'llljfcl
G E E S T E L Y K E
1 0 2 ^
tanden Walvifch het grootfte gedeeke uytnuakt.
De LXX. kai en ploiois hdieoon kephaleyn
autou, en m de fcheepenäer'vijfcbers dcffelfs
hoofd brennen ? Eene ten eeneraaal andere verklaring
gecfd aan deze onze moeyelyke plaats,
de Heroemde Job. Geor^. Schelborn, van
MemmmgenMAt, Breemr ßoekzaal IV. Claf.
573. bt. tßltfal verklärende door Cymbalum ,
een klein klokje, een zangkundig werktuyg ,
hecwelkzou blyken iiyt 2. Sam. VI. 5. Pf.
CL. 5. ZOO dat de 7.in zoude zyn, datde Leuiatban
door de klank van dasdanig een fchelletje
of klokje niet kan geiokt worden, gelyk
de Doltynen en andere ^«/^'¿-beminnendebee
ften gewoon zyn, hec hoofd nog deoorendaar
door vervuld en vermaakc worden. Alwaarom
hy dicons Vers dusoverzet: Kanfi du inh ( oder
feinen kopjf) einnehmen mit dem Ton eines mißcalißben
Infirimmts , -ivordiircb fich unterfchiedhche
Fißcben fönten herbey locken ¡ajfen? kond
gy hem C of zyn hoofd ) met het Gehyt van een
zang'lVerktiiyg tnneemen, '•juaar door zieh verfcheiden
J^ißchen anders laten verlokken ? Maar
daar tegen ftryd voor het gezag der Griekfche
vercaalders eenviifchers fchuit of fchuirje, het
welk ploion genaamd word de zeer ßeroetnde
Jacobiis Hafaus in de Breemer Boekz. V. Clajf:
bl. 563. en wel met zeer krachtige bewysreedenen,
met eene grondige taaigeleercheit, gelyk
alle die dingen van Hofaus gewoon zyn,
verzelc.
Vers 27. Legd irji;e band Dp hem; gedenkt
des ßryds , doedhet niet meer. Volgens Bo-
Chart, byaldiengy, alwashetmaardeondoordrmgbaare
huyt van de Krokodil mogd aangeraakt
hebben, ziilt gy veel beter op de vlucht
bedagc zyn, dan weder op nieiiwftryden.//äfausv&
n zynen Leviatban bl. 161. Stel /¿(die
overgroote vifch ) voor oogen, wanneer hy het
aldereerfl zoude verneemen het aannaderen van
fcbeepm, en door het geraas der kabeltowjjen opge'xekt
'•worden , verbaaßmakende golven in zee
be-iveegende, drayingen makende, door de alderfnelße
loop de fchumende baaren doorfn ydende, op
de rüg leggende zynen befpringers gapende keelen
toehondende, enopdezelve, alsmede op het zeer
groot fcbip met de punten der zaagswyzetanden
aanvallende. Denk
- - - Hoe dat dezelve zwaar gewond
zynde zig dan om hoog tn de hebt verbeft,
dan onder de ivateren duykt: dat op de rs^yze
van eeti rvoefi en wild zwyn zigomkeert, het
v!;elk door eene rondom blaffende jagt v anbanden
verfchrikt -word. Daar en boven te voorlthyn
brengende de geruygeniiTen van Joann. Smith,
Riebard Stafford. en van Oldmixon, dac die
vifch zoo groote wrcedheid, fnelheir, cn zoo
groote kracht heefc, dar dezelve nooit van
iemand nog gevangen is, nog gcdood
Dcze dingen geven wederom licht aan het
28 Vers: Ziet zyne bope zal feilen •. zal byook
voor zynaangezichtenedergeßagenworden? dat
is, de hoop der vangft verliezen zoo vele als
het beert vervolgen. Wie is 'er, dewelke niei
moedeloos van angft ter neder zoude valleti?
U yt de zoo even gezegde zaken is dit van de
Orca, zeer groote Vifch, kiaar. \mCnemon
leezen wy by Beliodorus, dat eeneverbaaftmakende
fchrik zyn hert bevingdoor defchaduwc
van eene voorbygaande Krokodil. Door groote
fchrik is de Spraakraeefter Artemidorns geflagen
geweeit, wien eene K rokodil op her zand
leggende zoo zeer verfchriktte, dat hy ten eeneraaal
zyn verftand verloor. Deze dingen hecfc
Cwlius Anrelianus uyt Apolloniiis.
De veel lof verdienende iszeerfterk
daar over uyt , ora de oncemhare aard van den
Leviathan met de hoedanigheden van de Krokodily
welke hy vafthoud, overeentebrengendoordien
het zeker is , dat dit groot beeft met
de angcl kan gevangen worden, gelyk ook door
andere konftgreepen, ja zelfstara gemaakt, en
gedood worden, welk laatft vermelde ook op
de walviflchen, en wel de alderwogfte, paft.
