Illíliííti^
G E E S T E L Y K E
856
gezonhn ? ofte wie heeft haaren hoekfleen gelegt?
Den Koninklyken Dichter Pf: C I V . 5.
Hy heeft de aarde gegrond op haregrondveße» :
zy en zal nmmermeej- noch eeu-wiglyk niet rjuankelen.
Jez. X L . 12. IFie heeft de -wateren met
zym vuy[i getneten? ende van de hemelenmetde
fhanne de mate genomen ? ende heeft met eendneling
het ßof der aar de begreepen? ende de bergen
gersjogcn in eene -wage, ende de heuvelen in eene
'•jveegjchaale ? Door hec reche van deze Schcpp
i n g komd a andeGodde l y k e Macht toe deroem
der ß ewa r ing , aan de Wyshei d de luylter der
R e g e e r i n g . De HEERE is een groot GOD :
ja een groot Konmg boven alle Coden. In wiens
hand de diepße piaatzen der aar de zyn; ende de
hoogteder beigen zyn zyne. Wiens 00k de zeeis,
'•jaant hy heeftze gemaah: ende zyne banden heb -
ben 't droog eg eformeert. Pf:XCV.5.4.5. En
Overweeg, zoo 't u geliefc, op wat voor eene
v e r f c h r i k k e l y k e wyze deze almachtige Alleenheerfcher
, hec grootftc recht, hec welk Hy
Over de aard-water-1 uchc kloot heefc, geoeifend
heeft in de zondvloec, alle vleefch verderbende
met den menfchen Gen. V I . 13. maar ook geopenbaard
heefc eene onmeetbare g o edhe id , aan
den bewoondcrs der nieuwe aarde beloovende,
dat 'ergeen Vloedt meer zyn en zal, omdeaarde
te verderven. Gen. IX. 11.
D e z e Jarde heeft G ODgefarmeert, gemaah,
gefchapen, niet op datze ledig zyn zoitde maar
op dat mendaarop-<voonenzonde]&z. XLV. 18.
D e z e onze woonplaats heefc hy zoo zeer met
allerley verfcheide, veel, konftighuysraadgeftoffeert,
op dac wy redelyke fchepzelen, en
leennjannen de onmeetbare rykdommen van onzen
H E t l i en Schepperoveralzouden kennen
befpeuren, en deflelfs Heerlykheic mec vollen
monde uytbrallen. Tot welk ander einde,
verme.nd g y , heefc de aarde gras-fcheutkens
•jtytgefchooten , kriiid zaat zaeyende, vrnchtdraagende
geboomte, dragende vruchtnaazynen
aart welker zaat daar in zy op der aarde. Gen.
I . I I . Tot wat voor einde heeft G O D eenen
weghgelegdin de woeßyne, ende rivieren in de
wUdermjfe? Jez. X L IÜ. 19. Waarom is de
aarde vol van de goedertierendheit des HEERER?
Pf: X X X I I I 5. En wie is machtig
om alle zaken o p te tei len, dewelkeGODaan
ons aardbewoonders naar zyne onmeetbare niildadigheit
heefc vergund , bergftoffcn, groeibare
dingen, beeften? Hoegroot zyn uwe werken
, 0 HEERE, gy hebdze alle met wysheit
gemaakty het aardryk is vol van uwe goederen.
Pf. C I V . 24. Maar niet genoegzaam kan mec
v y e r i g e traanen befchreid worden onzc, der edelfteen
redelyke fchepzelen, botheit, dewelke
in onzen plicht zoo nalatig zyn, wy gcdragen
ons niet als leenmannen , maar als Heeren van
het leengoedi ofzelden, ofnooit denkende om
den eigenaar van eene oneindige macht engoedheit
, ntec om de rekening 'c eeniger tyd zullende
gedaan moeten werden, de goederen on-
n u t t e l y k verkwiilendc, welker rnatig gebruy|¡
ons in laf t is g e g e v cn. Hoe befchaamt zullea ds
meeften der ftervelingen ftaan, als d e HEERE
der wyngaard rekenichap van zyne wyngaar.
deniers zal eifchen ? O p alle hoeken der aarde,
j a van het Geheel AI, ftaat eene opgerechic
Spiegel der goddelyke volmaaktheden, welkt
w y nochtans zelden ons verwaardigen te bcfchoti.
w e r , blinder zynde dan mollen. Nochtam
haald de oneindige goedheid G O D S het der.
macen ce boven, dat w y op hetalderovervloc'
d i g f t e , en alle oogenbl ikken de goederen de
aarde können genieten: zodanig, dat hy oni
w i l onderwyzen laten zelís door ftomme Leer,
meefters, nochtans alderwelfprekenfte, reden,
looze. Oftcfpreekt,zs^d]oh, tot de aarde eni'.
