N A T U U R KUNDE.
Lucamis, Amhroßus verbalen t^yElimus Hiß.
X11. B. 5 6. kap. Paulinus in het leven van Am -
brofius. In onze Pialm komen voor m^het
tßtphim, hecwdkde LXX. overzctten Keyrion,
g e l y k o o k \vyyfav7mhonig-^'aben, eigenclyk
en naar de lecter word 'er verftaan de afdniypingderhonigraren,
eenedruypende, vloeyende
honigraat. Zoo ook Hegel. IV. i i . Uwe
Uppen druypen van honigzeem. Spreuk. V 3.
Want de Uppen der vreemder Vrowwe, eener
hoerc, druppenhonigzeem. Spreuk. a X V I í . 7.
Eeneverzadeziele .vcrtreet het honigzeem {eene
verzade ziel zal het honigzeen met voeten treeden,')
wederom nophet, druypende honig.
Spreuk. XVI. 24. Lieflike redenen zyn ecne
honigrate. Tot de druypende honigraten kan
men ook brengen deßroomen, rivieren, beeken
van honig fob XX. 17. ßekendisde Lofnaam
van Kanaans landsdouwe, dardezelve-UÄ«
melk en honig overvloeide Exod. III. 8. 17.
Alhier verkryge ik bckwame gelegendheit
cm refpreeken van dehonig-enhonigraten makery,
en cm de oneindige wysheid, macht en
goedheid van G O D te roemen.
Noodwendig moeten den menfchen, by aldien
zy den Byen nict boven andere bceften de
voorrang geven in de grootfte verwondering
wegrukken de verwondcrlyke fchranderheid,
regecring, order, konil in de zaken te behandelen,
de zamenvoeging der deelen, uyt welke
zy beftaan, de gebruyken. Tot getuyge
iiytde oudheid brenge ik by Ariflomachus, dewelke
in dit ßye-fchool^8.jaren lieefc verfleeten.
Daar zyn insgelyks Fhilißctis, Fredericus
Caßiis, een Roomfch Prins, S-vaammerdam,
dewelke ovcr deze diertjes gehele boeken hebben
gefchreeven, maar dewelke zyn verlooren
geraakt.
Een Gemencbeft maken de Byen u y t , ten
getalevan zo. toc 18000. in dezelve Byekorf,
op het aldergeregelfte gefchikt: hec zelve beftaat
uyt beesjes van driederlei zoort. I. Het
heirleger geleid de Koning^ liever át Koningin,
oin dat z y van hec vrouwelyk geflacht is.
Fig. I. Deze voerd allecn nu en dan de opperrcgeering,
nu en dan neemd zy twee ofdrie
andere byen van dezelve grootte cot deelgenootfchap
in het Gebicd aan. Deze vrouw
Princcs nu is groocer dan de andere Byén ,
fchoonder van verwcn door ccnen defeigen gang
haar gezag vertonende, doorgaans omringd
rfoor 8. of 10. byen, het zy dat dezelve lyftrawanten
zyn, of Staats-dienaars. II. Gemeene
Byen Fig 3. deze zyn de wcrkzamc, in een
doorluchtig voorbecld van arbciden, bloemenverkiezcrs
vliegende door de aangcnamc groene
luftlioven, verzanielen honig en wafch, maken
de byckorven, en zuyveren dezelve, verzorgcn
het g.intfche Gemencbeft van leeftcchr,
mct eere angcl, gelyk de Koningin zelve, gewapend.
lU. De Roofßers, oChommels, van
den Franfchcn Bourdons genaamd , Fig. 3.
1 0 6 9
langer van ligchaam, donkerdcr van verwe ,
geene angel hcbbende, wcinige in gctal j zeer
zelden vhegen die uyt, ten zy miHchien ten
twee of dne uiiren des nademiddags, by holdere
lucht: deze verzamelen ook honig, dog
alleenlyk voor zig zelven, ook bergen zy die
met tot gcmeen gebruyk in de hollecjes, gclyk
2ynde aan die tíedienaars van ftaat, dewelke
uyc de gemeenc mkomften ryk wordende de
fchatkift verarmen. Dog deze, op heceinde
Julius en Augußus, een zwaare oorlog
oncftaan zynde, worden uyt het Hof geitoc>
ten door de byen van de tweedezoort, dewe!-
ke zelfs de tedere hommels niet fparen, maat
door de angel doorftooken dooden, en buyteti
den omtrek der bykorf uytwerpen. By aldien
deze, dus fchynd hec, van het mannelyk geflacht
zyn, ZOO komen zy cm door eene verfoeyelyke
vadermoord van haar krooft't>f ook
echcgenoten, deanderfllnsroemwaardige deugden
niet weinig daar door verduyfterende.
Onder de voornaamfte en raeeft verwonderens
waardige werken is de in order ftellingder
byehuysjes, waar raede de byen met zoo groote
vlytigheic bezig zyn, dat zyin de tyd van
eenen dag eene ruymtc afmeecen van eene voec
lang, eene halve voet breed. Een arbeid, waar
in gy zieii zoud eene ongelooiFelyke verwarring,
maar ook de alderfchoonfte Order. Onder
de werklieden zyn 'er, dewelke aanbrengen
de met de mond gevatte zeer kleine ftukjes
wafch, dewelke die gele fto^es op de punten
der bloemen leggende vcrfchaiien, dewclke in
de planten fchynen de plichc van het bevruchtendemaniielyk
zaad waar te neemen: daar zyn
andere, dewelke degrond van het gebouw leggen,
en de byehuysjes zelve door eeneverwon^
derlyke konft optimmeren, met glad te maken
en zamen te drukken de ftoffe tot de Bouwing
bekwaam door de fchaartjes van de mond of
kakebeentjes, insgelyks met de pootjes en vleugeltjes;
andere voltooien de hoeken, maken
de wanden glad, volmaken het werk. Dog by
aldien 'er eenig wafch overblyft, dat brengen
zy eiders over toc andere gebruyken. Dog op
dat de tnegang en doorgang niet toegcflooten
werde, laten zy alcyd tuflchen de twee rygen
huysjes eene weg open, welke twee byén naalt
malkanderen können betreeden, gemakkelyk
hcen en weér gaan. Dog in de hoogfte verwondering
moet ons wegrukken de gedaante
der huysjes, dewelke net zeshoekige zyn, en
alcyd voor grondflagdrie fchuyníTe ruyten hebben.
Gy zoud hier eene ftad zicn volgens de
aldernaauwkeurigfte wetten der Bouwkunde gefchikt,
cm gemakkelyk 4000. borgers te huys«
veften bekwaam, elk huysje van eene aldeffraaifte
evcnredenheit. Dezezeskantigegedaan.
te is gene iiytvinding van de zondcr rede begaafde
Byen, maar van den alderwyften Schepper,
daarom bedacht, op dat'er gene niymre
tuflchen de huysjes zoude zyn. De ftompe
hock
' i r ! '