Il
8 9 0 G E E S T
in de even naaft voorgaande verflea, zoo 00k
hier, van de land-water-kloot, ja van de landwater
lue ht-klooc, de hichc zelve daar in belluicende.
Job derhalven van GOD verkündigende,
dac hy het Noorden nytbreid over het
'•jjoiftc, veritaar, voor zoo veel ik daar van kan
oordeelen, dac die dikke en zeer zamengedrongc
lucht van hec alderachterfte Noorden, deweU
ke zieh gedurig toc alle luchtltrceken uit kracht
der wetten van evenwichc uytfpreid, cn door
deze zelve uytfpanning, als een zeer groote weldaad
van GüDdenSchepper,debeeften,menfchen
en planten veikwikt, de rondoni leggende
damp zuyvert} en aan het geheel aardryk
over heerlyke, en nooit genoe^ te pryzen, gebruiken
verfchaft , overwaardig de loffpraak
van onzen Redenaar. Hier ftaat aan te tekenen,
dac de dikte der lucht meer en meer toeneemd,
na dac wy nader aandeAfpunren komen. Hicrom
is het ook, dat in die Noordlche Geweften
de Zon, fchoonbenedendenGezichteinder
gedüken, boven denzelven, ren grooten dienfte
voor den bewoonderen, ward gezien : hieroni
zyn de fcheraeringen zoo des morgens, als des
avonds, voor die Landfehappen veel grooter,
en ZOO glansryk, dat de 2on ook in de nachten
van een halfjaar33^.graatbenedendengezichtseinder
gedoken, aan de aardbewoonders van de
Afpunc zelve by aldien 'er eenige waaren, genoegzaam
licht zoude können geven, ook by
afzyn van de Mane. Dus bewyft,de alderbefte
GOD het op dealderwyftemanierheczoovoorziende,
hec Noorden, tjaphon, de noorder lucht
zeer groote dienften nietalleenaandenoordfche
Voi keren, maar aan hec geheel half ronde van den
aardklooc.
In hec cweede Lid van onzen Text komd
wederom een LuchtverfchynfTel voor Tbole
eretzgnal belima. De L X X . geven het gehele
versje dus op : ekteinoonborean ep' Oiiden ( Aquila.
epi kemomati) kremazoon geyn ep' oudenos.
Tm-amfìifiendit fìipeì-nihilnm, Sur un nen;
hy hangt de aarae aan een niet : niets is 'er dat
de aarde onderfchoort. Dit dwaalrtarrig lig.
chaam zwemd niet opdezeeevenalseenfcheepken
, het welk thales de Milezier heeft gedroomd:
het legd niet in eene vafte holligheit
als een beker, het welk zommtgen der Kerkenleeraars
geloofd hebben, al was het maar uve
dit beginiTcl alleen de Tegenvoeters buyten de
einden der wereld verbannende. Daar is geen
Jtlas die deze wercld op zyne fchouderen torft
Ver voortreffelyker, gelyk ook verhevener
itdttittn Job. de aarde aanmerkende als eene'
ronde boi midden in dealdervloeibaarfte Lucht
opgehangen, hangende zelfs niet aan eene draad
offtipje,meceen woord, aaneenniet. Welke
waarheic thans aan niemand onbekend is, nie-
E L Y K E
mand in twyfFel trek
By aldien 'er eeni
andere naam aan dit ni
" te geven, by aldi
niiiTchien dit met moetveranderd worden in ee
Wezcn, zoo is dit de kraclit overal naar dt
aarde toe weegcnde, onmiddelyk van GODS
Wille afhangende. By aldicn gy dit nietzoek
gy zult hec m liet middclpunt der aarde vii
den. Deze bezwarendc kracht is niet allccn
de grondilenn der aarde , maar de gemcne 1«
zy band, het zy niiddcl, waar door GOD het
Geheel Alinhareorder, enweldealderfchoon.
ite bewaard: welke weggenomen zynde a
llonds het zelve wederom tot den ouden Bay.
