.niriiiififci'.j,:; ; I :!!!.lf:.
9 4 4 G E E S T
•weg der zaligheitaan anderen te toonen. Lees
hec geciiygenisby Lííiíííwí/ííí II. B. overdcoorf
p r . der Divaling kap 3. hebbende zoztytdvan
de d-waling der Geletterden: IVati'Oérdeelishet
tot 't gemeene volk, en de onervannen menfchen
dusdanig te frediken ? nademanlwy zicii dai ook
ge leer de en verfiandige mannen, doordien zy de
idelheit derGodsdienfi weeten, nochtans in die
dmgen, welken zy veroordeelen, te eeren, ik
zveet niet door ivelke verkeerdheid, volha'den.
Die zelfs maar een weinig in hec leezen der gefchiedeniflen
is c rva r en, kan niet onbewul t zyn,
dat de dienft aan Zon en Maan een is van de
a l d e r o u d f t e n , byna aan alle Volkeren gemeen,
dewelkeaan deze gefterntens verfcheiden namen
hebben gegeven. Augvftinus van de Stad Gods
V I I . B . i6.kap. Apollo zelven hebben zy de Zon
genaamd, en Diana deszelfs zufier : insgelyks
ook dat de Maan over de '^eegen het opzieht had ;
alwaarom zydezelvc ook eene maagd wildden te
zyn, om dat de vjeg niets baard: eri daarom
fme pylen te hebben, om dat de t'weegeßerntens
zehe van den hemel de firalen tot op de aar de iiitfirekken.
Vulkanus willen zy.hetvuur der wenU.
D e Jjfyriers voornamencly k en d e Feniciers hebben
de Zon onder den naam van Adonis geéerb
i e d , de Frygiers van Altinis met eene fluyte
en ftok, de Egiptenaars onder de gedaanre van
Oßns meteeoe eenogigefkeptcr , waarvanbreeder
kan geleezen worden Macrohiits in Saturfialibus.
Diodor. I. B. 2. kap. Die eerfie menfchen
in Egipteeertydsgeboren, deze opfchikder
ii-ereld ziende en verw onder ende, hebben vermeind,
dat in de natuur van alle zaken twee Coden
zyn, namentlyk de Zon en Mane, engeenen
hebben zy rji^el Oßris, deze Ißs door zekeremanur
van benaming genaamd. Men doorleeze
van den Majfageten Strabo XI. B. van den
Karthaginenzen, Perzianen, Grieken^ Herodotus
1.1V. B. Cicero II. B. de Natura Deonim,
van den Paoniers Maximus Tyrius Serm. 38.
Van den Pervanen Garcillaßb della Vega, uyc
d e Koninklyke Stam der Tncas gefproocen.
H e t leer-opftel van Man'obnts is in hetbyzonder
daar toe gericht , om uyt de Schriften der
onde Godsgeleerdcn Orpheus, Homerus, Heßodus,
Plato aan te toonen , dat de Zon byna
alle Goden bedoeld, Jupiter, Nemeßsy Pan,
JamiSy Saturmis, anderen. In de H. Bladeren
ontmoetmen overa! gctuygeniflen der Zonnedienft
bewyzing. Die Stad der Egiptenaren
J e z . X I X . 8. gnirhaherefchyfíoxávAnátnQuc-
Vtnheyliopolis, Zonneftad genaamd, omdatde
Z o n n e aldaar eene heerlykeTempelwastoegew
y d ; by Strabo XVII- B. Macrob. 23. kap.
Pìinius XXXVI.B. 8. kap. Diod. II. B i. kap.
Daar z y n ' e r , aan wien de bercemde Baàl zelf
d e Zon is, als aan Lilias GyraldusSyntagm. 2.
Dat Be/dezelve naam is met hetGrieks^f^/ioi,
d e zon, welke Zon van den AíTyriers Piel, dat
i s , God word genaamd, zegd Serviiis op het
I. ßoek van Eneas. Dus dan kon Job vry van
E L Y K E
fchuld heiliglyk betuygen, dat hy zyn gehelc
leven lang zieh niet had bezoeteld door de«
fchandelyken Zon- en Gefterntens-dienft der
nabuurige Volkeren, ja zelfs z i eh niet heeft over.
g e v e n t o t d e n d i e n f t van zyne Arabifche Lands,
l i e d e n , dewelke naar Plerodotus getuygenis
L B o e k , benevensdeAflyriers, denPerzianen
den dienft-bewys-plicht aan Zon en Maan heb.
bengeleerd. Zybebben de gewoontezekerealder.
hoogfie bergen hebbende beklommen aanjupiter of.
fer banden op te offeren, den gebeten omtrek des heweis
Jupitermemende, zy offeren aan Zonen
Maan, en het aardryk, vuiir, water, enden
winden, aan dezen alleen offeren zy reeds al af
van den beginne. Zy offeren ook aan Urania,
namentlyk van den Affyriers en Arabieren dm
onderweezen.
