" P
m
jjiilijf
ÍHÍ.IÍ'
91°
G E E S T E L Y K E
Gy, die de ivond'ren der Natuure gade ßaaty
Om in heur d' Oirffirong der Gefchapenheén te zoekcn,
On'X'ederfpreekelyk onfvou-wd door Bybelboeken.
" " ' ' ' beeld der Aar de in d' afdruk eener faat;
En word ww rsjeetzucht in 't befchowjuen niet verzaadt,
Zo hoor Heer SCHEUCHZER, 't mk der braaffie Letterkloeken,
Die zieh door ydien waan misleyden laat noch doeken.
De Stant der -ji-aereld u ontvowjven t' uwer baat.
Gern los geval tnaar GOD is de oorzaak aller dingen.
'Tracht op 's Mans fpoor het merg der zaken door te dringen,
Zo loopt d' Almagtige u van zelver te gernoet.
Die GOD niet zien kan in 't Gefchap'ne heeft geen' oogen.
Hygaf den dingen vorm, en luyfler en vermoogen,
'nrwyl hy 7 alles door zyn magt en kweekt en voedt.
ELibu, gelyk wy gezien hebben, hi^Job
geleid tot de Lucht-herael toe, becoogen
zullende GODS aldermachtigfte wysheidenaU
derwyfte goedheid in de wölken , weerlichc,
donder, Mixern, heldere lucht. Nubrengdde
Alderhoogße den zeer godvruchtigen van onkreukbare
lydzaamheic man nader by de aarde,
een Planeet wel groot in gevaarte, als welker
b e g r y p i s v a n 2662560000. Vierkante mylen,
maar welke, vergcleken by andere geliele lighamen
van de wereld, nauwelyks denaamvan
eenftoi'keverdieod: eeneovergrooteBoI, midden
in de liachc opgehangen, los in de lucht
zwemmende: welke zieh zelve draagd, nochrans
zieh zelve niet zwaar is: welke de Schcpper
in een ogenblik uyc niet had können voortbrengen,
maar naa zyn aldervrymachtigft welbehagen
uyt eene verzameling vaneene door een
Gemengde klomp, of Kometifche rondom leggende
Damp in den tydvanzcsdagenheefrvoltrokken.
Want de Aarde -joas "^oeß ende ledig,
ende duyßernijfe was op den afgront. Gen. 1. 2.
her gebou w van het alderuytgebreidfte gevaarte,
met al hetnodighuysraadtotvermaak, gemak,
noodzakelykheit voorzien: cen l iof j e , d a t C O D
zelf heeft verwaardigd met de loifpraak van voetbank
zyner voeten }QZ. LXVI . i. Hand VII.
49. 50: ja in de Volheid des Tyds met zyne perzonele
en ligchamentlyke tegenwoordigheir, het
menfchelyke geflacht ineenefiioodeafvalligheit
gevallen en alderelendigffc verlooren door zyn
bloed zullende verloflen.
Dit Gebouw van de Aarde voerd GOD zelf
de ßouwkonftenaar ten toneel, en wcl door
Spreekwyzen de Bouwkunde eieen. IVanr
"•A-aartgy, doe ik de aardegrondede? Geefthet
te kennen-, indien gy kloek vattverfiajidzyt. De
L X X . Pö» eys en too themelioun mt teyngeyn;
a^aggeiton de moi et epifley funeßn. (J y c het ö e -
Ichiedenis-verhaal der öchepping ftaathetvaft,
dat de menfch niet op den eerften maar ten laarftcnop
denzesdeiidagisgefchapen, zyiiehuys-
veftings-plaats Is volkoment lyk in alle
haredeelen zynde volcooid, prachtig vercierd^
en met allerley huysraad zoo tot gemak, als
noodzakelykheit des levensophetrykelykftge.
ftofteert. Verrc van den menfch moeft zynde
laatdunkendheit van de minfte zamenlooping,
of raadgeeving tot zoo groot een werk. Mcc
recht komt aan den alderbeften en aldergroot«
ften G O D toe deze eere der gefchapen aarit
Gen. L I . Exod. XX, u . Pf: X C . 2. eninontelbare
andere piaatzen van d e H . Schrift JVaat
waartgy derhalven, alderonmachtigfte menfch,
o p dien tyd, op welken Ikde Aldermachtigfte
d e deelen der aarde niet alleen cnderling door
eene band van de aldernauwfte perfling hebbe
zamengebonden, maar ook zodanig geplaatft,
dat zy buyten haar rondfpoor gene nagel-breedte
zoude können uytlopen, en echter in de a!-
dervloeibaarfte heniel akyd voortgezetworden?
