^•«„¡liilíir'
llilíiiiii!:;
!p']iniiiiuiiiiii''"'ip{n
j !i
ím
874 G E E S T E L Y K E
raoec verftaan worden toorn, die kör t e raz e rny , 1 kiert om en onty mjne kracht heeft my verktei..
maar droeßeid wegcns fcherpe fmerte, En zie | ende het licht myncr oogen, 00k zy zelve en zp
d a a r , hoe dacde KoninklykcPfalmdichcerzeer 1 met by my.
z w a a r l y k zucln Pf. X X X VIII. 11. Mynhcrte |
J o b X V I I vers 14.
Tot de groeve roepe ik, Gy z)t myn Vader: tot het gemrmte, jnyne moeder, e/^
de myne zußer.
Schachatb, eznc groeve kuil is by Job her
grat zelf: gelyk 00k |ob IA. 31. Dan znltgy
my in degracht tnduykcn. XXXIII. 18. Dat
hy zyne ziele van het verderf afhoude, nunni
Jchacbath. XXXIII. 22. Ende zyne ziele nader
dten verderve, tot her graf : erde zyn leven
tot de dingen, die dooden. vers 28 heep myne
ziele verloji, GOD, datze niet en voere tu 't
verderf Andere piaatzen van diergelyke bew
o o r d m g e n ga ik ftilzwygende voorby. Voorders
zyn rimmah niet ZOG zeer wormen, dewelk
e den levendigen Job doorftaken, uic zyne ecterige
zweeren voortgefprooten, dan wel die
g a f t e n , aan dewelken zyn d o o d lighaam tot lekkerny
was. De alderbedroeifte Job merkte zieh
z e l v e n aan als eenen Verwachtelmg van de dood,
brandende van verlangen naar de dood en van
verdriec wegens het jammer fpoedi g leven, en,
t e r w y l hy noch adem lualc, fteld hy zieh voor,
oogen een beknopt gezichc van de aanftaandc
h u i s h o u d i n g , waar in de kuil, het graf zal zyo
v a d e r , de wormen moeder cn zufters. Gcen
huiswaart ziülende zyn , maar ipyze } de gal
t e n , en wel de aldergewenlchic, de womien,
V e r r e van deze, door aldernaaft verwandlchap
verbünden d e k r a k k e e l en, gelyk de Oofterland.
f c h e Volkeren gewoon waren dar geen, ha
w e l k zy in byzondere waarde hieldden, met
den eercytel van broeders en zufters te verare.
2fe¿ tot de wysheid: Gy zyt myne ziißir:
ende heet hetverflandwwenbloedvriend. Spreuk
V i l . 4. Die Phadra door dolle lietde gaandt
gemaakt by Seneca in Hippolytus 2. Bedr^f;
Hifpolytus. noern my of zußer .ofi
D o c h van de wormen van den menfchzal bret
der gelegendheit re ípreeken zynopJobXXV,
6. alwaar de menfch een "jjorm word
Job X V I I I . vers ly.
Zyne ivooniitge zal met xjvaveloverßrooidloorden.
H e t woord Sulphur, word dan eens genomen
in eenen algemeenen zin voor eene hoofdftofte,
en in dien zin by den Wysgeeren door
v u u r voor de voornaamfte grondflag van ligt
klaarheit en vuur: dan, gelyk hier, voor myn
ftoffig, vet zap, het welk de hedendaagfchen
z e g g e n te bcftaan uit aarde, fcherp zout,vette
ftoffe, dewelkegeen vuur kan vatten, en weinige
bergftoffige deelcjes. Doch de beknopte
Spreekwyze, dewelke ge b r u i k c . zyne
ivoonmge zal met zwavel overfirooid worden
ftaat by allen dezelve vcrklaaring niec
toe. I. Zommigen willen , dat Bildad hier
f p r e e k t v a n d e doodclyke rampfpoeden, door
G O D S rechtvaardig oordcel over den godlooz
e n met eene volle hand uyt tc ftorten, hoed
a n i g die regen was geweeft over den Sodomiten
en Gomorrhitcn mee een verwoeftcnd ged
r u y f c h nederftortende z-juavel en vyer van dm
BEERE uyt den hemel Gen. X IX. 24. ot
b h x e m - v y e r , het we lkove r fyne zwavel isdoor
d e alderfnelfte beweeging gedreeven. De
blixems en weerlichten hebben 00k eene z-wavelachtige
renk, en ook is derzelver fchynßelzwa-
•viUchtig. Plmius XXXV. B. i5."kap. Hier
o p is toepafTeljk Pf: X I 6. Ely zal op de golloozen
regenenßrikken, vyer, cndeßvevel, (»•
de een ge-weldige flormu)ind zal het äeel hm
beekers zyn. De bcdi e igingen aan G o g en Mag
o g bedreigdEzech. X X X V l l I . 22. Enáá
ik zal met hem rechten hagelßeenen,
vyer ende fwevel zal ik op hem regenen. Dus
z y n de Spanjaarden g e w o o n , wanneer zyiemanil
v e r w e n f c h e n , kwaad vyer op zyn hoofd K
v l o e k e n , mal fuego lo queme, overeen komends
mer den blixem-vloek der Hoogduytfchen'
D o c h hy fchynd niet te zien o p die bli.Keniende
cmweders, want in her zeltde versje zulc^J
l e e z e n , zy zal --jí'oonen in zyne tente, daaf^
zyne niet en is. Want niemand zal woonenin
eene tente doorvuurigc regen g e f loopt ten cenf
maal ende verteerd. z. Dnch by anderen ¡5
z w a v e l een zinnebeeld van onvruchtbaarhddi
cn de zinmeining van Btldad , dat de woon*
plaats des godloüzen verwoefl zal zyn , ainhtt
w e l k even gelyk isdiebedreiging DeutrXXfX
25, waar door zwevel en zout kc aardezoii^'"
verbranden; zoo dat het niet zoude konnüi kzaaid
rjjorden
• gelyk in de omkeeringe
N A T U U R KUNDE.
domc.z.v. 5. Anderen, dat het huysdesgodloozen
zodanig zoude verlaten worden , dat
niemand der buytenlanders daar in zoude können
woonen, gelyk de meeile dieren, ja alle
ademhahng door zwavel-reuk wordengekweld.
