8 5 8 G E E S T
de onze te boven gaande. Wanr die aarde moef t ,
om dat zy -verdorven was voor GODS amgezicht,
entnet-wrevelvervnld, verdorven worden,
Gen. VI. 5. II. 12. namendyk door de
Zondvloedfche overftrooming, en van de hoogfte
trap vanvriichrbaarheidafgezetworden: nochtans
is aan ons bewoonders van deze tweede
aarde meer als genoeg overgebleevenom den lof
des alderbeften Scheppers te verkondigen, voornamentlyk
by aldien wy aanmerken , dar de
vruchtbaarheid zynde ventunderd, en de arbeid
vermeerderd , de ftroom der zonden is afgebrooken,
en het misbruyk van GODS gaven
tot enger palen ingebonden. Ten gebruyke
komd ons, door tuflciienkomen van noeftigen
arbeid, niet alleen diezwarte vetteaarde, welker
flym de planten voed, maar cok de flykaarde,
de ileenen , het zanc. De fteenen,
waar mede de akkers bezaid zyn rypen den oogft.
De moeraflige piaatzen worden in beter ftand
gebracht fchraalderaardetuilchengemengdzynde.
De braaklanden geven den bouwman meer
arbeid, maar ook meer vruchten. Daar is zelfs
geen grond zooonvruchtbaar, nogondankbaar,
dewelke gene vruchten geeM het werk beancwoordende.
Daarenboven is het bekend, dar
in deze landftreek voortgeteeld worden deze
vmchten, in andere andere, en dat door zodanige
band als van wederzydfche noodzakelykheit de
menfchelyke raaacfchappy word valt gebonden.
En eindeiyk diend den menfch tot gebmykhet
geen wy wegzenden, en als vuylnis wegwerpen:
geef aan de moeder de aarde wederom de
verrotte groeibare en dierlyke zaken, deze zal
als tot wedervergelding des te overvloediger
vruchten geven. Daar is niecs , of het heefc
zyn gebruik. Gcef aan de moeder koorn zaad,
z y z a l , het welk wonderlyk is, dertig, zcftig,
ja hondertvoudig wederom geven : maar nlet
eer, voor dat het in de aarde is als verftorven,
het welk veele als een zinnebeeld van de toekomende
opftanding uyt den dooden bybrengen.
Maar wie, bid ik 11, is 'er, dewelkezoo
vele fchatren in de aarde heeft nedergelegd,
grooter dan alle onze bevatting en in hoedanigheit,
eningetal? wie, ten zy GOD.
Dit aardryk is wel aangemerkt in zichzelve,
en ten aanzien der inwoonderen eene groote
Dwaalftcrre , welker uytbreiding volgens de
uytrekening der hedendaagfchcn opklimd tot
26662560000. duycfche vierkante mylen, de
oppervlakte tot 9288000. vierkante, de middellyn,
vooronderfteld zynde van 1719. mylen
, nogtans is dezelve maar een aardbodemtje
in vergelyking tot an lere gehele lichamen, ja
een ftofke Vanwelkezaakeldersmeer. Nochtans
hceft GOD de alderhoogfte boven allen,
Wiens i^iroondei/emhs, dit ftofkeverwaardigd
te zyn als de voetbank zynervoeten]tz. LXVI.
I.Hand. VII. 49. 50. door een zesdaags werk.
VVant de Schepper heeft geformeert uyc dit
Woeftledig of Kometifch vermengzel ( wanc de
E L Y K E
aarde is geweeft woeß ende ledig, ende di
ßernijfen òp de afgronden. Gen. 1. 2.eenewooii,
plaacs, aan welke ten aanzien van geniak, nur.
tigheit, noodzakelykheit, aangenaamheit,
Icheidendheit van huysraad ten ecnemaal nief
ontbreekt. Ja zelfs heeft GODS Zoon
eeuwige Woord dit aardrykje verwaardigi
zyne tegenwoordigheit, op dat hy voor ha
verdorven menfchelyk geflacht en zoudi
booren worden, en lyden, eneenefchandclyb
dood ondergaan.
De HooldftoiFen deze onze klootzamenild
lende zyn zoo vloeibare alsdrooge, berg<
gelyks en dalen in een beftipt evenwicht.
is voornamentlyk overwaardig vermeid te w«,
den , dat , gelykerwys de gehele aard
liichtkloot gegrond is op de alderdimfte luck
hemel, dat alzoo de drooge deelen op het m
ter zyn gebouwd. Pf: XXIV. 2. Hy hecfi
wereld gegrond op de zee. Ff. CXXXVI.