zy zal het u leeren. B y aldien d e hemelen GODl
eére verteilen , en het uytfpanfel zyner hanÁa
werk verkondigtt de dag aan ^en ¿íag overvk
dig fprake uyißort, en de nacht aan de naá.
wetenfchap toond Pf: X I X . 2. 3. ßy aldieni/a
HEERE loven, van der aarde; de wahm
fchen ende alleafgronden. Fyerenhagel, fnem
ende damp: ßormwinden, dewelke zyn wom
doen. Bergen en alle heuvelen : vruchtboom
ende alle cederboomen. Het wildt gedierte, a
de alle vee: kruypende gedierte, ende gevlengé
gevogelte. Pf; C X L V I I I . 7 — 10. Hoedi
n i g e , bid ik u , en hoe groote zoude de ba
heit van ons menfchen zyn, by aldien wy
monden zouden hebben, maar ftomme, nif
indachtig zynde zoo vele ontfangen welá
den?
U y t de uytwendige gedaante, fcliikking
gefteldheid der aarde blykc wederom op ha
a l d e r l u y i t e r r y k f t e , dat alle dingen , dewell;
G O D g e m a a k t heeft, goed, ja alderbeft zyi
S t e l , dac het uytcrlyk gelaat des aardryks, ö
z o o g y liever wildet, de gantfche aarde isee«
kiomp zuyver gouc, of eene alderhardfle s
alderhelderííe diamant, of water eener krt
t a l l i g e zuyverhcyd, waar, bidiku, zoudend
planten zyn ? de beeften waar? waar van da
z o u d e de menfch krygen , waar van hy zM
de leven? Ja ftcl, dac deze biiyrcnfte korftde
aardryds harder was , dan z y nu is, hoe zoiidi
een akkerman dczelve ploegen, voorcn da;
maken? ftcl dac dezclve weeker was, zonda
niet alle levendigc dieren in de moeraf
worden ondcrgedompeld? W y nii achccn z«"
weinig,met ondankbarevceten becrcedendede»
goedaardige moeder, dewclke ons voed, OO"
dankbaarder zynde dan deHeidencn, deweli»
haar als eene Godinne hebben vereerd onderil<
mm&nvinAtargas, Dercetum, Aßarte,
Syrta. Jßs, Dea Mater, Cybele. Rhea, hi«
in alleenlyk hec fpoor misgaande , daC zy al''
de eere van zoo vele weldaden hec fchepzcL
niet den Schcpper hebben toegeichreeven.
v e l e zaken komen voor op de aarde, en
ven dezelve , dewelke de krachten der nam"'
verre tc boven gaan, en by de wonderwerkf"
N A T U U R
verdienen g e f t c l c te word< Z e g m y , z o o 'c
u beliefd, of niec alie verftand van alien ceboven
gaat de voortbrenging van ontelbare, oneindig
in gedaante , verwe, fchoonheid verfchillende
planten , bloemcn, vruchten, dieren
, uyc eene roiiwe , zwarre klomp aarde,
uyc een hoop geftalteloos ílof ? Dic haar alderfchoonñe
kleed veranderd zy alie dagen,
jaren, maanden, weeken, hare mildadigheic tegen
ons alie oogenblikken vernieuwende. Is
dat niet de aldergrootfte verwondering waard
i g , dat ecnenaakceboomjaarlyksvoortbrengd
botten , takken , bladeren , bloemen, vruchten
? dac de rykdommen der goede moeder noch
ontbreeken, noch ophouden, dat z y des te meer
heefc, hoe z y meer geefd ? dac z y na verloop
van zoo vele duizend jaren noch niec is uycgepuc?
de ingewanden altyd met fchatten opgev
u l d ? dat alio lentetyd het aardryk weder jong
word ? Al dat geen , het welk de alderbcfte
Schepper, met het aldergrootfte recht van ons
eilchc , komd voor onder de naam van dank
baarheit.
Inderdaad fchynd wel in den eerften opflag
het uytwendig gelaat van hecaardrykeenrouw
en ongefchikc gevaarte. Die van de hoogte
van eencn zeer hoogen berg de beneden coppen
aanfclioiiwd, ziet de puynhoopen van een vervallen
gebouw. fcherpe fteenen zonder order.
Maar overweeg aandachtiglykdebinnenftcvertilyfplaatzen
van iiec gebouw, open de oogen
en weid dezelve, gy zule zien hooven in de
al p i fe he beemdenmccde aldcríchoonfte bloem«
bezaaid door de natuur, gjntfche kudden v;
tam ei
verfte
l y k f t e waterei
n e n , beeken,
fpringbron af tot de
Id gedier te, a
k l a a j e aderen
:ydduurende,alderzuy-
•an de aldervoortrefte-
1 dan melkwitte fonceidewelke
van de eerfte
lytloopen toe ontelbare
valleyen en Landfchappen, welke zydoorloo.
p e n , langs loopen , bevochtigen, vruchtbaar
maken, en haré wateren aan de zee niet eer
o v e r g e v e n , voor dac zy aan vele duyzenden
menfchen hare fchaccen hebben medegedeelc.