4. Aan Philippus is zwevel in eenen leenfpreukigen
zin de vcorfmaak van het helfche vyer;
met een woord, dat het gewifle der godloozen
naar zwevel riekt, ja brandend vyer. 5. De
H . Thomas is van s,cvoc\en, daißifdadsipTeekw
y z e is gegrond op de plechtgewoonte der alouden,
door welke verfcheiden fterke en Hinkende
renken by de lyken der huysvaders, ten
blyke van de uyterfte droefheid zynaangeftooken
geworden. 6. Zommigen willen, dac ook
by de lyken der Vorilen en VoornameGrooten
k o f t e l y k e reukwerken vanoly, balzem, fpeceryen
zyn verteerd geworden, als by het lyk van
Äfa, 2. Krön. X V I . 14. Ende zy leyden hem
op het bedde, het 'j;elk hy gevuld hadj!e metfpeceryen,
ende dat van verßheidene zoorten, naa
der Apothekeren konß toebereid: ende zy brandden
Over hem eene gantfchgrootebrandmge. An -
dere gecuygeniifen uyt de outhei d flaa ik al willens
over. Doch Cajetaniis wil, dar het den
afgeftorvenen tot fmaadheid was, zoo wanneer
z w a v e l op de lykftapel wierd geworpen Doch
deswegcns ontbreeken 'er uyt de aloudheit ge
tuigeniiTen. 7. Eindelyk fchynd my het gevoelen
het alderbefte te zyn van diegene, dewelk
e ftellen, dat het huys van ecncn godloozen
by aldien het ter bewooning zal bekwaam gemaakt
worden, eerft moec gezuyvcrt worden;
en wel door zwavel , op dat de booze geeften
zouden verdreeven worden. Zwavel heeft plaats
in godsdienßigheden, om door berooking de huyzm
te ontzondigen. PliniusXXXV. B 15. kap.
Ü p dusdanige wyze zuyverdde Ulyjfes door
z w a v e l zieh zelven en zyn huis by Homerus
Odyff. 22. na dat hy het onreine krooft der
g e n , maar ook andere dingen, eycren, jamp
e n , bedd^n: tyercn by ÜWi i/wi l l . B e e k over
d e Fry-konß, konß om te minnen.
En laat 'er een oiid wyf kamen die het be4
cn den haart zuyvere,
En laat zy met eene bevende band zwavel
en eyeren voordragen.
\ ees by Jpulejus XI. Boekdeinwyding, oorl
o f aan het woord, van een fchip ter cere van
Ißs gebouwd : Aldaar de beeiden op order ge^
fchikt zynde , heeft de Opperprießer eenfchip,
ot) het konßigfle uytgehaalt door wonderlykefchilderyen
der Eg iptenaren rondom vereiert, met eene
brandende toorts, en een ey, en zwavel, alderplechtigfie
gebeden uyt de kuize mondgefprooken
hebbende., op het alderzuyverfte geremigd naar
de Godinne benoemd en toegewyd. Gelyk hedendaags
de Schepen der Katholyke Vorilen
aan deze of gene Heiligen gewoonlyk toegew
y d worden. Die by geval eene onderaardf
c h e fchira had gezien of een geeft o f fpook,
den zodanigen wierd eene zuyvering voorgefchreeven.
Hoor het 2. i5chimpdichtvan_7?ix'inalis
op Dichters die niet wcl te bock itaan ;
- - - - - Zoo dikwyls als van hier zodanige
fchaduwe tot hen komd, zouden, zy willen gezuyvei
t worden, by aldien eenige zwavels met
fakkelen wurden ge'geven, enby aldien de Laurier
vochtig was.
O o k heeft die AfCi/eazwavelgebruykt, daar
door en andere Toverachtige plechtigheden
eenen ftokouden gryzaard zuÜende geneezen.
OD de manier der ¡Vyn-papinnen ,gaatzy rondom
de brandende altaren, en dopt de in veledeelen
gekloofde fakkels in eenegroeve van het zwarte
bloed, en daar mede befmet fteekt zy die aan
op de beide altaren, ' ' ' '
hoer-jagers had uytgerooid.
- - - Breng my hier, ó alderließe ,
de vrouw, zwavel
En vyer, een vaardig
lelyke renk :
IVmt tk bereide my zelven de hu yzen te zuyveren,
en den gekwetften Huysgoden
JVierook teojferen.
Niec alleen ondergingen de huyzen zuiverinzwavel
zuyverende.
B y aldien Bildad, her welk w y vermoeden,
hier o p gezien heeft, zoo volgddaaruyt, dat
d e plechtgewoontens der Aloudc Grieken en
Romeinen mneten gehaald worden uyt hetOoften,
en wel van de alderoudfte Volkeren van
E g i p t e en Fenicie, gelyk inderdaad de manier
om met pik te balzemen buyten allen twy f f e l d e
a l d e r o u d f t e , en van de tyden der Aartsvaderen,
J o b X I X . vers z/.
Myne nieren verlangen zeer in mynen fchoot.
ZizJoblLverpj. 8.
Job
•M
"1
Iii:
I ; •!(,
I n