844 GE E S T
detvlytiglle irbeid miißtis cnVieiiffmiiiswahandeld
hebbcn.
E L Y K E
heeft rnynengeefi be'ivaard. Den geenen dewel
ke alle deze dingen op eenen verborgen zinviil.
len coepaflcn , en op des menfchen wederge.
boorte, kan tot een grondilag verftrekken de
Plaats Ezech. XXXVI I . 5- ^^^oo zeid ¿i
Heere HEERE tot deze beenderen: Zte tkzsi
dengeeß in n brengen, ende gy zult lev.
worden. Ende ik zal zenwunen op n leggen_
de vleefch op « doen opkomen ende een huyd ovtt
u trekken , ende dengeeß in n geven, ende ¿,
zvlt levendig wordeti: ende gy znlt -weeten, dä\
ik de HEERE ben. Zie de Mey Phyf. Sm.
305. Ruyfch Thef. Jnat. Vi. R 31.
Vers Ii. Bem-vms het kven hrkdgj nidäadighät
aav mygeiaan: eiiJe nwe of zieht hteft
mynm eltfl brji^aitrt. Zecr fray komeii deze
woordenover een met Gen: 11. 7. £«<ie A BEh-
RE GOD hadde dm mcnjcbegtfmneertmt bet
fiofdtr aarden, tnie inzymnerngtitengeblazm
dm adem des kvem; alzoa wrd de menfch tot
eene levendige ziele. Daar moeft by zyn hct alderkonlligfte
werktuig des ligchaams, cn daar
in worden g e f tor tdeG«/ , de redelykc ziel:
deze twee weezens in aard van den anderen alderverfchillenfte,
op cene wyze de krachten
der natuiir, en alle bcgrip van het mcnichelyk
verftand te boven gaande vereenigt, maken uit
denmenich, wiens leven beftaat ineenewederzydfche
gemeenzaamheit van de ziel enhethgchaam,
in eene zodanige fchikking der deelen
z c x j d c r v l o e i b a r e a l s d e r v a f t e , dat alle en elk
d e e l , als Zoo vele räderen van een irarwerk,
hare werkingen zoLide können verrichten , en
het ligchaam op de ziel , en deze wederom op
dat werken, btaan wy wandelaars hier een 00-
genblik ftil, op dat de gelegendheit om GOD
den alderbeften Schepper te roemen niet doorfchiete.
Waar van daan , bid ik u zeg my,
komd het, dat alle de indrukzelen op het ligchaam
gemaaktenbeweegingenzoozeker, zoo
f c h i e l y k , fchielyker dan een oogenblik tot de
ziel overgaan ? dat de z iel , ook tegen haar dank,
deze galten toelaat i dat het gemoed by gelegendheid
van de gemaakte indriikken verwekt
zekere denkbeeiden, en beftiptelyk zodanige,
dewelke op die bewegingen antwoorden ? dat
zekere bewegingen des hgchaams zekere gedachten
der ziele vol gen? datnogaandeziel, noch
aan het ligchaam het reche van fcheiding toekomd?
Heeftde ziel dit onlosbaarverdrag aangegaan
met het ligchaam, of dit raet haar? Is
de ziel indachtig de tyd, op welke zy zieh zoo
naaiiw met het ligchaam hceft zamengevocgä
waarcm de ziel als de meefterelTe gene grooter
en vermögender rechten heeft voor behouden ?
waarom dezelve , ook ondanks, van het lig
chaam afhangd? waarom zy hare hcerfchappy
heeft onderworpen alleen de ledematen, met
de levendige deelen, het hert, de maag, de
gehele omloop des bloeds ? waarom z y haar niet
alleen verbonden heeft aan aangcname en wcl-
Uiftige bevattingen , raaar ook aan fmertelyke,
onfmakelyke? of deze zoo zeer verwonderlyke
en overeenftemmige Staatkunde by geval isgefchied?
