N A T U U R KUNDE. S47
Weezenzyiinergcnsingenooren, ncrgens uit-
Ecflooten. GOB H UH^m enbmten, bovmmt-
Reekmde m mwmdig, in die zaken rmdomgtcoten
m inregotm. Bilarius I. Boek over äe
Drü-emhtit. Hier toe behooren die dingen,
dewelke Paulus zoo Hoog roemd vän de breedîe,
màilimgtt, endeâkpe, mdehoûgîe vande
Goddelyke liefde Efez. I I I . iS. Zie Ralhfm,
Dem.de DEO. bl. +5.
P R I N T B L A D DXVI.
Ban zaî een verj
kn eenes woud-ezels
man kloehpmnig mrden : hoeivel de menjch als het veth
is. Job XI. vers ii.
t op ww fchoonheiâ, fiant noch kracht,
Op fchat noch rykdom, eer noch fiaatcn:
Dit ailes zal u geenzints haateut
Zo gy de Deugd niet eert en acht;
Ja, mindt gy Haar met al uw Itemeni
Gy zyt aan d' Ezel ganfch gelyk
Zo m gehörte aïs in het fneeven.
Zoekt gy hier van een wijfen blyk,
By Hiob kunt ge die erlangen t
De fchoone deugd van lydzaamheid,
ÎVaar door hy heeft GODS hidp ve\
Deed hem vetl zegening ontfangen.
Gy evenaard het dornfie beefi.
Fiant gy de Deugd niet in uw' geefi.
HEt verfcheelc weinig , of een Wout-ezel
heefc dezelve noodlocten als de m w , de
Monoceros , ook is die zelve by zomraigen de
Monoceros, de Eenhoorn. Dac hy van den
tammen ezel niet in zoort maar in opvoeding
alleen verfcheelt, ja in alle dingen gelykj is
wil Luitprandus y biiïchop van Cremona in Z'^vi
^zandfchap aan Nicephorus Phocas den Keizer
in het jaar 968. De kleur dezelve , degeßalte
dezelve, ook zoo geoort, even zodanig gebalk
gevende ah zy beginnen te ruchelen, met ongelyk.
van grootte , de ßielheit dezelve, al zoo
aangenaam voor de wolven. Arißoteles Hift. VI.
Boek. kap. 26. wil. dat de wilde ezels van de
tamrae verfcheelen i. In vcel grooter fnelheit:
gelyk ook Oppianus Cyneg. III. B. vers 182.
den wout-ezel befchryfd \\é>htx\àc goede dyen,
fnel, voeten als eenwervelwind, fierkvanklau-
"Mn, zeer fnel Upende. MianusXlY.'Q. 10.
kap. alderJnelß in dèn loop, enindeneerfienaanval
alderradfi. Alwaarom ook gewild word
dac zy van den Hebreeiiwen en Arabieren pere
genaamd worden van para loopen, 2. In fraaihcit
en hoogce. Oppianns.
ezelf
EndiefraaiisvanUgchaamy breed, "Jiydom
aan te zien,
Zilverver'-^-ig.
De Wciid-ezel, gelyk wy gczicn hebben,
word genaamd Pere, het welk hedendaags in
de Oofterlandfche Talen gene veniiaagfchaiJ<i
ping heefc, ten zy, dat gy hierzoud willen byhalen
de eerfte letcer P achtergelaten zynde,
der Arabieren in het vrouwelyk geflacht
ajret. Inhet Meervout ^ji/r, ujuret, yjarat,
en ma.]ura: door welke benamingen zy 200 wel
eenen tammen, als wilden ezel benoemen.
Meninzk. Woordenb. 3361. Over de gedaante
hebben allegeeneengevoelen, eenhoornigichxXderd
hem Jonfton Hiß. g^uadr. Printbl. XII.
neushoomig te gelyk en tweehoornig^rinthl XI.
uit Aldrovandus. Van verwe befchryven hem
afchgraeuw Lc£J y^WÄBwj, cn Marmolius, zilverwervig
Oppianus, ezelverwig PoUux VII.
B. 13. kap. dog Oppianus twee-verwig:
Dog eene fireep omringd het middenße ruggraat,
Aan '-jL-eerkanten met ßieewiu-witte kringen
En Phihßorgius Ii I. Boek , 1 1 . kap. z e g d , dac
in de Oofterfche en Zuidelyke Landgeweften
de wilde Ezels zeer groot zyn vangeßalte en
wonderlyk verfrheiden van huit, door zwarte
en Witte verwe niet lichtelyk onderfchetden. Dat
ook zelfs daar binnen zyn eemge Boor den, banden,
van het ruggraat af tot dezyden, enden
bvik toe ncderlopende, en van daarverdeeld, en
random eenige kringen onder zieh ingevouwen,
dewelke eenen verwonderlyken en ongewoonen
band en verfcheidendheit vertoonen. Deze bem
fchry