lì] ili' ii'lli
884 G E E S T E L Y K E
J o b X X I I I . veriT: 8. 5,,
Ziet 5 ga ih voorwaarts, zoo en is hy daar niet, ofte achtcvwaarts, zoo en Dtr.
ìieeme ik hem niet.
Ak hy ter ßinkerhand Tuerht, zoo en aanfchouwe ik hem niet : hedekt hy zieh ter
rechterhand, zoo en zie ik hem niet.
Coccejiis , de wydbcroemde Godgeleerde ,
geefd aan dezen T e x t deze geeftelyke verklarmg>
dar aan den Gelovigen van de OiideTeftament
bedeeling GOD verborgen is geweef t ,
en als omwondcn in de vleefchelyke wet , 200
dat het deshalven den zeer womenjob bezwaarl
y k is geweeft die zeer groote beloften, aan j i -
braham gedaan, te vinden, en z ieh zelven, en
zynen alderjammerhartigften ftaac toe re paflen.
Deze oi andere zoortgelyke verklaringen lateik
Over den gcnen, aan den welken de zorge of
der ßitderenäe jeugd, of der zielen is coebetrouwd
, zullende alleenlyk in Jobs woorden
zoeken de voetftappen der alderoudfte overlevering
rakende de vier hoofd-ftreeken der li'ereld.
Kadam, voor, berekent her Ooften, achor ^
na, het IVeften, Jamin., de rechterhand het
Ziiiden , Smol, de linkerhand, het Noorden.
Dits verklären het de i<,abbynen en benevens
hen de Knften- Lceraars. Maar ieder een ziet
w c l , dat de Luchcftreeken verfchillen, by aldien
de befchouwer het aangezicht wend naar
her ¿uiden, Noorden , Weilen : derhalven
moet de reden gezogd worden, waarom Job
door Kadam hec Ooßen heefc verftaan. Deze
vinden, de joden in de alderoudftc plegtgewoonte
der bcfncdencn , Arabtcren, en andere
Oofterfche Volkeren om hunliedergebedenuyt
t e ftorten, by welke zy het aangezicht ()olt
waarts keeren, welke 00k gemeen is aan vele
Hcidenen, in het byzonder den Zon^aanbidders.
Het is bekend van den aanbidders van
K K I S T U S in de eerltc eeuwtyden, dat z y de
tempelen in diervocgen hebben gebouwd, dat
d e r z e l v e r K o o r e n t e g e n h e c ü o f t e n zagen, üp
dezen grond ftetind het gevoelen van zommlgen
aangaande de ftandplaats van de helle ter
Unker zyde , tegcn het Noorden , alwaar de
bokken te piaatzen zyn, Matth. XXV. 33.
Maar de bokken tot zyner ßmker-hant. Waaro
p ook Job fchynd hec 00g gehad te hebben ,
X X V I . 6. De helle is naakt voor hem: ende^een
dekzel is'er voor het vcrderf ; want onmidde.
l y k vers. 7. volgd: Hy breid het Noorden
over het ••d;oeftc. Dus verklaart Hieronymus
plaats Predik. X L 3. Als de boom ma 't Zuih,
in den hemel, of ali hy na 't Noorden, de
valt, m de piaatze daar de boom valt di
hy "jvezen. bn zommigen üitleggers et
dere Zach. X I V . 4. De Olyfberg zalmtzii
gcfpleten worden, het hai ve gedeeice der Hó
denen, aan welken KR. ISTÜS word verkci
d i g t , de eene helft des bergs zal 'W)k
naa 't Noorden, de helle, ende helft des'ü
ven naa 't Ziiyäen, naar den hemel. Hien
willen zy dat ook behoord Jerm: I. 14. Faú
Noorden zal zig dit kivaat opdoen, over alle
'woonders des Lants. Ende káp, IV. 6. Ik bra
ge een k-^aat aan van 't Noorden, Ci '
te breiike. Zy voegen daar by dat de Tilria
wel biddende tegen het Zuiden zìe
tegen het Welten, de Kriftgelovigen tegen Ii
Ooften ,maar geen volk tegen het Noorden,Í
aldien aan eenen ongelovigen miffchiendiead
terfte landftreken van het Thüle al te ka
fchynen, om aldaar de zecel der helle ti
zen, denzelven zal van alle cwyñeling koni*
bevryden zekere zoort van godsdienftige bei
vaard naar den vuurbrakendcn Heclavun YUani
alwaar loeyinge der Jucht, door onderaardli
vuur längs holle gewelfzels bewoogen , by
dien men aan al te licht gelovigen cnbygelo
gen geloof kan geven , zyn deziichringenenä
getiermakingen der menfchen in de hellegepj
n i g t , of ten minften in zeker vagevuur zwe
tende. Diisdaniger wyze, voor zoo veelikzi
word 'er afgedwaald van het uogmerk, en (
overgang van de eene giillng tot de anden
van gi f luigen tot dwal ingcn isgemakkelyk, H
eerfte gevoelen van de vier ftreeken der werel
het wel k ik hebopgegeven, kan gemakkelykgt
duld worden, zynde tei eenemaal ' onzondigí
' '
vry van alle gevaar. Zi
e mikins Vertheit. 0
pernio. II. Deel, bl. 3(
J o b X X I I I . vers 10.