Dat de Spotters op deze ftukken , en
van lid tot lid antwoorden, by aldicn zy ziillen
können. Gedwongen ziillen zy eindelyk
worden om te bekennen, dat alle deze dingen
verbazende uitwerkingen zyn van dat almachtige
daar zy, en geredelyk de hand tekenen
T e r opheldenng van die zaken, dewelke ik
boven van de alderuiterfte fynheic der zweecgaten
onder de iiitfpraak van onzengrooten Wysgeer
en Godgeleerden : benevens het levm hebt gy
' : mde wwe erzieht
in hec vel heb vermeid , cn ter overtuiging
van de ongelovigen, dewelke dikwylsbe.
lagchen dat geen , het welk zy niet verftaap
kennen deze volgende dienen, Voor een f
wapend 00g word een rood bolletje bloeds
zamen gefteld uit zes andere kleinder bollerjes
en de middellyn van het alderuiterfte tcdei"
aderrje gelyk van eenhairvolgensdeminll!
fteüing der hedendaagfchen. Daar uit volgd
dat de bloed bollerjes, dewelkedoordezy.tak
jes van de huit niet können doorioopen, tc
minften 500. maal kleinder zyn dan de dite
van een hayr, en elk van dezelve 6. kleinder
^ ><] j i . = of 3000. kleinder da
hayr. Maar daar zyn in ons ligchaam .
welk wy aanftonds zullen zien buisjes o f pyp
j e s , welker mondjes by na het . van ea
zantkorrelrje gclyk zyn. Dit is w e inig, by
dien gy hec vergelykc met die bolletjes van hfl
bloed der beesjes, dewelke LmiWfwÄöf^ in (it
eyeren van een Kabeljauw heeft gezien, et
volgens de uitrekening van KeiUius kleinda
zyn een
1000 000 000 000 000 000 000 eoo 000 000
van eene duim vierkant. Maar ik keere \ve
derom, zuliende op myne beloften ftaan, ci
de buitenfte buisjes. By aldicn men de Aai>
merkingen van Leewwcnhoek geloof mag gevfl
zoo bedekt een zant korrel 250. fchubben ;
gedaante van een nec van de huit ( want de huii
vertoond zieh onder hct vergrootglas als ee
fchubbig harnas van een v i fch) en elke fcbut
be 500. uitdryvende goorjes, door dcwelkeil'
le oogenblik de uicwaaflcming gefchied
halven zal een ecnig zandje 125000. uitdrf
vende zweergaten bedckken.
In grooter vcrwondcring rukt ons weg
gewicht van die aldcrkleinfte dcclrjes uic
ligchaam iiitvliegende tot eenczommcgebnicn'
zynde. Uit de ontwylTclbare aanmerki
van SanEiorins blykt hct, dat een menlch va"
yolwaíTchen oudcrdom door ongcvoelige
waafleming in den tyd van 24. uuren 5. pom^""
verlieft, dewelke uitmakcn 60. oncen, of 288
crfi-
N A T U U R
greinen; derhalven elk uur 1200.greinen, elk
minuut 20. Stel nu , uit het te vooren gezegde,
dat 12 5 000. zweetgaten bedekt worden door
eenzantkorrel, dat 100. zantkorrels op dezelve
linie gefteld gelyk zyn met 10000. duim. in
hecvierkanc, 1000000. vierkantc voet. Stel,
raet den fchranderen , voor de
middelfte oppervkkre van een voKvaiTchen
menfch 15. Vierkante voeten , op denzelven
zullen leggen 15000000. zandjes. Derhalven
zullen op de buitenfte oppervlakte van het ligchaam
ten minften zyn 125000. maal 15000000.
o f 1875000000000. zweetgaten . door welke
allen ogenblik 20. greinen vervliegen. Maar
het hert trekt zieh te zamen 60. maal elk oogenblik
in een gezond menfch. Derhalven door
elke klopping van het hert uit 1875000000000.
zweetgaten , zullen vervliegen of -J. grein
uic de vloeibare deelen van ons lichaam: of uic
elk zweetgat 5625000000000. grein. Dac nu
de gene, die zoude willen, tot eene zomme
brenge, hoe vele duizendcn van jaren dat 'er
zouden vereifchc worden tot de uitvloejingvan
een eenig grein uic een eenig zweetgaatje. De-
K U N D E . 84 ;
z e , en andere dingen kan men zien in de geleerde
Verhandeling van Sievert over de ziektens
uit debeweeging der vochten. Voor hec overig
e , verzoeke ik die gene, aan wien deze Rekeningen
wandrochtig fchynen, datzy, ofandere
l^tere opmaken, of de mifflagen aantoonen
en verbeteren : cn zelfs ook die overweegen
, dat het doelwit der hedendaagfche uicvindingen
niet iszekereenkeleen ledigenieuwsgierigheit,
maar cene aandachtige opmerking ter
kennifle en lof van G o d , cot kennifle van ons
zelven, en dat door deze zelve weg de deure
word geopend, gelyk dezelve waarlyk al overlang
is geopend door de Santoriaanfihe proefnemingen
, coc de binnenfte gelieimvertrekken
van de Geneeskunde zelve, de Tuigwerkkunde
cen geleide dienende.