o p welken ikde aarde hebkgeerondophareretds
genotmde grondveßen, zoo dat zy nimmirmitf
noch eenwelyk zal '•jaankelen Pf C l V. f . Waart
gy toen niet in de onmeetbare Afgrond ian
iNietS? of vermoogender wyze, namentlykten
aanztenvan My , m het klonipje aarde door roy
gefchapen? iVaar --waart gy, de hoofdftoffen
van aarde en water noch onderling vermcngd
Zd e , toen wanneer ik de afgrond als niet un
i overdekte: op dat de -wateren boven de bei-
Pf. C IV. 6. eer de bergen ofeeie
dalen daaiden, ter piaatze dte gy -voor
rond had. vers 8. Of, voor datikzeid
e : dat de laateren van onder den hemel in eene
piaatze vergaderd -worden, en dat het droogegtzien
ivorde. Gen. 1. 9. Niet alleen word in
de Gewyde Woorderollen, en wel klaarlyk,
dit bayerc-achtig zamenmengzel van vloeybar»
en vafte dingen ayrgedrukt, maar ookbyongcwydeSchryversvermeld.
AnaxagorasbyLacttius:
Alle zaken -waren te gelyk. Toen het verßad
körnende, dezelve heeft onderfcheyden, en te recht
gefchikt. Nochklaardervertoond£>/'f/:''7rwK-fby
den bygebrachten La er tius in het Icven van /"w*
to ter eene zvde GODS eeuwieheit cnaiomcegcftri
N A T U U R K U N D E.
genwoordigheit, ter andere zyde der af hange
iykheic der wereld, javandeßayertzelve, var
91t
GOD is altyd te.
nooit afweezem
Aldus blyven altyd dezelve zakei
jFord -er
\opcene
_ i dat de Baycrt de eerße
s aan-weezig ge-weeß.
Jfis vermag ? nooit komt iets eerß uyt körnende
van imand.
Derhalven komt niets ont-wyfelbaar het eerße
of het tweede.
Srel, dat die Ar kadiers voor d e Maan zyn gewceft,
het welk zy verwaant pocchtten, Velgens
Plutarchus ^ a ß . äöw. 76. ja vergunaan
Peirerius zyne Menfchen voor Adam , Pr^e-
(idarniten; dat zult gy niet können ontkennen,
dat nogdeze, noggetie eer als de aarde zyn gefchapen.
GODS vrage regelrecht aan Job gedaan
blyftonverzet telykj -waar-waartgy, toen
ik, de aarde grondede ? Op welke vrage ik wel
willen zoude dat die opfnydende Athenienzers
antwoord gaven, dewelke by uytmuntendheid
Zooncn der Aarde genaamd worden, alsdeeerllen
der ftervelingen uyt de aarde geteelt. Van
welken Cicero de Orator: Over-welke bezitting
iiwlieden -wegens de fraaiheid ook onder den Gaden
verfchil ontßaan ge-weeß te zyn gezegd is,
'ji'dke in oiidheit zodanig IS, dat zy gezegd-word
v-jt haar zelve hare burgers gehaart te hebben,
zoo dat hunlieder eige land de rnoeder, het vaderhnd
de voedßer genaamd inord. EnP/^iö, in
Mencxenns. Op dien tyd, op welken het Aardrykalledieren
van alle zoort voortbracht, -wilde
äieren, en groot Vee^ alleenlyk die aarde tot nag
toe onvruchtbaar, en van -wilde beeßen ledig,
dog eigentlyk uyt alle dieren den menfch geteelt
ic hebben, dewelke allen in kcnnis te bovengadt^
en maar alleen het recht en den Gaden eer bewyß.
Aufonitts in de Lyß der beroemde Steeden:
Dat wy nu melding maken van de Faders
uyt de Aarde geteelt Athenen
Minerva's - - - - - - -
De aanfpraak van Eliphaz aan j ' ö i XV. 7.