Nogtans kan het onverwinnelyk geßagt der
menfchen zwaarefcbade aan deeze toebrengen,
en de vijfcher doed het, beeß, een bitter noodlot
ondergaan, wanneer het eens tot de walvifchfiryd
is gekomen.
Oppianus V. B. Halieiiticon.
Oe menfch is wel ten aanzien van fterkte
beneden de Krokodil en Walvifch , dog ia
vernuft gaat hy ten eeneraaal alle dieren te boven.
Smonides : Tracbu men brachi)
ßhenos andros , alla poikilia prapidoon, deim
men Pontou , cbthonioonf, aerioon te dammatat
paideimata. Meer getuygbewyzen uyc
ongewyde Schryvers zyn niet van ncden. Tea
getuyge hebben wy deondervinding,maar ook
de Heilige Schrift, dac aan den menfch is gegeven
het heerfchappy-recht over de vijfche»
der zee, het gcvogelte des hemels, ende allen
kriiypende gedierte, dat op der a arde kruypt.
Gen. I. 28. Welke heerfchappy door het vernieuwd
verbond na de zondvloedisbekragtigt.
Ende nw lieder vreeze, ende »wlieder verfchrikkinge
zy over al het gedierte der aar de, ende
over'al bet gevogelte des hemels: in al wat zig
op de» aardbodem roert, ende in alle vijfcben der
zee: zy zyn in uwe band overgegeven. Gen.
IX. 2, Gy doed hem beerfchcn over de werken
uwer banden ; gy bebt alles onder zyne voeten
gezet. Schapen ende ojfen, alle die; ook mede
de dieren des velts. Het gevogelte des hemels,
ende de vifchen der zee : het gene de paden der
zeen door wandelt. Ff Vili. 7. 8. 9. Van dit
r e c h t , het zy van heerfchappy, het zy van
lecngcbruyk is gecn beeft bevryd, niet de Beheraoth,
niet de Leviathan, niet deOlifant,
niet het Waterpaart, niet de Walvifch, niet
de Krokodil. Derlialvcn wil deze aanfpraak
van GOD regen Job dit zeggen, dat de Krokodil
niet ligtelyic te vermeefteren is, zoo van
wegens de grootte, als wegens de fterkte, dcwelke
N A
T U U R K U N D E . 102?
welke dezelve bezic. Een Beeft, het welk
volgens Hanns getuygenis, tot op 25. of
36. eilen aangroeid , volgens Petrus Martyr
J)ec. V. kap. 9 tot op 42. voeten. Welke
lengte nog minder is dan datdiervan6o. voeten,
hec welk dePortugeefchenaan den oever van de
rivier Cicama gezien hebben, van welk Voßus
over Pomponius Mela. En van de Panamaiche
Krokodillen fchryven Johannes de Lopez Hiß.
Jndic. VI. b. I. kap. Joann. de Ltri Americ.
kap. 10. dat dezelve ter lengte van xoo. voeten
opklimraen. Een beeft, datalledezwaarfte
dingen met zyne ftoartterneder veld. Zoo
dat dcrhalven de Krokodille-jagt eene is van de
alderzwaarfte en aldergevaarlykfte, moetende
aangeftelc worden niet zoo zeer met haken en
angels, ofook vuurroers, dan veeleer raetyzere
netten, gelyk men by Diodorus leeft. Ter
dezer oorzaak word 'er gezegd by Antonius Augnfimus
de Num. Dial. Vi SeSi. 9. dac Augvßus
, na Egipre onder zyne gehoorzaamheid
gebracht te hebben, onder anderen eene
Penning heeft lacen ilaan, op welke eene
Krokodil, gelyk op die v^ziNifmes, aan eene
palmboom ftond gebenden, met hec üpf chr i f t ;
M E M O ANT E A RELIGAViT, «/ßmand
beeft, dit beeft, van te vooren vaß gebonden,
en door die: zinnebeeld te kennen hebben
gegeven, dat hec Hera alzoomoeielyk was
gevallen den Egiptenaren onder het Koomfche
jok te beengen, dan het voor eenen viflcher '
een Krokodil vaft te binden. Ook nog tegei
woordig krygt iemand die dit beeft te Kairo gevangen
inbrengd , tot eene vereering voor
betoonde dapperheid 10. goude kroonen. Stel
eindelyk, dat een Krokodil door langduurigh
e i t v a n t y d , en veele moeite word getemd,
ziilks ontneemd niets van de waarheid der goddelyke
aanfpraak, of vrage: zal by aan u vele
fmeekingen maken? zalhy zachtkenstot u fpreeken
? zal hy een verbond met u maken ? zult gj
hem aanneemen tot eenen eetiwigenßave ? Hy is
en blyft het alderwoeßße van de wilde dieren ^
by Piutarchus in Ißs, en by dcnzelven in hec
Boek, of de beeßen enz. van ¿Uta amiktotaton,
kai to tbeyrioodeßaton. hoon trephouß potamoi,
kai Imnat, kat thalaßdi zooon. Dog wy können
dit niet onckennen, dat de wreedheid van
de gecande Walvifch, waar voor Hafaits het
dier houd, meer ongetemd is. W ygaan voort
tot hec naaftvolgende Hoofdftuk.
