N A T U U R KUNDE.
ben de volgende woorden van noden oubitbon-
,iatho machatz rabab, en in zyn verflanthceft
hy hovaardy wrßagen. ünze LarynfcheE n
• ¿QHf zyn verflandbedn-ingd by harewoede: dc
Moedertalige , Und mit feiner Fiirßchtigkeit
fchUget Er die fioltzen ( ¡Vellen.) Rabab is een
onbcpaalrwoord, htzd<.&T\tnácverhejJing,boognioed,
maar i;ok kracht, ßerkte , zoo dar her
diti L'yclcggcren vry (bat ecn zeli'ftandig woord
daar by cc doen Daar zyn er, dewelke dea
djyvcl vei-ftaan , en andere kwaade geeften,
als overreed, dac deze, GÜD ziilks toelarend
e , de zee in woedende golven können verheften.
Deodatns en anderen willen, dat raec
de vinger word geweezen op dien wonderdadigen
düorcocht van Hraels nakomelingichap
dour de Roode Zce: by aldien deze vcrklaring
doorgaat, zal Pharao diehovaardigczyn, wel-,
icen G O D heeft verflagen. De LXX. dewel-'
ke deze volgen , willen dien dwingeland der
zee de Walyifch, Ceti/s, epißeymey de eßrootai
to keytos, maar Symmachus heefrf u g k l a a-
Uzoneian, hy verbreektde trotsbeit. Mi lieh ien
ZuUen wy het aldervciligft gaan, by aldien wy
op de alderregfte weg mer onze Moederralige
verftaan de opgeblaze en bruyíTendegolven der
zcc , dcwelke als in flag-orde gefchaarc den
zeevarendcn wreede gevaren bedreigen, deflaute
baren, golven , der zee; dir ondcrcekenc insgelyks
Pineda, die doorgaansonze ¿unchfche
ovcrzetting pryft. Dus Iczen wy Zach. X. ii,
Ende by zal door de zee gaan, die benauwende,
ende by zal de golven in de zee flaan, ende alle
de d.'cpten der rivieren ziillen verdroogen. En
zie daar de v wcref fclyke verk'anng van den
Koninklyken Plalradichccr over dezen I cxc
van^öH-'i-CVll. z^.Jlsby fpreekt, Zöodoetby
tenen ßorm'Ji-ind opfiaan, die bare gohen om
hooge verbeft. 29. Hy doet denftormfiiUeflaan,
-ZOO dat bare gohen z-Ji'jgen. Van deze Zeegolven
ftaat by deze gelegendheic t e vermanen,
dac zy niet opryzen als bergen. Dc Dichters
fcheppen genoegen in groor fpraak, 00k bcmin
nen dezelve die gene, dewelke van tochren,
over zee gedaan, weder zyn te hiiys gekomen.
In de Middellandfche zee tuíTchen Magellone
en Peyrole ryzen zy niec hooger op dan 7.voeten
boven de kim van de zee , op dekuflcn van
Provence tot 5. cn kaarzende tegen de klippen
8 9 5
, ror 7. voeten hoog. Dcre afmccting geefd aan
dezelve de Hoog Wclgcboren Graaf Marfiglius
in dc Beßbryving der Zee. Zie Hiß de
l'Jcademe Roy ale i j i o bl. 2 9.
Niemand hebbe zieh ce verwonderen, byaldien
in de geiiele H. Schrifruurhecgebiedovcr
de Zee, waar over de Koningen deraarde lang
getwilt hcbbcn, aan G ü D allecn word roege-
Iclireeven. Exod. XX. ir. De HEERE
becft de zee gemaakt. Neh IX. 6. Hand iV.
24. JFiens 00k de zee is, want by heeftze gernaakt.
Pf: XCV. 5. Hy veygadert de wateren
der zee als op eencn hoop; hyßelt de aferonden
fcbatkameren. Pi" XXXl l l , 7. hy heeft
de zee haar perkgezet, op dat dc water en zyn
bevel niet enzouden overtreeden: doe hy degrondveflen
der aarde fteldde. Sprcii k V111. 2 0. Ik
bebbe der zee bei zant toteenenpaalgeßtelt, met
eene eeuwige inzettinge, (voigens de werten
door my in de natuur geftaafr, ) datze daar
over niet en zalgaan: offc boon hare golven zieh
bewegen, zoo en ziiüenze dog met vermögen ^
of ze fcboon bruyfen, zoo en ziillenze doch daar
over niet gaan. Jcrm. V. 22. De Zee, derhalven
, is een werktuyg in GODS hand, het
welk hy genadig enrechrvaardig, goedgunftjg
en vertoorcnd gebruykt. Door zyne fcbeldinge
alleenmaakt bydezeedrooge. Jez.L. 2. Nahum.
1 4. En zie daar hocdanig hy dit oppermachtiglte
recht zyner heerfchappy heeft vertoond
in dien wonderdadigen doorgang der Ifraéliten
door de roode zee, by wclke hy de zee verändert
heeft m bet drooge. Pf: I X V I 6. Exod.
XIV. 21. Ende by fchoTdt de fchelfzee. zoo datze
verdroogde: ende hy dedeze wandelen door de
afgronden, als door eene woefiyne. Pf:CVI. 9.
Vie de diepte der zee gemaakt beeft toteenenweg,
op dat de verlofte daar door gingen. Jez LI. 10.
Zie daar hoe dar de beven de zee lieden erkennen
het hoogite rechr over die woedende hooFdftolie,
dan, wtimcQT de HEERE dezctkliefi.,
dat hare golven bruyfen, Jez. LI. if. En wederora,
wanneer hy door zyn fchelden de woed
e der zee ililt, en de ftervelingen vol verbaaftheit
iiytroepen : Hoedanig een is deze , dat
00k de winden, en de zee bemgehoorzaamzyn^
Matth VilL 26.27. 1 V l a r c . I V . 4 1 . L u k . V l l L
24. 25.
P R I N T B L A D DXX.
^oor zynen Geeß heeft hy de Uemelen vercierd: zyne hand heeft de lang ivemelendeßauge
ge/cbapen. XX X V L vers 13.
Deeze
•11.1
•t'' ; .J
'li, :|f
I''>11
• 'HI,
^•ii.:
; 'é • I '
Í
í
' l i t . i;, Iii
. r !
f ,
mil
SiijiSi;!!^
s t e í i
1 • Iii