ert, zamenmcnging aller dingen , zoude ee"
bracht worden. Hoor, welke zaken aan d a
myne middelmatige Uytlegging daar en bovcn
byvoegen de zeergeleerdeZaraenftcldersvanilc
BMwi/j. H,fl. Philof. Utohr. Brem fVa
III. CUJT. II. Het is ^eker b, dk hedell
fche JVjsgeeren, dat m de aarde ervaren w j
dat zy bare Z'^aarte heeft. aldatgenerm, di
Z'^aane heeft, dat het nyt zjn aart helt »,„
het middelfuMder aarde, datverderditmidàl
fimt der aarde van alle kanten door deelen va
de land-'-^ater-kloot Word omringd. Daat
ook gern rede gegeven , noch bedacht mor
'jiaaram deze aardkloot, een geniaarte van ZM
veel zwaarte in het mtdden van de aldervhii.
baarfie lucht zeer vafl in eengedrongen hanrà,
dan dtze, dat dorn dien alle dingen naar haar
middelfuntfirekken, het zelve van alle kanttn
door de aardfche deeltjes word omringd en dat
alzoo noodzakelyk de aarde tuffchen hen zeer
vaßelyk moet zamenhangen. Derhalven ondirßut,
bmitezamen, vereenigd het middelpa!
der aarde het gehele gevaarte van het aardr jh:
dit middelfunt nu isnietandersdaneeneflip Em
fiif piint nnheeftgem deelen, het welk àn
leerlmgen der méimdigen bekendn: hoedanir
voor'beeldgeen mßoffelyke zaken wordgerevel
dat geenc nu, het welk gene deelen hieft. is mater
daad een wezen van begrip, is NIET, Vi
aarde derhalven, dewelke van haar midd'elpmit
hangd. hangd van. NIET. Het-.L-elk Job hier
getuygd. me zal zieh alhier met verwondm
ovn- des alles machtigen Schefpers verbaaflmtkende
ZOO wysheid , als macht, het konflßni
van zoogroot eene zwaarte hangende aan m
NihL. Maar une zal zieh insgelyks niet vusonderen
Over Job, Over deze zaai zodanigndenerende,
als wäre hy door deaUerfchranderfi
leermgen en onderrechtingen der UTiskonflenm!
onzereeuwe onderweezen geweeß > Dus verre
Deze bondig gelyk zy gewoon zyn,en godvrugtrgl
yk. Z,c Bentley Thorheit der Gottslaugn. va
mynHandfchrift bl. i^i.Funcc.OratdeDEO
Mathmaticm-um Princfe m Trait, de Cola
Otl, bl. 243. De Mey Phyf. Sacr. bl.
rt.
Job
jl
N A T U U R KUNDE. 8 9 1
J o b X X V I . vers 8.
• fly hmä de lüdtSYCii lu zyiic njolkcn j nochtcius sti JchcuYt ds loolkc duciv otidcy liiët
Hier ter piaatze leeraard de Wysgeer wederom
klaarlyk, dat onze wegen van GODS
wegen verfchillen. Wanneer wy iets in een binden
, zoo maken wy het te zaraen vaft met banden,
touwen,lym, yzerwerk. Maar GOD bind
AQ'-jjatei-en, oi bedwingdy deßnuei, de bovenlle
namentlyk in hec uitfpanlel der lucht ir
de li-'olken, in die hangende Oceanen,dk zwera^
mende, of vliegende, weg leggende de alderrykite
fpyskameren zyner goedheit en de wapenhuyzen
zyner gerechtigheid. Dagelyks zweeven
voor onze oogen de zamen vergaderde en
nochtans door onderlinge beweeging gedariglyk
heen en weer gedreeven wölken. Wanc deze
beftaan niec zoo zeer uic een fneeuwachtig zamenweefzel
gelyk aan de webben der Spinnen,
hocdanige Des-Cartes had verdichc, maar veel
eer uyc blaasjes zeeronbedwongenzwemmende.
Ook is deze, heczy draeying, hec zy uitwerking
van deze zelve water-bobbelrjes een zeer
luyfterryk bewys van degoddelykegoedheiden
wysheid: dewelke by aldien niet wäre, zoo zouden
ons regen, fneeuw, wölken, nevelen oncbreeken.