Hy heeftze uytgejpannen op het water. 2. Peti
III. 5. de aarde uyt het water en in het wan
beßaande door het woord GODS. Welke plaai
zen te verftaan zyn zoo van het evenwicht dt
drooge deelen met de zee, als van de afgroa
der wateren onder de aarde, op welke depili
ren der bergen gebouwd zyn. Zie daardeGoi
delyke Bouwkiinde, dewelke het Noordetmj.
breid over het woeße : de aarde aan een niet h&
Job XXVI . 7. dewelke op niets bouwd.
dealdercederfte ligchamen,, de aldervloeibaai'
i l e , dewelke zelfs aan geen ftoiken grondflaga
können geven, veel mm aan ceneklootvanza
groote zwaarte, hoedanig de aarde is. Welfc
zaak voorwaar de alderdiepße aandacht en vi
wondermg overwaardig is, op dat ik de woor
den van Theodoretus gebruyke.
ß y aldien wy ook de vlcugelen van 01
ftand zwaeyen tot aan de groote en jaarlykfck
wegitreep, in welke de aarde rondom de Za
loopc, en daarenboven aanmerken deze Plane«
boi in hare dagelykfche draeying, eninharen
altyddenzelven, ftandnaardcPooIen, Aj}»
ten , zullen wy zicn zoo vele op ons aardbc
woonders neder vloeyende gcbruyken, zoove
le onoverwinnelykebewysdommen vandealdö
machtigfte wysheid, en aldervoorzienenfte goci
heid, deweike ons buyten ons zelven rukken
Maar hebbe aangaande deze zaak breeder
handeld op Gen. I. 14.. Ik kan echter niet.
ik moet'ereenigedingen, oponzeplichtencof'
paffelyk, by voegen.
Wie is een Wysgeer onder den Kriftene")
welken niet bevangd eene walging voor dczf
aarde, hoe dicrbaar, hoe nuttig dezelve Ì5'
De aarde mct alle harc fchoonheid en fch^''
ten bekruypc het gemocd van een vleefchel)''
menfch, een Wysgeer merkt dezelve aan-'''
eene kerker, niet alleen vandePlanectendeä'"
dcrkleinfte, maar als een ftipjc.
Die ondervind dagel y k s , dat de rondom zwf^'
vende Damp ons omringende inzuyverhestnij^'
N A T U U R K Ü N D E . 859
der is als die van de mane, beroerd door winden,
ongeftuymig,verdonkerd: door wölken,
verfcheidenfchadelykedampen, ja vergiftigende
befniecj hy ziet eene duyftere DwaaKterre,
bewoonddoor een wederfpanniggeflacht: een
Gafthuys: een ftipje van Jupiter en Satarnus
nauwelykszichtbaar. Wiei s 'er,dieniecwenfchc
uyt deze herberge te vertrekken ? die niet reikhalft
naar die nieuwe aarde, en naardienieuwe
hemelen. overcuygd van de liefdedes Scheppers
en des Verloflers, zullende in een hernieuwd
en verheerlyktligchaam aanfcliouwen defchoonheid
van andere aardfche ligchamen ender goddelykewerken,
zuUendedenlofvanden Alderbeften
G O D alle eeuwen door opzmgen ?
II. Ik gaa voorc, Job my geleidende, tot
de planten der aarde , zullende ook in dit aldervermakelykft
School myn zelven en anderen
onderwyzen. Eene verwonderlyke gelykilaltigheit
hebben alle groeibare zaken, planten,
ftruyken, boomen met den beeften en den menfch
Z y worden gevoed , groeyen 1 worden voortgeplanc.
Zy beftaan uyt enkele buysjes, naar
äderen gelykende , door dewelke de zappen
vloeyen, Deze hebben hare klapjes, ontelbare
fakjes of zoo vele maagjes enkheren, in dewelke
het voedend zapgewoonlykwordtoebereid,
en gezuyverd : lucht doorlatende pypjes door
hec gehele ligchaam uycgefpreid : wortelen,
flammen, bladeren, dewelke tot voeding, bloemen,
en vruchten, dewelke rot voortteeling
dienen. In plaats van vingers, handenenmond
zyn de buytenfte openingetjes der wortelen. De
biaderen en baden nemen hec ampcvandehuyt
waar, in welke alle buysjes geeindigd worden.
