E f i i
G E E S T E L Y K E
1004
den dingen tnzwelgen, 00k dewelke cot koking
önbekwaara zyn. De zeer Beroemde ValUfnerius
(Notomia del Struzzo ttelle OJfervazioni
et Efperienze bl. 16? J heefc gevondcniade
magevandeStruysvogelfpykers, fteeiien, couwen,
glas, munten, looc, ein, koper, bergkoper,
• beencn, haut, verfcheiden vruchcen;
in eene andere eene yzere ipykcr, in defpieren
van de mage zeWe ingehegc, en voor een gedeelte
afgeknabbck. Het is een doorgaans aan •
genomen gevoelen, dat de vogelen lleemjens, en
andere harde dingen inflikkcn, op dat door de
wryving van dusdanige ligchaamen de koornkorrels
of andere fpyzen zoudcn vermaalt v/orden
: maar 00k mag men giifen, met den Paduaanfchen
genaamden Hoogleeraar, dac die
overharde ligchamen, voornacnendyk yzer, om
te matigen de fcherpte van het maag-vocht
^welke alleen mächtig is, zonder hulp van
fteenrjens daar by gehaald zynde, de fpyzen te
ontbinden, ) gelyk wy Geneesmeefters de zuure
fcherpigheit van die giftgewoon zyn te matigen
door inzwelgende, aardachtige dingen, 00k
vylzel van ftaalzelve} ofook, datuytyzerafgetrokken
word een vochc heylzaam voordeze
vc^el. Wat vao deze zaken z y , dat is zeker,
dat de Struysvogels dusdanige meerflagtige dinden
niet opflikken alleen uyt eene zotte begeerte
om in te zweigen, maar tot een zeker einde van
G O D zelven te vooren verordend. Veel grooter
äomheit is het, by aldien waar is, dat dezelve
in eene zoo et'oote lenkte van Ugchaam,
als zy de balzen onäer eenefimykverborgenbebten
, zieh tnbeelden verborgen te zyn. Timm
cn Claadiahus op Eiitropus II. Boek.
- - - - Zy ßaat met geßooten oogen
Het belagcbelyk boofd hebbende omivonden ,
en geloofd dat verborgen zyn^
Vie dmgen welke zy zelve niet ziet.
Dog Diodorus fpeelt voor Verdediger,voorwendende,
dac de Striiysvogel hethoofd, als
het edelfte gedeelte van zyn ligcliaam verbergt.
Tertullianus wederleyd hem ; Terwyl
by met het boofd veilig is, word by blood, daar
by grooter is, geheet met het ligcbaam gevangen.
Ik houde het daar voor, dat ons wcgens
die zaak niets zekers is bekend, en dat derhalven
nog voor befchuldiging, nog voor verdediging
plaats is. Onder anderen is dit, volgens
de aanmerking van Bochart, centeken van
domheit van de Struysvogel, dat dezelve, volgens
het getuigenis van Strabo XVI. B. zig
van de jagers ligtelyk laat bedriegen, dewelke
rondom mec veUen van de Struysvogel bewenden
vruchten of zaden op te ilokkcn voorwerpen,
of ftroyen. Doch dit al geftelt zynde ,
ZOO zullen zy daarom niet onaozelder zyn als
die Vogels en ezels, dewelke op de fchilderyen
van Zeuxes en de Bruyn konftig gewrogt zyn
aangevlogen , vruchten zullende eeten : ja als
vele menfchen, dewelke zig inbecldcn te wee.
ten wat Jupiter Juno heefc in het oor geluyftert,
en nogtans om de aldcrgeringfte oorzL
ken zieh lacen wegrukken tot ongerymde, ja
godloze daden. Wy zullen alderveiligftgaan
by aldien wy, de Text ons voorgaande, de
dwaaze zotheid van de Scruysvogel, dat zy
zonder liefde tot de jongen zieh legen dezelvs
verbard, als ofze bare met en waren. Want
deze onnaturelyke liefde word byna onder de
ongerymde en byna ongelooffelyke zaken voorgeltelt.
