggrroooout --
Ite, het z y de middelzoortige, het zy de kleinfte,
dünne of groove, zyn eene ftoft'c, by gevolg
een enkel lydend wcezen van verftand en
kL'rf.'a^^chK^teAn.« ontblood]. NvTo-dj *i g. i*s h1 e t , d«a c deze
hären Wecgever, Beweger noodzakelyk hebben.
ßy aldien 'er geen G O D is, zoo komt
de Vergooding den menfch toe, ja elk beeft,
als dewelke begaafc zyn mec een herc van onemdige
konft, en zoo mec oogen, ooren, ingewanden
en andere deelen van geen minder
konft gewrogc, en aldus vervallen wy coc hec
alderongerymfte Veelgodendom, van hec welk
geen voorbeeld zoude zyn. Derhalven werwaarcs
w y ons ook keeren of wenden, zulien
wy nergens, nog ooic, een ander weezen vinden
dan G O D , hec welk hec herte l " "
meert, en vanogenbliktotoogenblik, zoo lang
wy adem halen, bewaard. Hy, de HEERE
aWtcti doorgrond het herte, Jerem. XVI I . lo;
Derhalven is hec van onze plichc, de beweegingen
van onze herten , in zoo verre dezelve
van onze driften afhangen, en van den ftaat
van ons leven ce befteeden, ce beftieren, te
oeffenen tot GODS Eere; dac 'er geneklop
van hec herce zy, dewelke ons niec zoude opwekken
toc loigevingen aan GOD en alderleen,
wanneer hec hem zoude behagen, mächtig
is te doen ftil ftaan, en doed ophouden $
rekenfchap van ons zollende afvorderen.
Die in de Wiskunde zyn ervaren overcuygen
ons verder van de oneindigheid van hec coc nog
toe verklaarde konftwerk-ftiik, by aldien, hec
welk zy betoogen, op eene vafte grond fteund,
dat die leven ondcrhoudend eerft zelfsbeweegzel
zoo dikwyls den cegenftand van 180000.
Ponden overwind, zoo dikwyls als hec zigte
zamentrekc. Wie is 'er, die niec verbaafd
zoude ftaan , by aldien
men regen hem zoude
zeggen, dac hec herte elk uur de krachten van
64800000. Ponden befteed, in den tyd van
dag en nage 1555200000. ponden? of, by
aldien gy liever hei mer Hecqvet goed kent ^
vvaonlk o7m56e0n0de0r0o0p0h?e ldIekr iznagl 'er by voegen , ter
Mufculn bl. 23. dac hec opklimd , onderfteld
zynde de alderminfte uycrekening, cot
3240000000 Ponden. De uycrekening kond
g y zien op de aangehaalde plaats.
P R I N T -
r '
1 1 : ; !
» I
j i