f
N A T U U R
vea, ons {lewe^enen zynliiind.XVll.zS. Dat
H y derhalven is onze Heer en Wergever, wy
onderdanen: dac het van onze plicht is, de
Goddelyke volmaaktheden meteeneerbiediggemoed
ce aanbidden. Dat hy niet alleendeaarde
deze onze woonplaatsmetzooveleSchepzelen,
dewelke onszoudentendicnfteilaan, heefc vervuld,
maar dac ook de hemclfche ligchamen
zelve Zon, Mane, Srerren ZOG de dwalende
als de vafte cos aardbewoonders zoiiden dienen:
de zeer godvmchtige Mannen pryzen ons
aan cn dringen ons met krache aan tot eene aldernederigfte
GODSdienftigheit, wenden.ons
af van de zonden, als dewelke ons een grooc
gedeelte van de heerfchappy over de Schepzelen
heefc oncnomen, in hec byzonder van den
K U N D E . 1051
I üfgodcndienft. De mannen GODS lecraren,
dat alle gocd in G ü D cn van G O D is, alle
kwaad van ons, tot de aldcrfchandelyklle af.
valligheit zynde vervallen. Dog de hemelfclie
Jigchamen worden befchreeven ten aanzien van
ons, cnzodanig, dat dezelve ons eenaldergenoegzaamft
denkbeeld van den Schepper van
hemel en aardezoudeninfciierpen. En het Hei.
lig Wetboek fcliildert zelfs dit aardrykje niet
a f , hoedanig dat het geftelt is in de binnenfte
ingewanden, het vertoondalleenlykdebiiytenfte
oppetvlakte, en die dingen dewelke daat
zya. Deze gehele verhandeling nu beiliiytde
Zingende Zoon van j ' f / e r a e t dezegodvruchtige
toejuiching: O HEERE, o,,ze Heere, hm
hcerlyk is um naam of degantfche turdel
P R I N T B L A D DXXXVIII.
De redemn des HEEREN zyn reine redernn, filver, gelomert m eenen aarden
fmeltkroes-, gewyven zevemmd. Pf. XII. vers 7.
JVat wil om al äeez' toeßel leeren!
Deez' Oven, waar in "t mmr mhraniti
Dit Folk, dat arbeid met zyn himdf
Het zegt Otis, boe het woord des Heeren
In zytte zuyverheid en kracht
Gelomert ziher kan verdooven.
Gereinigt ze-venmaal in d'oven,
Door Y •vuur, waar van 7 zm' glaas verwacht.
0 Gy, die GOD Jehovaas reden
Verfmaadi ai! leer van Jeßts Zoon
Haar ivaarde kennen; fchuw dien hoon
En ten haar kracht en nuttightden,
0/ dat zyn woord u niet ver'wyft,
En Gy, gevloekt in alle iiw' daden,
Gedmirig moet de flraffe draagen.
Als gy befchaamdt ten grave uytryfi
(JVanneer GODS viraakbazuyn zal klinken)
Om eewjitg in de Hei te zinken.
IMroth Jehovah, de redenen des HEEREN,
ta logia knrioit, het woord G O D S , de
wil in het woord G O D S geopenbaard, alle
de Wetten en beiluyten GODS , in deNatuur
en in de Genade, zyn reyw redernn, geiyk als
ßlver iiytgekookt in eene aar de kom, zevenmaal
gezuyvert, logia hagva. argurionpepuroomenon,
¿okimion teygey, kckatharismenon heptaplaßoos.
Niet allecn iiiver, niec alleenlyk iecs tegenfilver
te waardceren ten aanzien vandcprys, gelyk
Spreuk. X 20,de mige desrechtvaardigcn
ts nyigelezen ziher. IS] let alleen 1 y k 111 ver al -
Icenlyk maar geziiyvert, gelyk brood is in
de tale der ]Vlecaalgraversß/;d, Flick. Blick-
Silber, genaanid, der kuchen, fo vom Treib-
Herd kommt. miíTchien in later grieks ophthalmikon
getoenaamd, om datheceven als een
oogglinftert, en van eene ronde gedaante isj
maar lilver van alle vermenging van andere
metalen ontílagen, alderzuyverft ,
ja zevenmaal geloutert. Alhier ftaat aan te
merken de beproeving van her Silver, en de
konft om het te zuyveren, dewelkc verfcheiden
is. In de ingewanden der aarde is niet
Over al, ja zelden, zu y ver recht zuyver filver
voorkomende, het welk terftond rem is, hoedanig
dat haair-fiiver is, maar het zyn filveradcren,
en die wel van zeer verfcheiden zoorten
en namen , vermengd met anderilagtige,
aardachcige, fteenachtige, metaalachtige, anr
r r der»
W i ^ ' i \
Iii:;; i
'•"••III ••
i s t ' "
nWLÜi !
::;[mie:: í
.iiiIN:--
;i.)t(SIIIVi ! '