Waar uyt, ais in hec voorbygaan, blykc hec
zeer groot gebruik, janoodzakeiykheit, welke
de aardbewoonders ontfangen van de verhevenerdeelen
der aarde, of bergen; deweikeook
de geweiden der winden brecken, onvermydel
y k en fchadelyk zullendc zyn voor de vUkke
gelleldheic der aarde. i:>e bergen dcrhalven zyn
de alderrykfte water-bewaarplaarzen , ais waar
uyc ontfpringen mee alleen ontclbare'fonteinen,
ftroomen, beeken, maar ook van waar in de
grooiftemenigte de wölken opi yzcn. Dus heeft
de Alderbefte en Aldergrootfte <G
t ) D aan ons
Z w i t z e r s in het byzonder ver":
n d , gelykeereen
tyds aan hec Ifraelitifch Volk
goed land,
Unland van waterbecken. fonie
ten, die in de dalen ende ¡n berg P«
nen, ende d¡ep~
ytvlieten Dei
V I H . ; . Fontemm door dt'daÚn. datze t-,
¡chen degehcrgten henenwandden. Pi: C I V . j
K U N D E . 85?
Bcrgm door wateren rookoide Pf: C IV. JJj
C X L I V 5. wrur van daan de zeerovervloedig
e dampen opryzeiide zieh aanftondSj tot een
aldervertnaakelykit fchouwfpel voor het o o g , toc
wolkjes te zamen vergaderen, ook tot wölken,
d e w e l k c ftraks door de winden weggevoerd
gintfch en weder door de luclit worden gedrecven.
Dus dan , die aandachtiger onze Zwitzerlandfche
bergen , en alle andere der aarde
aanmerkt, berdioiiwd, verbaaft ftaande, genc
onvmehtlaaregevaartensvanfteenklippen, maar
zeer vruchtbare wildernifTchcn. Daarzyn, bet
e n ik, gene, waar mede de Kananeefche bergen
zyn bezaaid geweeftPf. L X X I I . i.6.Jerm:
X X X I . 5. zaailanden, akkers, boomgaardenj
O l y f b o o m c n - p l a n t z o e n e n , wierookmetmyrrhe.
O o k zult gy 'er zien zeer hooge klippen bergen
nabootzende, fteil, ontblood vanplantenj
eeuwigduurende ftapels van fneeuw en van ys.
A l h o e w e l onze bergen niet overvloeyen van
w y n , nochtans -vlieten zy vm melk Joel III.
18. Daar en boven word 'er in de bergachtig
e beemden eene zoo groote menigte van allerl
e y zoort van beeften g evoed, dat G O D met
recht kan roemen Pf. L. lo. ii. Dat d het
gedierte des li'oiits zyne ts: de keßen opduyzend
bergen, üp dat ik niets fpreeke van de verfcheiden
zoorcen van äderen, metalen, bergftollen
in de ingewanden der bergen f chuy l ende , niets
van de gezontbei d en fterkte der bergbewoondersen
nabiuirigen, niets van de ongeloof felyke
vermaakelykheit, waar door het oog word ge»
vangen genomen , ja het gemoed weggerukc
door de verlcheidcnthcid en het gebruyk vaa
de ongelyke oppervlakte der aarde: dcwclke
hier deze planten voed, etders andere, andere
o p de bergen, andere in d e val e y en; en nuvertoond
zeer wyde velden met oogft beladen,
dan wyngaarden vruchtbaar in edele wynen,
piaatzen met ooftboomen beplant, tuynen mec
z e e r f r a e y e bloemen vercierd, vervuld metfcruy.
den voor de keuken. Dus waarlyk vertoond
Zells Zwitzerland alleen in een kort begrip, en
als o p een Schouwburg alles, wat de overige
aarde ongelyk heeft, en welk vruchtgebrtiik
uyt de ruuwheit overvloed: bergen door altyd
duurende fneeuw en ysf tyf z y n d e , welker top.
pen tot aan de wölken fteigercn, en boven dez
e l v e : dikwyls op eenen eenigen dag alle de
vier getyden van het jaar , en derzelver vrucht
e n , aardbezien, kerflirn, dniyven, koorngeel
geworden door rype ayren , en eene wynige
w y n o o g f t nat door volle kuypen: nauwelyks
l o . of 12. rreeden voortgegaan zynde ziet gy
een nieuw gezicht , het welk de oogen weid:
meyren, rivieren, fonteinen zondergetal: watervallen
van de hoogte nederdortende , en in
dezelve volmaakte ronde regenbogen, volkomen
cirkels: talryke kudden beeften. Het is
buyten twyfFel , o f de N atuurkundigen der eerftc
wcrcld zouden dezelve met fra,iyer verwen hebben
können affcliildcren, als in vruchtbaarheid
d e