' I 'm
848 G E E S T E L Y K E
f d i r y v i n g , welke ikmct voordacht uic Oppianus
en Phihßorgms heb gegcven, leid ons naar
den Afrikaanfchen Wout - e z e l , Zecora genaamd,
een overfchoon beeil, hec wel k de i-iguurA.
vertoond afgeeekend. De/x hz e l is,
v o l e e n s het getuigenis van den zeer naauwkeuriecn
Koib in dt k f i h r y v t u g van de Kaaf de
Gaede Hoof bl. 147. vm gtdaante cngmttc als
em Hmgaars f a a r t , w d v c r w g . zier f r a a i
eetekend , want längs de mg looft eme z i í - a r t e
flreep, van de hals-manen tot de ßaart toe :
hit overige ligchaim word door bandín of krmgrn
wit eri karßanie-brmn onderjchetden, over
en w e r , van het bovenfle van de rüg beginnende.
en aan den hiiik toelopende. In de nabtmrßhap
dezer v e r w n i s h y g e e l , maar n a a , m e r .
rmiwelyks i . vinger h r e t d , de bmkflreepen 2.
vinieren breed: maar ftnaUer zyn d i e , dewelke
het hoofd omringen en de dyen, en de ooren, en
de mane zelve en ß a a r t . Zter ßiel is hy m het
loopen. en-xanneer hy tarn v.'ord gemaakt, dat
zeidengeheurd. n.-ord hy als een zeer grootgefchenk
Forßen en P r i n f f e n aangeboden. Lees
00k van dit dier het wel k byna niets van den
ezel heefidandenaam, Ludolf C o m m . a d H i ß .
^ l Ä i i k gaa over van den Onr ede lyken Woudczel
tot den Pere adam , een IVotidt-ezel een
menfch, met welken tytelook //wätivoorkorad
Gen. X V I . 12. de LXX. hebben: brotos de
gtnneytosgunaikos ifa onoo ereymitey. Wedert
m zyn ovcreenkomende, dewelke job hceft
kap. X X t V . 5. Z i e t . zy zyn wout-ezelen
in de woeßyne, zy gaan mt tot haarwerk. En
j e z . X X X I I . 14. van Jemzalem zullende ver.
woeft worden: J V a n t h e t f a l e i s z a l v e r l a t e n z y n ,
hetgewoelder Stai zal ophouden, Ophel ende
de PVacht-tm-ens zullen tot Spelonken zyn tot in
der eetivaigheit, een vreugde der Wmd-ezelen,
tene weyde der kiidden. Van Nebucadnezar
Dan. V . 21. Z y n herte wierd den beeßengelyk
gemaakt, ende zyne woomnge wasbydenwoudezelen.
In eenen leenfpreukigen zin is h y een
menfch, eenydelmenfeh, n a h b , ledig, ydel,
diakenos, eigendyk als doorboord, zonder gcz
o n d verftand en goeden wille, even als eene
kale Tafel.
gíjíondam portieas a t t n l i t
Obfeuros nimium Senes ^
gitti finßis & Imagines
E corporibiís extimis
Credant mentibus i m p r i m i ,
Ut quondam celeri ßylo
Mos eß aiqvore p a g i n i t ,
niiUas habeat notas,
Preffas ßgere literas.
Boethins Confol. F h i l o f i p h . V . Boek Ee»
menfch is w o e f t ; ongetemd, noch met verftand
noch mede bewuftheit begaafd, tot dat gcni.
d i g oogenblik toe , op het welk hy Word ee«
nieuw S chepz e l , van een woud- e z c l cen menfcli.
B y aldien gy avinmerkt de gcllcltheid van den
menfch in deze wcreld intreedende, zoo zult
g y deirelfs e lendegrootertezynbekennen, dan
dieecnes Woi id-ezels, waarvandaanhetkomd,
dat her Recht der Natiirevoorlchryfddemaat,
f c h a p p y , zonder welke hy niet zoude können
beftaan. Laten w y , by wyz e van Verklaanng
o p de Gedenkfprcuk van Zophar hooren dt
woorden van den zeer Doorlucht igen P n f f m ä r j
m zyn boek Over de fliehten van den Menfih I.
ß . 5. kap. Vaar is een d i n g , waar mit
natmlyke toeßand van den menjcb beneden dt
der beeßen i s , dat i s , dat mengeen ander im
Z i e l , het welk zieh ZOO zwak b e v i n d , danh;
körnende in de w e r e l d , dernuten, dat een kai
ontblood van alle hulpevan eenen anderen, Zander
wonderwerk niet zoude kennen geraken Ol
den ouderdom van onderfiheid. Z e l f s heden ta
dageonder ZOO vele z a k e n , dewelke men heijl
•Hytgevonden om de menfihelyke behoeftigheden 11
hülfe te komen, hoe vele j a r e n . hoe vele zorga
en onderwyzmgen zyn "ff met nodtg om hem 11
ßaat te fiellen om dorn zyne etge naarßigheit tu
verkrygen waar mede zieh te kleeden, en te onderhmden
! Laten wy ons verbeeiden eenen menfii
grootgeworden, zonder eenige ofvoeding gehd
te hebben, noch eenigenomgangmetzynsgelyket,
geheel alleen in eene woeßyne v e r l a t e n , en bygtvolg
zonder eemge anderekennißen, dandeznlken,
dewelke hy van zieh zelven zoude mögen
hebben verkreegen , wat elendig fchepzel zoiiä
dat zyn! Stom endenaakt, genoodzaakt gna
teknauwen, en eenige wortelen i i i t te trekken,
of wilde vnichten te f l i i k k e n : om water te i r i t -
ken tut de eerße f o n t e i n , tut de eerßebeeke, ij
de eerße moerafch, welkt hy zoude vinden: 1»
•zieh te begeven in eene fpelonk , om een weinil
bedekt te zyn voor de ongemakken van de hiebt
en om zieh te bedekken met boonmios en grm
k r u i d : om zyn tyd door te br-engen in eene verdrietige
l e d i g h e i t , om te beven of het mmße gtr
u i f c h , op het minfie gezicht van een ander diet,
eindelyk om te vergaan v a n h o n g e r , ofvankl''
de, of door tanien van eenig wild dier. Bochafl
H i e r o z o i c . I D. III. B. 16. kap. bl. 870. S/l-
P R I N T '
T A r s mfvri.
I o n . t'iip xir. V ^
I i i t e i i o o - . ' ) A v f S .
Ì J i f i ' J i Villi; uc i r .
• f t i r m t f {•te K S ' m i e i ' .