Km 00k eene moeder haar zuygeUng
vergeeten, dat zy haar niet en onrferme ove}- di
vrucht baares buyks ? Jez. XLIX. ij. Ein.
deiyk latcn wy den Arabieren hunlieder onbe.
fchaafde Wyfgeerte, de oorzaak der domheit
zockende in het al te kleine hoofd en heriTenen,
van dewelke Heliogabalus zeshonderd in getal
op eene maaltyd bevolen heefd dat opgedifcht
zouden worden. De ondcrvinding leerd ons,
dat onder de menfchen doorgaans dewyfheid
en het verftand niet huysveft m dikke koppen,
zwaarlyvige ligchamen, overgroote heriTenen;
by aldien zulks wate , zoo moeten de Vier«
fcharen en Maatfchappyen der Geleerden zamen
worden geftelt uit dikhoofdigen, en van
de waardigheden kleinhoofdigen uytgefloten
worden. Ook voegd hier niet betet op eene
andere reden > welke de Arabieren voor den
dag brengen , dat de Struysvogels door eeoe
byna onophoudelyke beweeging vaa het hoofd
de kracht der inbeelding beroeren. Uyt de
Schoole der Arabieren zoude können toegela.
ten worden hardhorigheid of niethorigheit der
Struyifen, welke de ßeeilebefchryvers en Reizigers
getuygen.
Het 21. Vers ftaac nog te verklären: Ah
bei tyt is, verbeft zy baar in de hoogte: 7y helacht
het peer-t, ende zynen ryder. ßimmarm
thamerib zet onze Latyofche over alas attollit,
Hieronymus alas erigtt, becer dan de Moedertalige,
wann er in die Höhe fleuget: alszyin
de Hoogte vliegd: wanc de Struysvogel beurd
hare vleugels wel om hoog , maar vliegd niet
in de hoogte. Derhalven gewaagd Job ran
de opheiEng der vleiigelen, of ook van de ryzige
geftaltc van de vogel, waar door dezelve
alle andere vogels ver overtrefc, en gezegi
Word gelyk te zyn eenen ruyter te paart zit»
tende. Namentlyk deze Struysvogel belacht
het peert, en delTelfs beryder, het zy door har
re lange ligchaams-geftalce en fterkte, gelyk
de Griekfche uytlegger het verklaard, katä'
phronoufa hippou [nn too anabatey dia tej/n
ifibun, oospbaß.kai to megetbos,o(doox (ad'
l e l o o p , welke een ruyter niet kan navolgen.
Zy gaan de hoogte van eenen te paart zittern
met bet paart te boven, in ßielheit overti'efe^
zy. Phnius. Velgens Xenophon I. B. achcerhaalden
de ruyters van Cyrus in Arabie wel di
wilde ezels en wilde geiten , maar nooit de
Struysvogels. By Marmoliusl. £.23- kap-
N A T U U R
zult gy leezen, dac een Arabifch of barbaarfch
paard op duizend goude nobels gefchat word,
het welk door zyn loop in ftaat is om een Beeft
Zatnten genaamd, of een Struysvogel by te
houden. Cavallos Barbaros fon llamados en
toda Europa los, que vienen de Berbería: mas
ay unaefpecte de cavallos en Africa ^ y en Egypto,
y en las Arabies, y en toda Afía, que lia-
„m cavallos Arabes, que fon de cafta de cavallos
falvages, que fe cnan por los deferios de Arabia
&c. fon efirannamente ligeros, y lamajor
experiencia, que fe haze de fu ligereza es
K U N D E. looj
alcancan nna fiera llamanda Lamte, on un
abeflruz. Porque efte tal cavallo es apreciado en
mil ducados de oro, o en cien camelos. Ja, by
aldien de Arabicren geloof verdienen, zoo is
'cr gecn beeít, dat by de Struysvogel ten aanzien
der fnelheid te pas komt, of het te boven
haalc, ook is dic de reden, waarora aan deze
vogel veWcheidcn nanien, en van den fnellen
loop ontleend, toekomen Zie Bochart Hieroz.
11. D. ií, B. 16. en 17. kap. bl. 238
263.
J o b X X I X . vers 12. 23. 24. 25'. 16. 27. 28.
Xtift gy het paart flerkte geven ? kond gy zynen hah met donAer bekieeden ?