Doeh hy kent den weg, die by my is -, hy beproeve my j als gom zalik uytkomcn-
T e n aldervolften is Job overreed, dar even
dezelve wederwaardigheden, dewelke hy lyd,
geen ander einde ziillen hebben, dan de eere
van G O D , zyne eige zalighcit, naar welke
hy zorgvuldig haakt. De HEERE kent ¡i"
weg der rechtvaardigen Pf: 1,6. H y ziet tt*
in de binnenfte fchuylhockcn der gedachte":
en fchikt dezelve naar zyne alderheiligi^^^
N A T u u R
rechcigheit ende goedheit. De gelovigen moeten
wel zeer dlkwyls door diepe, en die wel
IheivUetende, golvendonrgaan, darzyGOD,
welken zy zoeken, niet vinden , doch hy kent
echter , en beftiert derzelver gangen. Deze
grondflagderaldcrwyftevoorzienigheit verwekt
verrroiiwen op G O D , op welke z y fteunende
veihg wandelen, gelyk Abraham niet wetende
•waar hy kamen zoude. Hebt. XI . 8.
Overaardig worden onderling hier en elders
de beprocving der gelovigen b y o f van gouc oi
zilver vergeleken. bpreuk. X V I I . 3. XXVI I .
21. DeJmeltkroes is voor het filver, ende deH
Oven voor hetgout: man ¡rdeHEEREt ^roeftde
htrten Zacli.XIÜ. 9. Ende ,k z d L t derde
deel in 't vjer brengcn, mde ik zal het louieren,
getyk mmßiver loiitert, mde ik zal hn beprocvert,
gelyk meugout kproeft. Pf: L.XVI. 10.
Wantgy hebt om bqroeft, oGOD! gyhebtom
gehiitert, gelykmnhetzUverloiitert. Zo o r t g e -
lyke fpreekwyze kamt voor by Tmdarnr. de
Stmi beproefd het gout, en de anderzoekmgen,
beproevingeii, een recktfchapen gemoed.
D e Pniefnecming nii van her gout word op
vetfcheiden wyzen verficht, doch dewelke in
rrap van zekcrhcid verfchillen: dealdcrgereed
fte is de l'octileen: eene andereop werktuygig
e beginiTelen lleunende door weeging in het
water, waar door Arcbimedes hetzilverbedriegel'yker
w y z e m « zuiver gout vermcngd ontdekt
heefc in eene koninklyke kroon, de maker van
deze zeer edele uytvinding van blydfcliap in de
badftove opfpringende met zyn ikhebhetgcvon^
den. Maar de aldergemcenftc oeflengebruyken
gefchieden door Konings warft en vuur, eene
vochte cn drooge wcgh, van welke beide ik die
dingen zal zeggen, dewclkctotdeze tegenwoordigc
zaak dienen. Voiir alle dingen llaat dit
van het gout den Monarch der aarde re weeren,dat
hetzelvevanaüelichamen, immers dewelketot
noch toe bekend zyn, hetalderwichtigfteis.opde
grond nederzinkende in kwikzilvcr, belbande
uy t deelljes van zyn zoort zeer dicht onderling op
een leggendc, wezentlyk onderfcheiden van de
declrjes uyrmaakendezi lver, loot ,ofandere nietaalen,
nameiitlykin groote, gedaante, gewicht, zoo
dat de bojfdftoffen zelve verrcbillcn, de eene
van de andere, welke aanmcrkingzelfsmaar allem
docd verdwynen de dünne rook der Stoffcheiders,
en de hcrvorming van cncdelder nie.
