- - ' W í f ! ^
G E E S T E L Y K E
P R I N T B L A D DXI.
Hoe veel te mm op de gene deweike kernen huyzen bemonen , welker grondßag in
het ßofis; zy worden verbryzelt vQor de fnotten. Job IV. vers 19.
Gy, die geduitrig aan 't vermaak van de Aar de kleeft,
De Letter künde, en GOD, en Godsdienß los laut dryven:
Gy, die en braß en zuipt, als had gy twee paar lyven»
Terwyl ge uiv evenmenfch niets ten behoefte geefi;
Befpiegeld deeze Prent; die zal 11 doen ervaaren,
Ter-wyl gy 't Eliphaz aan Hiob hoord verklaaren,
Däc gy flechts Huizen zyc, uit leem en ftof gevormc.
Doelwitcen van de Mot! verlaat uip fchendig poogen.
fFaakt voor uw eewwig heil, en houd nw GOD voor oogen,
Eer u de 'wind zyn's toorns met endloos leed beßoi mt.
DE omfchryving der Stervelingen , van
welke Ehphaz zieh bediend, is overfraai,
kernen huyzen te bewoonen, batthe chômer ,
oikias peylmas by den LXX. epigeion oikian tou
Skeymus : het aardfche huis dezes Tabernakels
2. Kor. V. r. Chômer is kley, kern, ilyk,
aarde ander hec alderverachcfte, het welk zeer
gemakkelyk tot warer word ontbonden. In
dezen zin van kleiin water week gemaakt fchynd
Chômer genomen te worden Habak. III. M
Gy beflraet met uu-epeerden de zee , degeweldige
wateren "wierden een hoop. Jez. LX.1V. 8.
zyn leem, Chômer , ende ¿y zyt onze pottebakker.
En in onzen Text onztgrondßagis
in het ßofi of tut het ftof: beaphar, alwaarde
L X X . wederom gebruiken. peylon, kai autoi
ek ton autou peylou eßnen. En waarlyk de zamenvoeging
van ons alderkonftigftewerktuigis
ZOO teder en fyn, zoo bouwvallig en lichtelyk
te ontbinden, dat 'er geenoorlogs-gereedfchap
toenodig is 3 gene ftorm-rammen, fteenilingers,
gefchutftukken , geen groot vyandlyk heirleger:
het word verbrooken, van zelfs word het
gefloopt, door ouderdom krygd het fpleetcn,
ja van elke deminfteluchtverandering, beweeging
der winden , drifc der gemoeds-neiging,
door overdaad of gebrek van alderhande gene
natuurelyke zaken word het ter aarde geworpcn,
eindelyk vald het door eige zwaarte in duigen.
Eliphaz gebruikc eeneredeneeringvanhcccvengelyke
genomen , het zamenftel van het mcnichelyk
ligchaam, een leeme huis, uiteenegeringe,
iloopbare ftofte gemaakt, vergelykende
met diealderzuiverfteengelachtigezielen, gene
verandering onderworpen , ja ook leeme huyzen,
welke de ftervelingen bewoonen, metdie
hemelfche verblyf-plaatzen. By aldien die Hemel
bewoonders de ftrengheic van het goddelyk
oordeel ondergaan, wac hebben wy aardbewoonders,
uit leem gevormdte verwachten?
Zie daar leeme voeten , kleyachtige van een
goud ftand-beeld ! Heiaas hoedanig eene zwakke
grondflag van het menfchelyk leven , roem,
luiiler ! üewelke wy eindelyk verbryzeldworden
door de motten. Gnafch komd doorgaans
voor eene motte voox Job XIII. 28. XXVI I .
18- XXXIX. 12. L. 9. LI. 8. Hoi V. 12.
By den Kaldeeuwen gnafcha. (.)ok is heden
by den Arabicren Ujjet, in het Meervout ufs,
iijes, het verkleinwoort ufijßt eene motte de
wolle atknagende , insgelyks een boekworm..
Meninzk. VVoordenb. ^zi'y. Bochart Hierozoic.
II. D. IV. B. 15 kap. hcizatthfa, otthfa.
Het Griekfche wocid is feys, het welk biuten
twyffcl afftamd van het Hebreeuwfche Sas,
het welk voorkomd Jez. LI. 8. Acjvila behaagd
Jez. L. 9. hey brooßs. En Matth: VI.
J9. zyn feys kai brooßs , motte en roeft byna
, van gelyke betekenis -, gelyk ook boekwormen
en motten by den Dichters. Horatius IL b. 3.
Schimpfchrift.
- Wien het bedde-dekzel,
Dee if pyze voor de 'wormen en motten , in
Je kifi zoude verrotten.
Martialis Vi . Boek, 60. Funtdicht.
Hoe vele -welfpreekende voeden mottest en
fchiet'wormen.
Het is eene motte eigen de wolle te verteeren,
JOB. Ciip IV -v.n).
T i n e a iiiilerj.fi' Sviitboliua.
«ìiW'. l y . 1'. it).
„^ir 'pcU'iiSff ^tjt i n f r p men\chiic^nt ^UttJ>es.
Í ..'•rulp.