Staat wel aan te tekenen, dat Or in onzea
T e x t in het gemeen Licht betekend, doch de
L X X . en alle ander e Uyt leggersgeven de Zon,
aan wiens zyde de Maan word gefteld met eea
naam haar eigen jareah. Derhalven is 'er by
onzen grooten Wysgeer een wezentlyk ODderfcheid
tuflchen de Zon txi^&Maan: geneis
Or licht, de bronne des l ichts, deze fchynd
niet anders dan door licht vandeZonontleend,
H e t z y dat de Zon is een groot vuur vlammend
l i g c h a a m , vloeibaar v u u r , of een vaft ligchaam,
of uyt vloeibaar en vaft zamengemengd, altyd
dit is zeker, dat zy eene onuytgeput t e bronis,
uyt welke alle ligt en wärmte tot op onze aard
e , en alle Dwaal f tar ren, aan elk met behoorl
y k e m a t e , afvloeid: ik zegge met behoorlykc
mate, want het zeker i s , dacMercuriusen Venus
veelgrooter graad van wärmte en licht hebben,
dan onze aarde, veel minder de hooger
Dwaalftarren, Mar s , Jupi ter, Saturnus. Docii
ook is niet buyten den haak de uytlegging vaa
zommigen, dat Or by Job in het byzonder betekend
de opgaande Zonne, als aan welke de
Ouden in het byzonder gewyde dienftplichccB
hebben opgedragen. Virg. Aeneid. 12.
Zy het aangezicht hebbende gekeerd naar ¿f
opgaande zomie
Geven zoute vr achten met de banden, enmii
een yzer tekenen
Zy de bovenfie ßapenvanhethoofdderbeefic«,
en offeren m fcbaalen op de altaren.
I n het byzonder de Oofterfche JVyzen en ?trztanen
volgens Herodotus I. B. de Pythägonfien
volgens Calius XII. 9. kap. van welke
Volkeren de )oden den Zonne-dienft hebben
geleerd. De Profeet heeft gezien aan de denn
van den Tempel des PIEEREN, tuffchen htt
voorhuys, ende tuffchen den altaar omtrcnä V)J
en twintig mannen: hare achterße lede» 'wari»
naar den Tempeides HEEREN, ende hare äa»
gezichtennaa betOofien; ende deze bogen ztc^
neder naa 't Ooßen voor de Zonne. Ezech. VlII-
16. Ja fchynd de gewoonte zelfs overgegxw
l¡|;( ¡l|
N A T U U R K U N D E . HS
te zyn tot de Kerken der Kriftenen, welker K over den Dienfi der Heiligen, dewelke deze
Kooren naar ' tOof tenzyn. Leeshet/. J'er'wofw ' ftandplaats der gebouwen door vele redenen
van Paus Leo over deGeboorte, Bellarmin III. j t racht te verdedigcn.
J o b X X X I I I . vers ip.
Zkti ^^ ^^^ ^^ ^iisf geopent en is: gelyk nieme lederzühhen
zoude by berßen.