ISgelykvormig metdevrage, welkewyterontvouwing
by de hand hebben genomen, cn van
«cne onwrikbare waarheid is. Zytgy de eerße
'n menfch geboren f ofte zyt gy voor 'deheuvtn
voortgéracht Ì DeSpreekwyzcindcn Texi
oorkomende is ontleend van een gebouw blooi
geftelt voor alle de ongemakken van de lucht,
«P eene aldervafte plaats gezet, op een alderftecuwigft
voetfl"uk gegrondvef t , vooralle zoortea
van onweders onverwinnelyk. De aarde
altyd vali, fterk, gegrond, fchoon ge-
Itadiglyic bewogen volgens hetgevoclen derÄ"«?-
p^rmkanen: vaft in het middelpunt van hare
I d raaikolk, altyd in dezelve wegf t reep, tot zoo
j lang zy vandaaruytgefloorenaanneemenzal den
' aard eener komeet, de wegen zullendevolgen.
De navolgers van Pfolomeus ztWc worden on-'
middelpuiitigen, wanneer zy uyt onzen Text
zouden trachten te bewyzen, dat de aarde hec
middelpunt van het Geheel-Al is, de gehele
Starredragende Hemel het dak van dit hutje.
fVte heeft hare maten gezett? zoo fpreckc
G O D verder tegen Job vers. 5. want gy weet
het: ofte -wie heeft over haar een richt(hocrjietrokken?
metra auteys,
fp'anteys.
De LX^X. tisethetot
ei oidas; ey tis ho epagagoon fpa
•wie heeft der zelver maten geßelt; zop gy^et
weet? of-wieishy, die eentoww over h a a r '
getrokken.? Voor Spartion heeft Aqui
eene regel , Symmachus Schoinion metrou,
eene meet-lyn. Deze aanfpraak van de luchthevelingen,
Meteor a, genomen van den alderhoogften
Landmeter , Bouwkunftenaaren Tuyg.
werkkunftenaar ftrekt daar heen, niet dat Hy
ons de afmeeting van het aardryk zoude verbieden,
maar de Almachtige Jeeraard dcnaardbewoonders
die, dat hy het land-warer-hichtgeftel
door zyne almachtige wenk heeft gefchapen
overeen körnende mer de alderwyilc denkbeelden,
dewelke Hy in zyn goddelykverftand
gehad heefc voor de grondlegging der -wereld:
gelyk eens voorzichtigen Bouwkunftenaars is
voor het gebouw te zoekeneeneruymtevanbehoorlyke
Lengte en breette, dezelve eerll af te
tckenen, de grondveften teleggen, demuuren
rechtftandiglyk op temetzelen, voordekamers
elk hare piaats aan te wyzen. Op gelykewyze
heeft hetbehaagddenopper i lenGOD, diedooc
zyne wenk de wereld beftiert de l engt e , brcedt
e , hoogte, diepte der aarde en deraardfche
draaikolk aldernaauwkeurigft af temeeten, de
evenredigheit der valle deelen tot devloeibare,
derwateren, bergen, lucht, de afftand der aarde
van de Zon, de aldcrrykelykftc fpringbicn
van wärmte en l icht , en zoo ook van de overigc
rianeeten , op het alderbeftipftete bepalen,
alle dingen in een zeker getal, gewicht, mate.
N a dat nu deze onze aarde, onze woonplaats,
zoo vele Duyzendenvanjarenonveranderd heefc
geftaan, en echter dagelyks veranderd, is hec
niet alleen ons geoorlofd dezelve naauwkcitriglyk
te overwegen en af te mceten, maaronderwyft
ons aardbewoonders, ja is opgelegd de
mocite flrekkende toc eere van den aldcrhoogften
ßouwkunftenaar; welke moeite wel totnog
toe, niet tcgenftaande alle aangewende naarftigheit,
tot het roppunt der volmaakcheitnict
is gebracht, welke fmette van onvolmaakthcic
blylt hangen aan alle nafpeuring der i/gchamcn
nietalleeii dergehelemaardcraldcrkleinfte. Die
deze arbeid onderncemd , moet ncodzakelyk
dooroeffent zyn in de gronden niet alleen van de
Landmeeckunde, maar ook van de Starrekunde.
Doch hoe groot dezelve is, hoe groote
naarftigheic daar is by te brengen, hoe groote
"V V on-
M