talen m dir alderedcllle onmogelyk maakt. De
vochte wyze om het gout te beprocvcn beftaat
daar in, dat het Konings water, ofgccft van
zout, als een genocgzaam zuyvervochr, het gout
entbind herzilverzynJeonaangeraakt, zidat
uyt deklomp.goii t filverditzuyvervocht,»,«-
Jtrmm. ombind het gout in dezelve begrepcn in
ten eenemaal onzichtbare dcelrjes, het Kilver
op de grond in gedaante van Hof zynde nedcrgcWOTpen.
Dit zelve konings water niet den
Roning der metalen bevrueht, by aldien het aan
vuur van zant word gezet loopt door de kolf.
K U N D E . 88 ^
hebbende in het ovcrhaalglas het gour achtergelaten,
als wegens de vaftigheit tot wegvliegen
onbekwaam. ßy aldien gy zilver wild
200 zult gy neemen fterkwater, ofgeeftvaii
zaipcter, zo zuk gy zien dat hec zili'er word
ontbonden, het gouc onaangeraakt blyvende,
dat in gedaante van zwarc poedernaardeerond
Word gedrevcn Ik zoucie by dezegelegendheid,
ten zy de engte van het papier zulks niet verhindcrdde,
deze vrage können onderzoeken,
hoe dat het komd, dat konings water het gouc
fcheid, het zilver onaangeraakt Utende, fterk
tcgendeel het zilver gout onaangeraakt
lOg toe zyn de zwcetgaatjcs van
iger gehenden geweeft dan die
1 uic deze bron afgeleid de bytegen
Utende, To
het gout voor c
van het zilver,
zondere l'waartc
deel gift .
1 7 1 1 . bl. 78. dai
v e e l e e r w y d e r z y n .
Royale
de zweetgaatjes van hec gout
^ , maar de deeltjes zelve zwaarder
van gewicht,dan die van het z i lver zyn. Gelegendhcjd
tot deze gedachten heefc aan den zeer
ervaren Stoifcheider gegeven deprocfnemingen,
dewelke aan hem de vafte deeltjes van de geellen
van zciut grooter en dikker hebben vertoond,
dan van zalpercr,zoo dat die dierhalvcn niet zouden
können doordringen,tcn z y dan door zwcetgaten
byzonderlyk grooter. Daar komd by,
dat de fcherpe deeltjes van zalpeter nietalleenl
y k het zilver doordringen, maar ook het gout,
de ziltige in tegendeel her gouc alleen. Doch
o f deze vochte wyze om de alderedclftc metalen
le toetfen aan Job is bekend geweeft, dan
niet, blykt uyt dcilelfs bockgeeniTins. Ja men
zoude veel eer het daar voor können houden, dat
alleen eene drooge manier was bekend geweeft,
als van welke in de boven aangetrokken pUatzen
uytdrukkelykc melding word gemaakc,
Want het opHokkend vuur, die Over al voorkomende
hoofdftufle, dringd door zyne alderfcherpfte
en op het alderrnelft bewoogen deeltjes
door allcrley de dikf tel igchaamen, en z o o ook
door het gout , het welk door het vuur ontbonden
word in vloeibaarheit, doch het vuur in
trappen zynde vermeerderd, byzonder in eene
fmeltkroes,zoo worden uytde vermengde klomp
verdreeven de deeltjes der onedelder metalen,
de deeltjes van het zuyver gout overgebleven
z y n d e , door het vuur niec te Overwinnen, namenclyk
door het gemeen, niec door dat der
zonne door Tfchirnhnyzer brandgUzen op een
middelpunt gebracht, het welk het goutingeikc.
De rede
d;
:ht vcrminderd tot glas mi
i s , om dat gemeen v
koolenuyt dikker deelen beila;
band van het metaalig zolfer
welke het gout bellaat, niet m
binden, maar wel het veelfyndei
'an hout of
ide die naauwe
n Kwi k , uyc
-htig is te ont.-
der zonne.
Zie Mémoires de I' Acad. Roy. 1707, bl.
43. Maar om hct gout te toetzen worden 'er
gemeenlyk bygedaan looc en fpiesglas, mtimo'
me, by dewelke ineencngeeftelykenzingevoe,-
g«-
I . - í í ;
' • ij
iilii