E l i h u , tot nog toe de ftilzwyger, de jongfte
van jaren onder Jobs vrienden , hoord met
het grootfte gedul d naar de redenen der ouder
vandagen, gelyk zulks denjongeren paft , alhoewel
zieh zelven behagende , treed nu ook
op hec ilagvelt, te voorfchyn zullende brengen
de begrippcn, welke hy in een eerbiedig ftüzwygen
heeft gemaakt , vol der woorden, zoo
dat ook de geeß zynes buyks hem benaauwde,
vers 18. Zyne, zoo redcnlufl", als begeerte
omte fpreeken drukt hyaanftunds in den beginne
uyt door eene fraaieleenfpreukgenomenvan
moft en ledere zakken giftende, en dezclvetot
barftens toe uyt rekkende, ja eindelyk, om tegenftand
ce doen onbekwaam zynde, van een
fcheurende. Dezeaardigefpreekwyzeverfchatt
gelegendheid ora eenige zaken voor den dagte
brengen wegens de gtfting deswyns , en derzelver
zeer groote uycfpannende kracht. Alle
vochcen, het welk door proefnemmgeogenoeg
cn overvloedigblykt , uytgroeibaredingenuytgeparlt,
byzonder de wyn, bevatten in zieh
eenefterke in een gedronge lucht , dewelkevan
hareboeyecioncflagen, en weder aan harevryheid
zynde overgelaren, zoo krachcig haar voorcdryvend
geweld oeiFend, dacof de deure moet
geopend worden voor de uytvl iegende, ofzoo
nauw beflooten worden, dac d e tegenftand van
het vat de uytzeccende kracht der lucht te boven
gaat. Uyt welke zelve bron afgeleid moeten
worden de verbazende krachten van hec
buspoeder, de uycwerkingen van een Wind*
r o e r , de prorfnemingen van eene Lucht-pomp.
I n eenen zedelyken zin is alle geleerdheid inbeeldelyk,
en de geringe ondervinding in zaken
een Pythonismus van Elihu.
fp^at geleerd te hebben, tm zy dezeg^, en
eens van binnen is ingeboren, als de wildevygeboom
de lever gebrooken zynde isuyteelprooten ?
Pcrßus L Schimpdicht.
W a a t mede vele door ftaatzuchtopgeblazen
z i e h voeden , maar ook ten toon ftellen. Ik
zegge Pythonismus ; want hec woord zeit Ob,
het welk alhier door word vertaald, betekend
eiders Pytho, eenen Pychonifchen geeft ,
waar door de bezetenen godfpraken ayr den
buykvoorcbrachten, buykfpreekers.
iVaarzeggers en duyvels konßenaars, die
daar piepen enbinnensmondsmompelen.]ez VI II.
19. Dan zult gy vernedert worden, gy zult
uyt der aarde fpreeken, ende uwe fprake zaluyt
den ßof zachtkens voortkomen : ende uweßemme
zal zyn uyt der aarde als eenes toveraars, ende
uwe fprake zal uyt den ßof piepen. Jez. XXIX.
4 . Van deze zelve fprake uyt den buyk, zulc
g y , zoo ik hec wel indachrigben, mecrzaken
vinden in de Gefchiedenifle van de Tovereile
van Endor. Zie de Mey Phyf. Sacr
bl. 347.
J o b X X X H I . vers I5.
h den äroom, door V ge-zichte des nachts, als een diepe ßaap op de lieden vah .^
in de ßuimeringe op den leger.
Wy flapen tot noch eoe, nadcnqmloopvan
zoo vele eeuwen, ja, by aldien wy de waar-
Iwidwillen bekeiincn, zclfs de Aarcs-Wysgeeten:
wy leggen in eenedit-pe ilaapindenafpeunngder
Nacuiir-verfchynfleien en ontdekking
dcroorzaken, wy droomenindenlaaddroomen.
Hce veel te mcer zal deze belydenis cn des te
nodiger, cn waarachrigerzyn , wanneerhetge-
'prek is over die verhevcner en goddelyke Godgelecrdheid
en Wysgeerte , waar door GOD
^clf onmiddelyk, en zondertiiiTchenkomenvan
naciuirlyke oorzaken, den ftervelmgen zynen
Ville bckend maakt? In het algemeen kan men
Veldit begrypen, en zeggen, dac G O D op
het gcmoed van den menfch werkt of zonder
eenige verandering der uytwendige voorwerpen,
o f de lucht zelve of andere ligchamen buycen
ons zodanig veranderd, dat dezelve d e ze e igene
gedaantens vertoonen, deze of geneindrukzelen
op onze uytwendige zinnen veroorzaken.
Maar van her op wat wyze is by alien een diep
ftilzwygen. Elihu fteld ons eene driederhande
zoorc van goddelyke openbaringen voor oogen.
Bachafoom in droomen, onze uyterlyke zinnen
ali- gebonden zynde, de dierlyke geeften
wedcrkcerendenaardchariTenen , en aldaar hare
gints en weder zwieringeQwerkftelIigmakende,
dat is. droomende.
Che