irt
880 GE E S T
te in den Hemel, een ander op de aarde. Dez
e grof-plompe denkbcelden ftryden tegens
G O D S eenvoudigheit, dewelke aan dit aldervolmaakft
Wezenonverdcelbaarheicgeefd. Binnen
deze bepaalde bevattingen beilooten de aloude
Egiptenaren G J D , eu verbonden hem
alleealyk aan den Hemel,van welken miflchien
deze Hoofd-dwaling tot andere Volkeren is overgegaan.
Hoor Eufehtits Pr^cpar. Euang. III.
kap. 3. De zinnebeeldcn der Egiptifche Coden
zyn diisdanige: deEgiptcnaarsnoemandenSchepper
ENEPH, "wiens beeld zy nuikenm degedaante
van een man, van hemelblaauwe verwe,
houdende eene kroon en Ryks-fiaf; op wiens hoofd
zy eene vedei'piaatzen, te kennen gevende, dat
de Schepper bezwaarlyk is tevinden.envoorniemand
zichtbaar: 00k levendig en Koning, en
door eene verfiaanbare be-x-egingrondomgevaerd.
Met verre verftandiger oordcel Arißoteles, by
aldien hy deSchryver is van hetBockjeöwr/e
fFereld aan Alexander, den Alderhoogften wel
in den Hemel plaatzeade, doch zodanig, dac
Hy van daar overal doordringt Soteyi' mengar
ontoos hapantoon eßi e. z. v. Gy zulc aanraerken
eene dwaling met de waarheid gepaard,
welke 00k Eliphaz Job tegenwerpt. Zalhy door
de donkerheit oordeelen? De -wölken zyn hem eene
verberginge; dat hy met en ziet, ende hy bewandelt
den omgang der hemelen: indeopperfte
Heraelkring. Veel verflandiger dan Jnfloteles
fpreekt Pythagoras by Cyrillus den Alexandry.
ner in Her II Boek tegen Julianus: GOD i.
voorwaar een, en zeit, met, gelyk zommigen
vermoeden, huytendekßiertngderwereld, maar
in dezelve geheel in dengehelen omkreits, a
merkt hy alle geßachten, zynde de bemattging
van alle eewu/en, ende het licht zyner dvttgden,
en het beginjfel der -werken, het licht van allen
in den hemet, ende Vadervan allen ^ de ziel, en
de bezielmg van allen, de beivegmg van allet
kels. Overheerlyk zyn die woorden, dewelke
zeker Godgeleerde onder den Heidenen van
Jupyn heeft nagelaten.
alle deze dingen zyn door nwe
godheit voortgeh-acht.
De aarde ts dewwe, endeovergrootekruynen
van de bergen der aarde,
Ende zee^ en alle dingen begreepen in de
ronde boog der lucht.
Op^^ierder, Saturnus krooß, Jupiter,
Alles barendet en beginjfel van allen ^ ondergang
van allen.
Vele getuigeniiTen van dat zoorc iiyt deheidenfche
oudheit zulr gy vinden by de eerfte
Kerkenleeraars, dewelkc met dusdanige wapenen
gelukkiglyk ftreden tegen de wedcrparcyders,
met deze eigen zwaarden Hen doorftootende.
Begeev u naar Clemens den Jlexandryner
Stromatoon V. Boek. Cyrillus dza Alexandryner,
E L Y K E
Eufebivs, LaBantim VI. B. 24. Arrit,
nies Over de woorden van EpiBeins I Boek,
kap. Het was inder daad eene aangenome zaak
het geen Firgilius zingd iviAtBoekender Lanl
bouw:
- - ' Dat GODgaat door aV.e landen,
enßreeken der zee, en den hoogen hemel. L
van daar het klein vee, het groot vee, de
nen, alle zoort van imlde dierenontbiedt envoor
eenen igelyken het kortdunrig leven.
W a t , bid ik 11, is dit anders, dan het geen
Je-zaias, iiit G O D S mond, fpreekt LXVI . i.
