fr
" r
1 0 5 2 G E E S
dere deelrjes, dikwyls dpor vimr te zuyveren,
cn dat z e lv , dat 'er van komt, is niec hec alderfynfte
Silvcr, ee» 16. loois Siher. Met
gene geringe arbeid word dit volbracht; byaldien
de äderen wßde , fpeißg, beifsgretig,
w i l d , fpyzig, heetgierig zyn.moeren zy. eeril:
door vuLirgcrooft worden, de onreine deelcjcs,
o p dac ik ZOO fpreeke , gedood worden, en
in Icot gewonden worden, her welk by li;t filver
in de fmeltoveo word gcdaan, op dat liet
eindelyk daar zwyver uytkomr. Maar dcze
z e l v e brooden, by aldien zy de alderfynfte niet
z y n , moeten nieuwe proeven van her vuur in
nieuwekroesjesuycftaanj dçwclkegemaakt worden
van aarde en wel tçr, dege van het eene in
het andere vat overgegocen. By dusdanig filvcr
de hoogfte trap van zuyverlicit hebbende
verkreegen , vergelykt de Pfalmift GODS
•woord, van alle vérzèlHng van valfche bericlitingen
en uycleggingen gezuyvert. Het filver
nu of het gout word gewoonlyk gezuyvert looc
o f , antimonie, fpiesglas daar by gedaan hebbendç.
aJdien hçç.koper met ülver is gemengd,
wor d het met weinige raoeite verkalkt,
zwavel daar by zynde gedaan, de zwavel word
van het koper afgefcheiden door vaft zout,
dus zal hec koper tot fchuym nedergedreeven
w o r d e n , en komt het fyne fdver tevoorfchyn
Iiomberg\QziX. ons àansïesMemoir. del'Aciidtnt.
Roy. 1701. bl. 41. eene nieuwe enzeergemakk
e i y k e manier vanzuyveren. DieverkaÎkthet
filver met eens zoo veelgeraeene zwa v e l , byde
gefmolce klomp werpt hy by herhaaldebaurten
v y l z e l van yzer; dus fclieid het filver van de
z w a v e l , zal zi g met dat yz€r vermengen, zal
in de gedaante van vloeybaar fchuym bovenop
di y v e n , cn het filver zal op de grond van de
fmeltkroes worden nedergedreeven. Dit is 'er
d e rede-geeving van. De gemene zwa v e l bevat
eene menigte van fcherpe zouten, met welke
00k het fterkwater is opgepropt. Deze zouren
door middel van hec vuurtocvloeibaargebracht
z i i l l cn het filver week maken, zullen z i g met
hec ingeworpen yzer vermengen, hetwelkgemakkelyker
dan het zilver is teontbindenj ge»
l y k het eene metaal ligter is dan hec ande r , wegens
de veranderende myne, de dichterofruymer
zamenvoeging van de bergftoffigedeelrjes,
w e l k e derhalven defcherpc zouten van hetKif«-
flruwn gemakkclyker, oi bezwaarlyker zullen
T E L Y K E
oodergaan. En doorgaa:ns, hoc ligter hetrae^
taal is, hpe gemakkclyker het is te ontbinden
tin door gout, yzer door koper, koper door
filver. Ja zelfs zal hec eene meraal door hec
ander worden nedergedreeven. Hec gout by
^Idicn hec in fterk wacer isoncbonden, tindaar
in zynde ge.worpen, zal nederzinken in gedaante
van eenviolct-purperftof: filver in fterk water
onrbonden koper daarby zynde geworpen
zinke neder even gelyk als kalk: yzer daar en
boven daar by ingeworpen, zal hec koper ook
nedergedreeven worden in gedaante van rood
itof. Altyd zal het zwaarfte mecaal in het byzonder
naar beneden gedreeven worden. Een
Soldaat het leger volgende, by aldien diezig
een denkbeeld wil maken van eene moeyelyke
ontbinding derzwaarder, en gemakkclyker der
ligter metalen, verbeeide zi g een leger o f krygsh
o o p , welkerflagorderzeertreffelykisgelchikc
en geflooten: een Staatkundige, by aldien hy
z i g voorftelc eenenStaat doorovereenftemming
der meerderen en minderen, handhaving der
wetten, dpor gerechtigheit vervreemd- van alle
eenzydigheit als in cement gelegd-tegenallede
beledigingen der nabuurige Statendommen 5 daar
in tegendeel alle maatfchappy van ruymer zamenvoeging,
op gene grondwetten geveftigt,
o f i n zig zelve verdeeld, zeer ligtelykontbonden
word en in duygen valc.
