G E E S T E L Y K E
zaaktc pynelyke fpanningderzenuwachtigevef
d s , gclyk in alle ontfteekiiig ^ mai r eenc byg
e v o e g d c fchcrpigheit , hct z y dezelve zerpa
c h t i g zi ltig, of zuurisgewcef t : dcziltigc angels
doorboordden dagcn en naclitennieralleen
d e dedtjes van dehi i id, maardicperiiidringen
gende de vliesachtige, de zenuwachtige, misi
c h i e n c o k dc beenachtige. X XX. 1 7 . Desmchls
doorboord hy myne bemdtrmmmy: ende mjnt
fols-aderen m v'ujlm met. O nze Overzetting,
meme Ntrvm fchlaffen mmmcr, weike uitdriikk
i n g geenilins hare nadruk onrbreekc regnorekm
h jijjikkahom, vmx mc£ nm confident ^ meirie
Mem fallen nit tin ; by aldien gy de Slagade-
I zoud verftaan , zoo zoud gy zeggen, eene
krabbing van nagelen, noch de melaatfchefchubben
lyden darze van de andere huid worden afg
e t r o k k e n : alwaarom de elendige een potfcherf
TAB, IJIX .
narn orn zig áaar mede te fchrabben. Van den
omgang dcr menichcn belectendiisdanigeverconiiigen
en hct y f lelyk aanzien van het kwa a d , en
d c gcdiuirigc iiitwaafl'emende ftank. XIX. 14..
Mync nabejiaanden houden op: ende mjne bekenden
vergeeten myner. Mync huisgenooten, ende
myne dicnjimaagden achten my voor eenenvreemden:
een nitlandei- ben ik in harén oogen. Myn
adem is myne huisvrowji.-e vreemd. üe geduurzaamheic'
van zyne alderhartnckkigfte kwaal
word afgcnomen uit kap. V i l . 3. AÍzoozynmy
maatiden der ydelheit ten ervege-worden , ende
Hag dewelke wegens het giftende bloed hard ' nachten der moeyten zyn my voorbereidet. 19.
w ^ enkoorczig, waardcorhyilapeloozenach- ! Hoe lange en keert gy u ntetafvanmy? ende
ten heeft doorgebrachc; uyt dezweerenvloeid
d e , als uit zoo vele tbnreynen , de etter, hoe
veel veranderd van dien: alle dezedingenmismaaktten
dermalen, dac devrienden, hare
oogen van verre ophcffende, hem niet kendden.
1 1 . 1 2 . De hiiid gelcheurt, gelyk denmet Laz
a r y befmetten , zoo dat in de klooven zelve,
van etter druipende , wormen hebben können
neftelen. V I I . 5- Mynvleefchis met het gewärmte,
ende met het gruys des ßofs bekleed: myne
huid is gekloven , ende verachtelyk geworden.
X V I . 8. Datgy my nmpelachtiggemaakthebt,
is tot eengetmge: ende myne magerheitßaat fegen
myop: zy getuigd in myn aangezichte. De
f c h e r p i g h e i t in hct gehcle bloed de overhand
k r y g e n d e , en de pynen by nacht en daggrooter
wordende, konden dc voedendedeelen niet
aangehegd worden , ja zelfs moeften de vafte
v e z e l s zelve a fgeknaagd worden , waar van daan
eene uitteering. X X X . 28. Ik ¿a zwart daar
en laat niet -van my a f , tot dat ikmyn fpeekfel \
inf'welge? _ j.
Het gewichte van de kwaal, omheinc door j
fmertcn en anderetoevallen eeneralderkwaadfte '
teken wordmen uyt veele plaatzen ontwaar. ^
K a p . V I I . enXXX. 17. worden nachten der
, i laapelooze, vermeid. Eenezeergroo* ,
te aamborftigheic, eene droefheid met de alder- 1
m e e f t e z w a k h e i t d e s l i g c h a a m s g e p a a r d . X V I I . i.