Hier zyn ook by ontelbare zweetgaten, door
deweUie het alderdunfte vocht doorwaaffemt,
te veel door zwaarte en getal. De groot-beroemde
Mannen Grewius, Haleßus,
voorlichters zynde, wapen de oogenmet
vergroorglazen, en onderwys het gemoed door
Stoffchei-weegkundigeBeproevingen, zoozult
gy u niet genoegzaam können verwonderen over
de fchikking van heroneindigkunftwerkinalle
en elke deelen, wortelen, ftammen, fteelen,
takken, bloemknoppen, bail, bladeren, bloemen
, vruchten , voedende en luchtvocrende
pypcn, goddelyke wetten, door de welke alle
dmgen in de planten enderzelver deelen bewoogen
worden : openhartig zult g y , behoudens
dat gy cene gezondc ziei hebd, bekennen, dat
dieallc, aardfche, waterige, van de z e e , moeraliige,
van de rivieren onmiddelyke werken
GOOS zyn, dewelke ook in hecGefchiedcnisverhaal
der Schcpping hec werk van den dcrden
dag uyrmaken Ende GOD zeide: dat
de aarde nyrjchietegrasfcheutkcns, knryd zaadzaeyende.
vruchtbaargeboomte. dragende vrncht
naa zynen aard. Gen. I. n . Gene natuur,
geen onbedrccven afgod , maar GOD geefd
krnyd voor den beeßen Deuc. XI 15. GOD
dott het gras nytfpruy ten voor den beeßen, enhet
kruyd ten dienße des menfchen doende het brood
uyt de aarde voortkomen : ende de wyn, die het
herte des menfchen verheugd, doende zyn aangezicht
blinken van oUe: ende het brood, dat het
herte des menfchen verßerkt. De boomen des
HEERtN worden verzadigt: de cederboomen
van Libanon , die hy geplant heeft. Pf: CIV.
14. 15. 16. EnophechoogfterechtvanSchepping
roemd de eeuwige zone GODS Matth.
VI. 28. Liik. XII. 17, Ook Salomon m alle
zyne heerlykheit en ts niet gekleed geweeß als
een van deze, lelien des velts. Elkkruydjewyß
de Godheid aan.
De Aarde is wel eene overvloediglyk voedende
moeder, dewelke den regen, menigmaal op
haar körnende indrinkt, eide bekwaam kruyd
voortbrengt, voor de gene voor welke zy ook gebouwd
word, maar, lec wel naarflig, nieuwsgierig
menfchje, hovaardig, in uw oordeel alderfcherpzinnigft,
Wysgeer, dewelke alle dingen
gewoon zyt af te meeten naardemeetfnoer
van den afgod van uwe natuur, die ontfangt
zegen van GOD. Hebr. VI. 7. ßy aldien wy
op die wyze gevoelen, zooredenerenwy VVysgeerlyk
op de alderkortfte weg, maar bondig,
maargodvnichtig, maarGOD betamelyk. Die
eene andere weg inflaat, ziec met eene voor
overgebooge buyk naar de aarde, niet met een
opgerechc ligchaam en aangezichc naar defterren,
en den HEER der Gefterntens, is waardig,
dat van de menfchen worde verßooten, en
men hem als den Ojjen gras tefmakengeefd, hec
welk geweeft is het noodlot , de ftrafte vaa
den trcrsmoedigen Nebucadnezar, Dan. IV.
25. Wy menfchen zyn zoo zeer van de beminnelyke
lichten beroofd , dat wy dan eerft
gewoon zyn onze oogen te openen, wanneer
de HEERE hagel geeft over hetgantfcheEgiptenland,
wannea- hy ßaat alles wat op den Velde
is, van de menfchen af tot de beeßentoe: ende
al het kruyd des velds, ende alle geboomte des
velds. Exod". IX. 23.25. Ofdan, wanneer
Sprtnkhanen het gezicht des lands bcdekken, afeeten
alle kr uyt der aarde, enJe al het geboomte.
Exod. X. 5. 12. 15. Of, wanneer het kruyt
desgantfchen velts verdord van wegen de boosheit
der g iniv, die daav in'WoontTi, Jerm. XII.
4. Als httgras•verdort, hettedtrgrasvtrgaat,
endat 'er geen gToente is. js-L XV. 6.
Edotli noch de tyd noch de enge bezetheid
n het papier lint niet toe op te teilen alle de
bruiken, dewelke wy, de alderbefte GOD
lks verzicnde van de zoo vcle groeibare zaken
, en ZOO veclderhande , trekkcn: voedzel
en kleeding voor den gezonden, geneesmiddelen
voor den kranken, hoiic voor den Bouwkonllenaar
, voor de hiiismoeders ten dienfte
van de keuken en verfcheiden huisraad : alderwelrickenlte
Bloemen , en door de alderlchoon-
(le verwen pralendc, alle ons tot vermaak.
Voornamentlyk is myn voorneemen om uyt
de befchouwing der werken GOD den Schepf
per