T o t opheldering van den Text dienen de
volgende Afbeeldfels;
A ; De Smeltkroes.
B . De Korn.
C . Hec Dekzel.
D . De Tange
E. De Yzere of Kopere Gietvorm.
F . Eene Teft waar in een brokje Silver.
G . De Lepel, mec welke hec Brood word
aangetaft. Eene Spaan, waar mede de
procf word genomen.
H . De yzere Beytel, meC welke het Silver
word opgcbeurd.
I. Eea groot brood van Silver koeken.
Daar benevens is eene Taiel op welke de
byzondere zwaartens der metalen aangetekenc
ftaan.
P f a l m X n . vers 9.
Ds godhozen draven mulomim ; wanneer de fmodfle van des inenfchen hindern
rmOYdcn.
• Ider een zoiide hier wat anders, dan eene
ßi)aUiwe , gezogt hebben, welke nogtans de
K a l d ^ u w f c h e uyclegger vind, die den Text
dus overzet: d^ godlozen ivaadeku (in eene
ronde kring ) , gelyk een Moedzuyger, die het
bloed van de kimeren der mcnfch'en ziiygt. Die
kruypend beesje hecfc een ligchaam beftaande
uyt ringen, gekronkelt, ten dien einde, op
dac
N A T U U R K U N D E . totx
dat het in de flyk naar alle kanten zoude kon- van de L X X , dewelke dus hebben • h á lon /íi
nen vccrtkruypenrzul lende z,gbeweegenrekc .flkis fenf,m,J¡. te/ L S ^ ß t l t C
h e t z , g e e r f t „ y t , naderhand de kop aan eenig rejfa, tous%J,s Um «nth,Zo„ J TJlZ'
dmg vM gehegt hebbende trekt het de kop m, zei-^midm ,n ,m, krmZ Z Z ' s t , F h Z , ,
brengd de ftaatt nader aan de kop. welke n,a- hebt gj dm mmfchm k Á c n ' f Z Z ^ ü Z
m e r v a n b e w e e g m g o o k m dcaardwormenmoetlMiirchien heeft de Kaldeenw het o ^ V i ^
aangemerkt worden : van den Grieken gcnaamd op die dwingelanden , dewelke het bfoed „ví
ü m p 4 s . dmpoma, met een eenoe^ naHr„k- de i„gewande°n der nnderdanen uytz" v T n S
jomo Spreiik. XXIX. 2. Ab de "rodlooze
heerfcht, zucht het-volk. De Kaldeeifw hceft
aangenomen het Hebrecuwfch zylloth, rermrheil
m dien zin, in welken het nict allten bitekendeen
gering, veracht menfch, maarcok
eenen bralTer , gulzigaart, en crrym, als hi
verhoogtword, leeft hy met eene Ddeth, in
welken zin het bctekend, nk Uoed vreetende
D e oorfprong der dwaling ontdekt Bochan
Hteroz. II. D. V. B. ic,. kap. Van den blocdzuyger
zie meer op Spreuk. X X X . 15.
ikspaßs, tlnsfema, met een genoeg nadrukk
e l y k woord, het welk txrxtrekkmg, vewirekking
in de ßyk betekend. Hefychim: ilmpafihiii,
to parapleyßoos tois opheßi eyfhoky.'vtn
temi, kuheflhai, eileifihai, wentelmde gett-okkefi
'Worden, e-ven aUßmgen of '•normen voort
kruypen, worden. Luiden.