Myngeefi is verdorven, myne'dagen worden uit- 1
gebhifcht, de graven zyn voor my. 11. Mym \
dagen zyn voorby gegaan , uitgervkt zyn myne '
Bedachten, de bezitfingen mynes herten. VII. x i . :
k zal 00k mynen mond niet wederhouden, ikzal
fpreeken in benauwtheid mynes geeßes: ik zal '
klagen in bitterheid myner ziele. Deze fmerten
naar ziel en ligchaam perllten traanen uyt ende !
z ü c h t e n : III. 2-|. JVmf voor myn brood komt ^
my%e zuchtmge: ende myne brullingen worden
..... uitgeßort als water. XVI. 16. Myn aangezieht
henen, niet van de zonne vcrs 30. Myne huid is gantfch bemoddert van weenen, endeovermy- ,
is zwartgeworden over my : ende myngebeente . ne oogenleden is des doodsfchaduwe. XXXIII. 2. •
is ontßeeken van dorrigheif. Deze tekcns komen | Ook heden is myneklachtewederfpannigheit: myzeer
wel over een met de alderkwaadaardigfte ne plage is zwaar boven myne zvchten. Altyd
L a z e r y . Hoor Celßts III. Bock, 23. kap. Het kwaamen hem drocvigc dcnkbeclden voor 00-
gehele ligchaam word aangedaan , zoo dat de gen. IX. 27. Wanneerikztgge, myne bedßeede
beender en ook zelve gezegd können worden ver- zal my vertrooßm : myn leger zal van myne •
dorven te worden: het oppaße deel des lichaams klachte wat wechnemen. Dan ontzet ^ my met ,
heeftgeduurige vlakken cngeduurigegezwellen: droomen: ende doorgezichten verßhriktgy my.
de roode verwe van dezelve word alTengskens in
eene zwarte verwe veranderd. Het opperße van
de hiiid is ongelyk, dmt, hart, en zagt, word
als door eenige Jchnbben rouw gemaakt. het lighaam
vermagerd, de mond, de dyen, de voeten worden
dik. Daar de ziekte verondert IS, worden
de vingers aan banden en voeten onder de zwelling
beer aven , daar ontßaat een koortsje , het
welk den menßh door zoo vele kwadcn overßelpt
gemakkelyk verteerd. Deze ziekte anderllins in
E g i p t e en Paleftyne zeer gemcen befchryfd
Lucretius in zyn VI- Bock.
De Lazery is eene ziekte, dewelkeomtrendde
Nylßroommin het tmdden vnnEgipte tevoorßhyn
komd, en daarenboven nergens. enz.
E e n zodanig ligchaam voi zweerendi i l d gene
V I I . 13, I+. Derhalven heeft hy nimmermeer
rufte gevocid , '¿yn gemoed door droevige
denkbeelden > het z y wakende of í lapende, zyn«
d e bewogen. A X l 6. Ja wanneer ikdaaraa^i
gedenke, zoo worde ik beroert, endemynvleefch
heeft een g rouwen g evattet. X X1 1 1 . i "6. JVant
GOD heeft myn herte week gemaakt, en de AU
machtige heeft my beroerd. r.enegeduurigeopríí'ping
of walgiiig bczat zyne maag. Myneziele
weigerd nwe woorden: die zyn ais myne laffe
fpyze. VI. 7. De zaken zoo firaande, en hec
v ó c d z c l zelf dcor dc Icherpigheit bedorvcn zynd
e , wat wondcr by aldien X IX. 20. Z^yn gebecnte
aan zyne huid en aan zyn vleefch heeft
gekleefd: ende ik ben ontkomen met de huid myner
tanden, hct vel nauwelyks aan de becndelOJä
. í vip . IV "V" 10 11
i c o R e x , et v i l e iniecttuii
^ m - J i J n i ' l t T\-. í>. io, Ji.
r t i t Apí tui mü' x-íriti'fiS'.Jfjt.nrfm