ZOO zeid de HEERE ; de Hemel is mjn
throon; en de aarde is de voetbank myner vot'
ten. Niet ongevoeglyk vergelykt Angtißims
Confeffion. VII. Boek 5. kap. den onmeetbaren
G O D by de zee,en de wereld by eene _
daar in leggende, welke bevatcing wel in zieh
zelve ftofFelyk, mec een korrel zout moet ver.
ftaan, en aan de fchaale dergezonde VVysgeerte
gewoogen of te recht moet gebracht worden. iJ
fieldde, zegdhy, m de befchottwing van mym
geefi voor oogen het gantkheßhe^zel, en ik khbe
gemaakt eene groote klomp, onderj'cheiden
zoorten, 'waarlyk emdig, maar u Heere, -v
alle kanten dezelve omringende, maar oversl
oneindig Als of de zee over al wäre, enm
alle kanten door alle de ruimtens alleen de za
oneindig, en in zieh eenefpons had, zeer groot,
maar echter eindig, die fpons zoude van alle,.-
re zydevolzynvandeonmeetbarezee: evenvx
hield ik uw eindig fchepzel volvan « oneindignh
entk zeide: zie GOD , en zie, welke d:
GOD heeft gefchapen, en zie, hoe hy de:
vervuld! Üok zyn voortrefFelyk de woorden
van Ißdorus over het hoogße Goed I Boek, i.
kap. De onmeetbaarheit dergoddelyke grootkt
is zodanig, dat wyverßaan, daihy binneni-
U dingen is, maar niet tngefiooten: buyten
dingen, dog niet uytgeßooten: en daarotnin'xc^
dtg, op dat hy alles zoude vafihoudcn; daarm
uytwendig ; op dat hy door de onomfchr-eeve oir
meetelykheit zyner grootheit alle dingen zouddit
,߻yten. Daar door derhalven, dat hy biiyta
ts, Word vertoond dat hy is de Schepper h^i
door, dat hy binnen is, word betoogd dat h)¡^
le dingen bejiiert.
Het denkbeeld van een ten alderhoogften vol
maakt Wezen fluit eene alwysheit in: het is wurl
yk een tegenftrydig gevoclen, oneindig volmaakt
te zyn , en nochtans alle dingen ni«
te zien, te hoorcn, te wectcn, te vcrftaai
eindig volmaakc te z yn, en echter aan eenigfi
al was het maar de aldcrklcinfte, onvolmaaktheic
te kwynen. Doch by aldienGODisovef
altegcnwoordig, by aldien hy is alwetend,z<»
kan 'er niets buiten zyne kennis gebeuren,gcf
hair van het hoofd vallen, gene mufchvanh«
dak vliegen, zonder de beitiering van hcropperfl
e Weezen. En uit de tot nog toe gezt§"
de zaken fchynt luifterryk uit voor alle gezo"'
de rede die voornamearcykcldergodsdienftvä^
N A T Ü U
de Voorzienigheit, den Heidenen zelven niet onbekend.
Alhoewel zy zelve , naar hun verfcheiden
begrip wegens G U D S onmeetelykheid,
Hoven verklaard, omtrend de alwetendheic en
alderwyfte voorzienigheit in omweegen vangevoelens
zyn afgewekcn,gelyk nochhedendaags
eilaas! Flatoniftengevondenworden, dewelke
wel GODS voorzienigheit vaft binden aan het
geheel Wereld-geftel, maar niet tot de alder
rainfte zaken, welke hier op aarde bedreeven
worden, uitftrckken: ja, datmeer is te beklagen,
het meefte deelder K.riilgel'>vigen loochend
en verloochend door hun leven dezea artykel
der voorzienigheit. Daar komen in de Heilige
Schriftuur zelve piaatzen voor, dewelke wel
in den eerften opflag binnen zekeretralienfchy
nen te befluycen zoo de alomtegenwoordigheit
G O D S , als zyne alwetendheit. Gen. XVl l l .
21. Spreekt G O D dusdanig tegen Abraham:
Zill ik Hii afgaan, ende bezien of zy naa haar
geroep, dat tot mygikomen is, het uyterße gedaan
hebben, ende zoo niet, ik zal het weeten.
Dit iseenefpreekwyze,gelykiederecnzier, genomen
van de plichc van eenen rechter, dewelke
in perzoon naar de plaats van' het misdryf
henen gaat, zieh zelven nadcr zullende
vcrftendigen, daarna van den fehuldigen ftraffen,
demifdaad waardig,zullende vorderen. De
alomtegenwoordige G O D daald neder, niec
als onkundig der bedreeven daden, maaralweetend
rechter. Deze verklaring is uit den aange-
Haalden Text zelven klaar. Hymoelt de fchendaden
der Sodomiten gehoord hebben en gezien,
by aldien derzelver to tGo d is gekomen:
wie onder den menichen, bid ik u, zal onderfcheid
maken,of hoedanig, tuflchen, het Zien
G O D S en het hooren? Deze zelvefpreekmanieren
van het gezicht en het gehoor genomen
zyn menfchlydende, GOD bctamelyk te verftaan.
