N A T U U R
Onze aldergodvruchdgile en mannelykftì
Wysgeerig-Godgeleerde itele in een kort begrip
voor de aldervoornaamfte gebruyken van
de Natuurkundige Wysgeerte, dekenniile van
den hemel , en der hemelfclie lichamen, van
ons zelven, en de aarde, en de kcnniiTe van
G O D , dewelke daar uve vloeid.
Vers 4. Ah ik uwen hemel aanzié, het werk
vjjcr'vingeren, de Mane, ende defterren, die
gy bereid hebt. Zie daar eene geopende deure
voor de ftarrekunde , dewelke de gehele Wereldkunde
voltooid, en na dè Geopenbaarde
Godgeleercheid de alderkrachcigfte en alderfchoonfte
is van alle Wecenfchappen, dewelke
het voorwerp, de zekerheid, het gebruyk aanpryzen
: dewelke onze gemoederen in eene heilige
verwondering wegrukt, inweinige oogenblikken
door de onmeetbare riiymtens der hemelen
voerd, en die gehele ligchamen van onmeetbare
zwaarte , door eene onmeecbare afftand
van ons afgelcgen, de voorfmaak van
die onverderlFelykeen luyftcrryke hemel, nader
aan de aarde brengd, en ons in een kort
begrip vooroogen iiek: dewelke niet bezig is
omtrend de ydele befchouwingen over de eerite
ftoffe door verdeelingcn en onderverdelingen ,
in de Schoolgeleerde Wysgeerte voorkomend
e , dewelke geenllìns den tytcl van edele gefteéntcns,
naauwelyks van beuzclingen vcrdiencn:
niec met verdichtzelen omwonden, maar
zakelig, de beweegingen der fterren zoo der
vafire, als der dwaalilarren niec alleèn toc de
uuren eoe van de toekomende tyd , maar de
miniitencnfeconden uytrekenende, afmeetehde
de afftanden en groottens der alderverafgelegenite
ligchamen , en zulks afperkende: niec
gegrond op hec geloof van dit of dat Hy heeft
hetgezegd, op gene ydele gisfingen, maar op
alderzekerfte , Wiskundige betoogen: welke
kennierken niet heeft die btarrewikkimdej dewelke
leeraard de geboorte-punren opmaken,
en door een alderonbefchaamfl: beftaan durfd
voorzeggen de noodlotten van voor-of-tegenfpoeden,
op-of-ondergangcn van Keizer-en-
Koninkryken , veranderende geflreldheden der
luche. IJyt deze kennis vloeyen alle overvoortreiFelyke
gebruyken, de kcnniiTe G O i ) S , en
deilells oneindige volmaakchcden : wy leeren
daar uyt, den HEER.E, den Schepper van de
emden der aarde, die mg moede,nog mat word;
tu van wiens verftand gene doorgrondinge is.
Jez. XL. 28. Hoe veel machtiger de "jjei-k- '
tneejler is van deezen: nadetnaal uyt de voortrejfelykheit
der fchoonheit van de gefehapen za- \
ken derzelver Schepper by die vei-geleken kan gezien
'worden. Boek der Wysheid XIIl . 4. 5.
Overwaardig is die vermanmg, dat dezclveop
koper, goutjja de gemoederen van alien mcnfchen
worde gcgravecrt Jez. XL. 26. tìcf
«w oogen op otn^hooge, ende zie, wie deze dingen
gefchapen heeft, die in getale baar heir
voortbrengd : dieze alle by name roept, van
K U N D E . 10 0
wegen degrootheit zyner krachten, ende 'om dat
hy fiel-k van vermögen is, daar en ward'er niet
eengemifi. Hoor LaÜantius Jnfiitut: Ii. B.
5. kap. Eene zoo groote luyfler van zaken,
eene zoo groote fchikking, eene zoo groote onver^
Zettelykheid in de ordens en tydeh te bewaren,
heeft niet können of oudityds zond& eenen voorzienenden
Konfienaarge^ooren worden, of zonder
eenen macht igen bewoonder zoo vele eeuwen
beftaan , of eenwig geregeerd worden zonder
eenen ervaren, en verftandigeft ßuurman, het
welk de rede zelve verklaard. Cicero Tufcnlan.
I . Deze heeft ons het eerfi tot den dtenft der
Goden , als 00k tot zedigheit en grootheid des
gemoeds Onderweezeh. Dog om deze voorcreffelyke
gebruyken te verkrygen is niet genoeg
eenige geringe befchouwing vaii de hemelfchc
ligchamen, gelyk het niec genoeg is, om de
beftaanlykheit GÜDS des Scheppers te betoo-
;en , dac men weec, dat wy begifcigd zyn mec
loofd, boril , oogen, voecen, banden, ma-
;e:de binnenfte aldcrkonftigfte vertrekken van
:et ligchaam rrioecen nauwkeurig nagelpcorc
worden , de fchikking vari hec oog door eri
door onderzocht, insgelyks de uyt en inwendige
van het oor , hert, long, alle äderen en
zenuwen , fot de alderminfte vezelrjes roe.
Zoo hier, die uyt de befchouwing der hemelfche
ligchamcn wil overreed worden van de
bsftaanlykheit en uytmuhtendheit van den opperften
Werkmeefter , moet gaan tot de Planeeten,
en derzelver Wächters, tot de Vaße
Scerren de eene na de andere, van deze alle de
alderwelgefchiklle beweegingen, de grootte,
de ftandplaats, afltand, gedaante op het aldcraandachtigft
overweegen. Daar benevens
zyn de nuctigheden , dewelke uyc de Starrekunde.
op de menfchelyke Maatfchappy afftroomen
aldervoorcreftelykft , en nooic genoeg te
verhelfen. Die zclve verdeeld de alderlangfte
draad van de onbepaalde en wiskundige tyd in
minuten , uuren , dagen, weken, maanden ,
jaren; zy vertoond de veranderingen der tyderi
des jaars,endealderwyile oorzakenCcngebruyk
der aardbewoonders: regeert de reiscochten ,
dewelke te land, tcrzee, gefchieden: bep'aalc
de rechte ftandplaatzen der landfchappen eri
fteeden. Ik zwyge vcle andere zaken. De
fchildery , dewelke de Pfalmzinger tcn toori
ilelt is van de zodanige, dewelke eene nachtgedaante
der zaken verbeeld, een Nacht-ßuk.
Hy gewaagd van Hemelen, Maan en Sterrcn
en onder deze naam bevat hy zoo de Vafte, als
de Dwaal-fterren, om van welker aard en gebruyk
te fpreeken eiders gepafter gelcgendheic
zal voorkomen. Hy vermeld de Zon niet, dat
doorluchcig middelpunc der Planeetfche Draaikolk:
en hier uyt is het miilchien niet ongeoorlofd
te bciluyren, dac hy deze Pialm by
nacht heeft gedieht. Dog deze ftarrenhemel
ftelt David niet voor als een werk der natuur,
veel min alseen gewrocht van een toevalligge- •
,M¡
fifrl-
II'
Í Í I