T o c lof-roem des Scheppers vertoond zieh
o p dit Printblad
A . Een Geraamte van een volwaf l chen ligchaam
van vooren.
B. Een Zenuwachtig Geraamte.
C . Uit de Zenuwbefchryvingdebeen-Zenuw.
Job X. vers \6.
Gelyk een felk kemv jaagd gy my, ¿v heert toeder en fielt u 'wonderlyk te*
gen my.
Niet alleen hier door Job, maar ook eiders
in de Heilige Schriftuur wil GOD, dac hy
vergeleken worde by de alderwreedfte gediertens,
hier ter piaatze by eenen Leewwy leggende
in zyn kuil, en den voorbygaanden belagende,
naderhanduitfpriiigendeenalles, wat
hem ontmoet , verfcheurende: namenclyk ten
opzichc der oordeelen, welke hy oeifend over
den godlozen, en der kaßydingen door dewelke
hy den vroomen tuchtigr. De gelykluidende
piaatzen zyn Klaaglied. III. lo. Hy is my
een loerende beyr, een leeww in verborgene piaatzen.
Jc-rm; XXV. 38. Hy heeft, als een jonge
leewjj zyne h ut ten verlaten: want h aar lieder
land is geworden tot eene verwoeßinge, vanwegen
de hitngbeit des verdrnkkers, ja van wegen
de hittigheid zyns toorns. Jez. XXX. 4.
Gelyk als een Leeuw, ende eenjong Leeuwover
zynen roof briilt, wanneer-fchoon eene vollemenigte
der her deren 't zamen geroepen word tegen
hem , en verfchrikt hyvoor hare flemme met,
noch en vernederd hem niet vanweeen harerveelheit:
alzoo zal de HEERE derheirfcharenne^
derdalen , om te flryden voor den berg Zions,
ende voor hare heiwelen. XXXV I I I . 13. Jk
ftelde my voor tot den morgenfiondtoe : gelykeen
Leeuw, alzoo zal hy alle myne beender en breken : t
van den dach tot den nacht zult gy myten einde \
Dus fpreek G U D zclf Hof. i
V. 14. Want ik zal Ephraim zyn ah een felle
Leeww , ende den huyze Jttda, als eenjonge
Leeuw: Ik, ik zal verfcheuren ende henengaan;
Ik zal wegvoeren, ende daar cn zal geen redder
zyn Hoi. XIII. 7. 8. Dies wierd' tk ben als
een felle Leeuw: als een Lvipaart loerdeik op
den weg. Ik ontmoeteze als een Beyr die van
herten. In alle deze piaatzen geld hec onderfcheid
cuflchen het wilde beeften-menfchen-en-
GODS-betamelyke, den UitleggersderSchriftuur
genoegzaam gemeen. Niemand, ten wäre
hy onzinnig was, moec denken, dac G O D de
onveranderlyke en alderheiligfte bewogen word
door driften het z y van menfchen, of vanbeeften
; alle gefteltenis hec zy oi ongelyk , of
veranderd is een kenmerk van onvolmaaktheic,
welke het aldervolmaakfte weezen niet toegefchreeven
kan worden. Namentlyk in alle de
aangehaaide plaatzen word te kennen gegeven,
hoe vreejfelyk het is te vallen in de banden des
levendigen GODS Hebr. X. 31. Hocr de be,
lydenis, welke de overgebleven gezonde reden
eenen Heiden, ja ongodift uitperft. Ik verftaa
Lucretiiis II. Boek vers 645.
JVant alle natuur der Goden is noodzakelyk
door zieh zelve, gemet eene onßerffelyke eeuiv
tn de hoogfie vreede, afgefcheiden van onze zaken
. en verre afgezondert. Want bevryd van
all«