Kap. XLl . I. Niemand en is zoo koen, dat
hy hem opwekken zoude; wie is danhy, diezig
voor myn aangezichteßellen zoude? Zoo Gen.
X L l X. 9. Hy legd zig neder als een leeuw, en~
de als een oude leeuw: wiezalbemdoenopßaa/i?
Welke woordcn wederom voorkomen Num,
XXIV. 9. en meer fchynen op de Krokodil te
paflen, dan Walvifch, om dat, volgens P//-
»nts cn Solinus, dezelvedoorde genome fpyze
verzadigd, aan de oevers flaapr. Maarookkan
deze uitdaging op die alderwoefte en wreedfte |
getandeWalvifchtoegepaft worden: wieiszoo
itoutmoedig, en verkwiftende van zyn leven,
dat hy dcnzelven zoude tergen, of met hem
vechtcn ?
Vers 2. ^He heeft my voorgekomen, dat tk
hem zoude vergelden? wat onder dengantfchen
hemehs, ismyne. Beknoprer en klaarder de
moedertalige: JVa- hat mir zuvor et was gegeben,
daß ich es ihm wiedergelte? Meiniß, was
unter den Himmel iß. Namentlyk een volftrekt
recht, dat Hem door recht vanScheppuig
toebehoord, matigt G O D zieh toe.
Vers 3. Ik en zal zyneledennietverzwygen,
nochte het verhaal zynerßerkten, nocbte de bevalligheit
zynergeßaltems. Hoe by metklaeuwcnisgewapend,
al bad hyookduimen, omook
de fcheepen bet oaderß boven te keeren by met
groote krachten vermögende is. Ammianus,
ons ten voorbeeld, dac wy de bewysredenen
voor G O D S aanweezen zoude können en ook
moetennemeü, niet alleen algemeeiie, genomen
van de gedaante, grootte, imborft der beeilen,
maar ook de byzondere en alderbyzonderftc
üit de aanraerking van alle de byzondere dee-
Jen, oogen, ooren, mage, e.z.v.
Vers 4. JVie zoude het opperße zyms kleeds
ontdekken? iVie zoude met zynen dobbelen breidti
hem aankomen? De Krokodil heeft tot een
kleedeengefchubdfchilt, hec welk hy nooit
verwiflclt: een dier in dit ftuk van de Slangen
verfchülende. dewelke byna jaarlyks hare Vellen
uitichudden. Suidas in Pboidooton, phodootos
krokodeilos, kat totoon opheoon fan genos.
tauta de legetai kata tinas katrous to geyras ekdueßhai,
loode krokodeilos to geyras ouk ekduetai.
Beide het kakebeen voor eene breidel, of hec
beide kakebeen gewapeni met fterke, fcherpe
tanden. Dus befchryfd Pollux II, B. 4. kap.
Se£i. de toomen als dcelen aan beide kakebeenen
gelegen, ta bekaterootben autoon epttas
s kataleygontai chaltnoi. De zeer be-
Hafaus bl. 167. vtr&aaz door pene le-
, de gedaante van bet kleed, de voorße
'S kleeds, de voorße gedeeltens in het aangezicbt,
of het hoofd, of bet hoofd zelf met eene
opjperrende muil-opening, dewelke het ee>ß m de
oogen lopen: Kn doov kephel rtfno, verdubbeling
van het gebid, eene dobbele toom, het welk in
hec volgende versje word genaamd febiboth
fchinnar, omgangen, rygen van tanden, zoo
dac dezm zoude zyn, ^at niemand van eene zoo
vermeteleßoutigbeid zal zyn, dat hy of onderßaan
zoude deßelfs keel vän een te fpalken, of
aan dezelve open zyndezichvertrouwen, tenzy
hy aanßonds of opgeßokt, en in den buik ingeßmgerty
of door dejjelfs fcherpe tanden zoude
willen vermaalen worden.
Derwaarcs ftrekt het 5. Vers, fVie zoude de
deuren zyns (monds) aangezichts open doen,
rondom zyne tanden is verfibrtkkinge ? alwaar
de deuren des monds buiten twyfFel zyn de opfperrende
gapiog van den Leviathan, welke als
lU ds.