Hec water isbyzonderlykzwaarderdan
de lucht, en elk alderkleinfte deeltje wacer
zwaarder dan een deeltje luche van dezelve
grootte, derhalven zouden de dampen opgeheven
door de winden,wärmte, andere oorzaken
van zelfs op de aarde weder nedervallen, gelyk
op de bodcm van het water aan ftonds nedervallen
de alderfynrte ilofjes van aarde of vylzel
van metalen, ten wäre voor deze fyne uytvinding
GOD de Vorft der Wiskundigen zorge
had gcdragen. Bekwamer gelegendheic om van
deze goddelyke tuigwerkkunde te fpreken zal
gegeven worden op Job X X X VII. i6.
Voor deze maal wil ik alleenlyk dataangemerkt
Wörde, dar de zamenbinding tuirchen de deeltjes
uyrmakende alle bobbeltjealderkonftigil is,
raaar ook de byeenvoeging, ttiflchen meer bob
bcltjes eene wölke uicmakende, op dac met deze,
geheel blyvende,ennevens malkanderen los
cn vry zwevende, de regen zoude uicgeftort
^vorden, van dewelke in het byzonder, cn andere
of waterige luchthevelingen, of vuurige,
Job fchynt te ipreken. Ja zelfs is het eene band,
eene onderlinge zamenbinding. ja eene aanhahng
tuiTchen de deeltjes van hec water een drupuyc
peltje zamenftellende. Het denkbeeld der aanhaling
weggefchoven zynde is het moeyelyk
wysgeeriglyk te redeneren over de rondte van
eene water dnippel uyt de natuur, waarom deze
by aldien die hangendeis, niet uitgcrekt word
eyen als eene draad, of op eene cafel valleode
zich niec in de breedte uytftrekc. Deze vrage
fchynd van weinig belang, maar is van zoo veele
zwarigheit, dac de alderfchranderfte Wysgee»
ren fpoediger zouden ontdekken de t'zamenitemming
van hec gehele Leer-opllel der Zonne,
dan deze gewulfcwyze gedaance van een waterdruppeltje.
Hec is gemakkelyk te begrypen
de reden en wyze vanuycbreidingvaneendarapend
waterbobbeltje tot de gedaante van eene
ronde boi : den weg ter redenering daar over
plaveyen de blaasjes, dewelke de kinderen
zeepzop maken : want de luche in de blaas
geflooten, en van alle kanten eevengelyk, zec
zich uyc, zoo dac 'er niec dan eene ronde gedaante
van kan voortkomen. Doch deze redekaveling
paft hier niec op, ook is de evengelyke
perilìng van buycen niecgenoegzaam : ook
:itrikt de knoop niec de naauwe zamenvoeging
der deelen van de druppel onder zich en
mee de gehele druppel, nochzekerezamenhanging
op de wyze van een nec der deelen van de
buycenfte oppervlakce ; wanc aan eene hangende
of leggende druppel een korreltje zout gevoegd
zynde verfpreid zich dat aanftonds door
de gehele druppel j de zwaarder ligchaamtjesin •
de druppel vallen op de grond, gelyk in alle
ander water, en de lichter zwemmenbovenop}
en een dun vliesje was aan hec laagfte gedeelte
der druppel gehouden zynde, klimd aanrtonds
naar de top. Over deze zaak kan men meer
leezen by Jac. Flacentinus in zyne D i f f . deBa
rometrob\ 89. GrawfandePhyf.Elem. Matth.
L D bl. 9. Die ook zelfs uyc deze proefne.
roingde of de krachc. waar
door de hgchamen naar elkanderenbellen, en dewelke
in de aanrakmg zelve der deelen ovcrgroot
ts, doch Jcbielyk afneemd, zoodanig dat ter afftand
van de alderkleinjie, de'welkeonder dezinnen
valt, zy niet meer werkt, ja by grooter-affi
and zich 'veranderd in eene te mg Jlootende
kracht, 'jiiaar door de deeltjes voor elkanderca
vliichten.
J o b X X V I . verse).
Uj huit het vlaihe xjnes throms vaß, hy fpreiti zyne mlke daar over.
De letterlyke zinvocgdhiergantfchelykniet,
als dewelke GOD onmiddelyk plaatft boven de
wölken, of ook in denoppcrftenderden hemel
zittende op eenen Thrcon. Dusdanige begrip-
^ pen,
i m
l i ij l
l'i.-