Doch by aldien imand onder den Heidenen
de aangehaalde plaacs of had geleezen ^
of eenvoudigiyk dezelvegeloofd, buyten cwyff
e l , zoude die dezelve dwaaling hebben gedwaald,
van welke EliphazJobverdenkr,
menclyk dat GOD is in de hoogte der hemelen.
der zaken, dewelke op deze aardegcdaan worden,
onbezorgd, dat hy door de donkerheit oordeelt.
dat de wölken hem eene verbei'ginge zyn^
dat hy met en ziet, dat hy den omgang der 'hemelen
bewandelt. Dus zyn wy fterveUngen van
nacuurc gcfteld, dat wy dar gene onder de niet
weezcns plaaczcn, het welk ons gezicht ontr
v m c " vooroordeel , hetwelk
GUDS alomtegenwoordigheit van ons weeneemd.
Uverdefrig zyn de woorden van Gfegorius:
zodanig fchmld GOD m zyne zoort,
äat hy echter gehend wordin zyne werking .• zoo
J^ord hy bekend m zyn werk, dat hy echter met
f.an bevat worden door de achting der kenners:
ZOO IS hy iegenwoordig, dat hy niet kaneezten
i^orden: zoo kan hy niet gezien wordet dat
nochtans zyne oordeelen zelve zyne tegcüwoordig-
R K U N D E. 88i
hat gemygtn : zoogiefd hy zith zelmn aart ons
te-verßaan^ dat nochtans eem ßraal van zyn
verßand hem vm ons be-^olkt ; mwcderomzoo
kdwmgt hy dorn- de duyficrhät van orrweetendheit
ons, dat hy echter'dotrrdeßraalmzymrhefde
tuffchm ons vtrfland doorfihynd. Jiidcrdaad
gelyk zynde die vogel , devvelke het hoofd in
eene doorn-hagc verbergende verzekerdis, dat
hy van den jagcr niet gezien word Daarnochtans
dt onzimlyke dingen GODS van de fchepfinge
der werMaan, ttytdefehefzelenvnßaan
irden ende doorzien, beidezynEeewwigekrachi
endegoddelykhen, of dat zy met teverontjlhiiTdigen
en zotiden zyn. Rom. I. 20. Die met de
oogen, al was het maar winkende opflaat, die
zier CJ U D overal, en hier op heeft miflchien
Homerus geftaroogt, van den Coden dit begrip
te voorfchyn brengende, dat z y , fchoon
den nienfchen onrmoetende, alleenlyk den zodanigcn
openbaar worden, aan welken z y zieh wil.
len onrdekken. Dus ontmoette Minerva Ulvsfes
Odyß-: II. '
Maar deze is naby gekomen, doch met em
nagebootß vrouwelyk itgchaam.
En fchoon en groot, en blmkends werken
kenmnde.
Doch Ulyffesßond op. den dorfel vandeßal,
en heeft het niet- verßaan.
Wartt de Gaden worden aan allen niet Ofen-
Dus kendde inderdaad Sara niet de aldergrootfte
gaften van hären Echtgenoot Jbraham.
D e Wolken, in welken G O D ten aanüien van
ons mi en dan is bewonden, zyn d&ihcbt, het
welk geen menfch gezien heeft noch kan i . Tim.
V I . 16. Het betaamd ons te weeten, dat de
duyßermffe voor GOD niet verdiiyßert, maar
dat denacht licht als de dag, de dityßerniffeisah
hetl,cht P(. C X X X I X . i j . De ilderhäderfle
glantfch der godheit is onverdragelyk voor onz
e oogen, daarom is 00k G O D verborgen te
gelyk en openbaar. Pf: X V I I I . 12. Dujflernijfs
zettede hy tot zyne verbergtnge ; rantom heñí
was zyne tente, duyßerheit der iziateren, woU
ken des hemels. De menfch blyft in zyne aangebooreonkunde,
ofverkreegendwahnge, ten
z y hy de denkbcolden vanGODSkenniflehem
ingedrukt, en als onder dp aflchen fchuylende,
geduuriglyk weder ontvonkt , voornamentl
yk by aldien hy het weezen G O D S wilafmeeten
naar de zeer naauwe mare van zyne verdorven
rede. Dusdanig een oordeel itaat 'er te
Vellen Over de Godgeleerdheit der Heidenen
omtrend den artykei van de Voorzienigheit.
VVant daar zyn 'er geweeit, dewelke nietkonden
bcvatten, dat G O D alles verftaat, weet,
voorziet, belliert: anderen, dat hy wel van
dealderminftezaken, dewelkebyons gcpleegd
worden, kennis heeft, maarzich daar nietmede
bemoeid. En dit is deze zelve doortrapftc
O m
t
ii, " '
V, • •
¿¡'•'••í'iií
.il i l
i l
iir'i
iü: