E L Y K E
word belet, hec hertwordoverftelpc, debeenderen
veidroogen en worden mager, insgelyks
hec merg , de leedematen van het ligchaam:
ja een aardsdwaas, dewelk op zieh zelven meer
danop zynen evenmenfch, welken hy benyd,
verftoord, regen zyne eigen ingewanden woed.
D e Siciliaanfche wreedaarts hebben gene grooter
pyniging dan de nyc uitgevonden. Met
ftilzwygen ga ik voorby de affchouwelykheic
van de zonde , waar door deze dwaazen vati
gramfchap opzwellende envannycbleekblaauw
wordende den toornGODSont f tccken, welker
vertooning van een ander beftek is.
8 j 6 GE E S T
waarts word gefchokt , even als een vaaitmg .
van ftuurman ontblood. Dusdanig een menlcli
is in meer als een opz i cht , dwaas van gemoed,
de Rede is gene meeftereffe, • jnaar zlavinne eener
woedende gemocds-drifc : van verftand ontblood,
vcrtreedcndemetalleen zieh zelven, en
de ecre, welke hy bezit, maar de ziele door
eeweldadige beweegingen bedervende. Op
dezelve lyft der zottenftaateen;'-om¿e, foteh,
een zot gemaakte , verkide, dmaknä. dwalende,
om dat een dwaas is, een lyfeigen van
kwaadaardige nyt ; de vloed der dierlyke geeften
in de uiterlle deelcn des ligchaams heeft
hier de heerfchappy, de omloop des bloeds ^
Job V . vers 9.
Die gmte dingen doed diemen mt doomeke» en kan: mideren, die mn niet tel-y
Un en kan. li
K U N D E . 827
Dit zelfde getuigenis van G O D kan men lee. |
zen Jetrn. X. 6. Om Ut memcmd ngelyk is,
S HEERE, zoo a.f Z V ^ i W i ^ 'f
Kwen naam in mgenähetd. Ff: C X X X V . 5.
Ikweet. dutdeHEEREgrootis, en dut onze
HEERE boven die Coden is. Elders hy aUeen
doedwonderen. Groot, oneindiggrootisdemogendheid
, groot en ondoorgrondelyk de wys- j
heid , groot en eeuwig de goedheid , groot,
onmeetbaar, alle G O D S volmaaktheden. De 1
grootheid van het opperfte fFeezen vertoonen ;
niet alleen de aldergrootfle wereld-ligchamen,
hetGeheel Al , zoo niet oneindiglyk, tenmmften
onbepaaldeljk groot , maar 00k de alderkteinfte
hchaamrjes i ondeelbare vezeltjes, met
alleen van het aldcrgrnotile gevaarte Walvisfchen
en Olifanten , maar ook de diertjes van
de alderminfte ftip, van dewelke 1000. coo.
000. de grootte .eener zantkorreltje niet te boven
gaan, by aldien men de vergrootglazende
aanmerkingen van den alderfcherpfl; zienden
Leeuwenhoek Amn. Nat. deteif. bl 26. mag
geloven , niet alleen de Cederen van den Li.
banon, Äiaar zelfs de alderkleinfte vliege. PFon- l
deren, wonderwerken, verricht de Alderbefte, 1
de Aldergrootfte G O D , als Schepper en On- ;;
derhouder, wonderwerken, niet alleen op dien j
t y d , op welken door Deflelfs bevel het Vuut |l
van den Hemel is gevallen, of eene brandende',
kracht van een gloeyend vuur , verteerende,
Word weggenomen, maar ook wanneeren Over-1:
al het ftofkenword bewoogen. Wonderdadea,
in de werken, dewelkede Wetten der N atuur
overileigeren, enindiegene, dewelkegefchieden
Velgens de Wetten van GOD gegeven.
A l t y d wonderwerken , overal wonderwerken.
Want de voorteeling van allcrley zaat isinzyn
zin geen minder wonderwerk, dandievermeerderingvanvyfbrooden:
GOT) doed'Müderen,
demlke men nkt teilen kM, in de natuiir, boven
de natuur , in de genade , verlofljng der
menfchen , en veroordeeling , in Leven ende
Dood.
Job V. vers io.
Die den regen geefd op der aar de-, ende water zeiid op de ßraaten.
Dieeene,dewelke met een aandaehtig gemoed
aanmerkt de ophaling derdampen, hetdryven
der waterige bobbeltjes m de nnme lucht, en
door de aaneenftoting de veroorzaakte verandering
in regen: de alderwelgefchikfte lutdeeling
vandezen regen doorallewereld-gewellen,
van den Middellyn af tot aan de Afpunten,
Fookn. toe, metdebehoeftigheitvanelkovcreenkomende,
den planten, beeflen, menfehen
overnoodzakelyk; en alle die zaken volgens de
regelmare der Wetten van de hedendaagfche
natuurelyke Wysgeerte, den zodanigen zal aan-
¿onds deze waarheid zien uitfchitteren , dat
G O D byiiitftekverwonderlyk,groot, machtig
regen geeft of der aar de, en water op deßrantenzend,
niet de natimr, niet het gcval: Regen
niet alleen op de met koornbezaaideakkerlanden,
bcemden en vette weiden , maar ook
op woeftenyen , fteeden , dorpen , ftraaten,
waar door de inwoonders zouden können vetfrifcht
i en de regenbakken verviild worden;
welke goedheid GODS de Ncderlanders byzonderlyk
roemen en erkennen, wienvoor kalken
en drankgebruik byna alleen het van da
hemel gevalle water diend, ook erkennen zulB
die Oollerfche Volkeren , dewelke landtftreckcn
N A T U U R
ken, door bitte dikwyls morlTig en vui l , hoedanig
die van Job is geweef t , bewoonen. Onze
aldergodvruchtigfte Wysgeer zelfs bekend
X X V I I I . 26. Dut GOD den regen eene gezette
ordermaakt; endeeenenwegvoorhetwterhcht
der^onderen. De Koninglyke Pialmzinger
LXV. lo. Gy bezoekt het land, en hebbende
het begeerig gemaakt verrykt¿y het grootelyks
: de riviere GODS is •voi water •• wanneer
gy het alzoo bereid hebd, maaktgy haarlieder
koorn gereed. vs. 11. Gy maakt zym opgeploegde
aar de dronken ; gy doedze dalen in zyne
"oooren : gy maakt het -week door de droppelen,
gy zegendzyn uitfpruitzel. CXLVII. 8. Die
de Hernelen met -wölken bedekt, die voor de aarde
regen bereid, die het gras op de bergen doed
nitfpruiten. Der Heidenen Leeraar Hand. X IV.
17. Hoe-wel hy nochtans hem zelven niet onbe-
tnigdgelaten en heeft, goed doende van den Hemel
, ons regen en vruchtbare tyden gevende,
vervnllende onze herten met fpyze envrolykheit.
Andere znorrgelyke zoo loffpraaken als heilige
getuigbewyzea gaa ik nu gewillig voorby. En
dcze'alderwyfte uitdeeling der regenwateren
doed hy onder anderen ten dien einde > om de
Verne der de te ßellen in' t hoog e: dat de r 011-w dragende
door heil'verheven liiorden, welk gevolg
onze Eltphaz daar 11 it trekt kap. V. «i. Ook
moec aldusineenen letcerlyken zin, zoowelals
ineenengeeftelyken, verftaan worden de plaats
Joel II. 13. Endegy, hinderen van Zion, verbeuget
n en zyt blyde in den HEERE wwen
GOD^ ivant hy zal u den regen doen
nederdalen, den vroegen regen, ende denfpaden
regen m de eerße maand.
Jol) VI . vers. 4.
Want de pykn des Aîmachtigen %yn in my , mlker vyerìg fenyn mynen Geeß uitdrinkt
: de ver/chrikkingen GODS rußen zieh îegen my.
Zie daar den Man GODS Job door krankheden
naar zielen ligchaam opliecalderzwaarfte
rer neder geilagen ! Pylen van den Almachtigen
GOD kanhy met hecgrootfterecht noemen
zyne wonden , zweeren , knagende wormen,
fcherpigheden vanzynbloed, prikkelendedeeltjes,
invreetende, Ìchietende, als dewelke even
als pylen in hec vleefchingehegcfteeken, maar
pylén G O D S , door GODS voorziende maar
heilige hand afgefchooten. Over deze pylen
nu klaagd Job, àsxàexzcXwct brand zynen Geeß
iiitdrinkt : door welke verblomde fpreekwys,
zeer aardig van vergifcige pylen en wonden oncleend,
hy wil iiicdrukken de brandende pynen,
de branden door het gehele ligchaam even als
vuur brandende , onverdragelyke , waar door
eindelyk het ligchaam ten eenemaal wordverteerd,
en aan de dood overgegeven. Dus zulc
gy by Sophocles in Trachiniis leezen.
Pneumonas f arteyrias
Rophei xnmkoon. Ek de chlooron haimamou
Peptookeneydey.
En Seneca in Hercules Oetaus :
- — Sanguinis quondam capax
Tumidi jecur pulmonis arentes fibras
Difiendit : ardet felleßccato jecur :
Totnm^ue lentus fangumem avexit vapor.
En elders :
Exedit artus penitus ¿f totus malum
Haiißt meduUas, ojfibus vacuis fedet.
En wegens de jammerklagte welke een zoo algemene
Imertepyn gewoonlyk uicperft,
Dezelve in het III. Bedryf.
Hic ciclum horrido
Clamore complet, qualis imprejfa^. ^
Tanrus bipenne, vulnus^ tekim ferens,
Delubra vaflo trepida mugitu replet.
Zoo mede Ovidtus 9. boek der Herfchepp. van
Herkules :
i Saucius Oeten
Hand aliter graditur, qvam ß venabuîa
Taurus
Corpore fixa fer at.
De L X X . Overzetcers voegenbyonzen Text
hotan arxoomai lalein, kemtoußme, zyfteeken,
booren, doorbooren m y , zoo dikwyl s als ik myn
mond, om te fpreeken, open doe: namentlyk
alle, zelfs ook eene lichte beweeging, depyn
verbitterende. De ziekten van zyn gemoed
noemd hy nadrukkelyk de verlchrikkingen
G O D S , dewelke op het alderzwaarft drukken
, zoo niet onderdrukken, en hec eene droevige
denkbeeld na het andere het alderverilagenfte
gemoed voor oogen ftellen. Van hec
welk elders meer,
P R INT -