Inderdaad dusdanig kniypen de godlooz
e n , dewelke kromme en bochtige wegen in-
Haan, den vroomen znllende verfchalken in de
flyk van alle ongerechrigheit cn onwettelykheit.
Maar nergens zult g y in den Hebreeuwi
c h e n T e s t eene zwaluwe vinden, nog indie
P f a l m X I I I . vcrs 6.
Maar ik niertrouwe op um goedertierenlxH: myn lene zal zig nerheuge» in an)
D e z e fpreekwyze komd zelfs in den letterl
y k e n zin nadrukkelyk voor, myn.herte f f ringt
op, ägalliazetac hey kardia moii. Ik liebbe ,
ZOO vele gevaren en verdrietelykhcden zynde
te boven gekomen, het Hoogite Goedgevonden,
aldecverzekerft: zynde van GODS goedheid
in d i t , en eeuwige liefde in het ander leven;
ten hoogilen overreed zynde van myne
zaiigheit in den Mejßas, word rayn Iiert hier
door met blydfcbap overgooten, het word'zodanig
door het overvlocdig invlbeyen van het
vochte zenuwzap bewogen, dat het bloed met
grooter gewel d uyt de bedden van de bloed bewaarplaats
word gedreeven, d e geeften gedwongen
worden te wykcn naar de iiyrerfte deelen t
het herte wel van de herflenen zynde bevocht
i g t , maar ook daar over zegepralende.
P f a h î i X I V . vers. i.
De [d] dwaas , zetd in zyn herte: daar en is geen GOD : ^ verderven hei»
zy maken het grouwelyk inet haar werk^ daar is niemanty die goed doed.
(a) Nabal, eendwaasmeüfch, vancenondeugeodenverdorvengemocd.
Een Ongodifl: dan is volgens de uytfpraak
van David een TV/îW, cen dwaas; onzinnig
van gemoed, hec zy hy ziilks is in de befpieg
c l i n g , of in de oefFentng: van vcrftand ber
o o f d , op wat wyze hy anderilins vaardig om
zaken te bchandelcn , in rykdommen , eereftaaten
overvloeyendc, hoe roemruchtig door
kcnnis en konft. Zie daar een aldcrdroevigil
aibceldze! van een menfch anderilins niec onvernuftig
! die zig zoudc laten voorftaan uyt de
wereld teverdryveneenoncindig, eeuwig VVez
e n , den aldcrmachtigilen Schepper , aldcrw
y f t c n Onderhouder, ja alle zedelykheit, de
denkbeeldcn van goed cn kwa ad, vroomen godÍOOS,
recht en onrecht, geen onderfchcid makende
: die dit alles toefchryft aan de nienfchelyke
wetten, aan de verfcheide manier van leven
naar de verfcheide verandering derluchtftreeken;
dewelke dealderdeugdzaamfledaden
met de alderfieltachrigfte fchendaden in vergel
y k i n g plaatft, en deze of gene zonder ondericheid
uytvoerd, wanneer die ilegcs ten zynen
voordecle dienen.
De meeftc üytleggers neemendeze woorden
van den Harpflager in eene engere bepal ing, van
den ( )ngodiften indeoc f fening, Athcipratici y
dewelke fclioon overreed van GODSaanweezeii,
nochrans door hunlieder leven G O D S voorzienigheiclochenen,
ofook daar van overtuygd,
zonder G ü D , zonder Wet G O D S leven. ÍNamenrlyk
deze Verklaarders ontkennen, dat'er
Befpiegelende Ongodiften gevonden worden,
wel niet ontkennende,. datmenfchen, door de
aanklokkelykheden van de welluflrenenvlccfch
gevan