Zult gy het beroeren, ais eenen Sprinkhaani de pracht van zynge/miyfis eene
'üerfchrikkinge.
Het graaft in den gront, ende het ir vroíyk m zyne kracht: ende trekt uyt den
geharnafchten te gemoeí.
Het belacht de vreeze^ ende en iDord niet oníjlelt^ ende en keert nietwederom'van
wegen het /weert.
Tegen hem roteít de pylkoker-, het vlaminig yzer der fpiejje, ende der lance.
Met [chiiddinge ende beroeringe (lokt het de aarde op, ende en geloof t niet, dat het
is het geluyt der bazuyne,
In het volle geklank der ha%uyne, zúd het, Heah: enderiektdenkrygmn-verre,
den donder der Vorjlen, ende het gejuicb.
Ik houde het voor dienftig, ja noodzakelyk,
eer dat ik my aangordeomdeedelmoedigehoedanigheden
van een paard open te leggen, eenige
zaken wegens deovereenkomftvan de heriTenen
van een paard en eenen menfch te verklaren.
By het begin der keel-aderen in de heriTenen
word 'er van derzelver takjes, wonderlyk
in een gevlochten, gemaakt een zoo genaamd
'•2>onderlyk net, op de zadel van het paard ge-
Tpreid, voornamenclyk te bemerken in dommer
dieren, als oflen en Ichapen zoort. Dog in den
menfch en het paard gaan aüeenlyk eenige weinige,
en diegrooterctakken, noodzakelyk tot
de uytftorting van het bloed der keel-aderen.
Zie daar het oogmerk en wyze van het konft-
•werkcuyg! Tot de uytdryving van het bloed
«yt het hert van eenen os in alle de deelenvan
het ligchaam word 'er vereiit eene zeer fterke
kracht van die levendige water aandrin-
8'ng, eene fterke zamentrekking van de
fpieren van het hert} en zoude tot de overftroomiog
van de heriTenen veel toebrengen de
l^yna zichteinderlyke legging van een oiTenhoofd,
Vi^elke minder is te vreezcn in een meeropgehe.
ven hoofd van een paart, en nog minder in dat
^^n een menfch, als in eene recht ftandige legging
geplaatft; derhalven moeft aldaar debeweging
Van het bloed door middel van het wonderlyk
"et tot gematigtheic gebracht worden, gelyk
de fnelhcit eener ftetklopende rlvier door groe-.
ven aan de kanten gemaakt word verminderd.
Dog deze aanmerking zelve berreftdegemoedsdriften
der menfchen en beeften, der beeften
zegge ik, als dewclke ook hare dritten hebben,
alhoewel werktuygige, redenlooze. Zoo
ras als eene gemoeds-drift, in de ziel van den
menfch opgewekt, aan het hert word medegedeeld,
zal dat te zamen getrokken het bloed
of zoo veel te foelder, of langzamer het bloed
naar de heriTenen voortftu w en, het zy door vermeerderde
of verminderde kracht. Zoo ras als
hetgemoed vangramfchapkoukc, ilaathetvuur
in het dak van het huys, het aangezicht word
rood, de oogen glinileren, de Jippen beven,
de mond braakt grimmigheden uyt. By aldien
g y deze, en andere gemoedsdrifcen aanmerkc,
zulc gy onder alle beeften geen den menfchzoo
na verwand, als het paard, aantrefFcnj enuyc
deze bron zultgymyaileidendes paardsdeugd,
edelmoedigheit, andere hoedanigheden in den
Text vermeld, en geroemd, nu op order te
verklären, dog eeniglyk tot lof van den Schep.
per, Het welk wydlopiger te zien zoude zyn
geweeft uyt het Traktaat vin den zaligenHeer
Leeraar van Meyenburg, her welk hy over het
ver wondei") y k net, de rete mirabüi, overdacht
dog coc nog toe niet heeft in het licht gegeven!
Vers 22. Zult gy het peert ßerkte geven 'f
kond gy zynen bals met donder bekieeden f Her
Hcbreeu^fche woord geburah betekend cn dap»
per. •i! 1
IH .
il
'i^iitî' ¡1
Il il