f i .
Ä l l f j
if
| ì r «
l i l l
1 0 5 6
gebrek i
G E E S T E L
. . i godsdienft, bygelovige dwalingen
omtrenc de godsdienft. Een vroom man word
niec aangedaan door de ftratFen, welke de vaderlandiche
wetten te verftaangevendenmoordenaars,
memeediges, nog zyn aan dezelven
tot fchnk. Zoo ock een gelovig Kriften overreed
van de verteerende wraak, dewelke den
godloozen over hec hoofd liangd, word daar
door niec verfchrikc, maar veel eer als door
Ipooren aangezet om raec vreeze en beven zyns
zelfs zaUgheit uyt te -merken Filipp. II. i i . in
eene godsdienftige vreeze, vergezelc mec eene
kinderlyke hope, liefde, en onuytfprekelyke
blydfchap, tenalderhoogftenzyndeverzckerd,
d a t b y a l d i e n hyvreesd, bemind, eerd, diend
den genen, die magt heeft beide zielenligchaam
te verder-ven in de helle Matth. X 28. hy niet
zal ter neder geftort worden. Dusdanige beulen
ontruften, nu en dan wel eens flapende,
maaraitydknagende, knepen gevende, hecgewifle
knabbelende niec alleen den leerjongens in
de üngodi f tery even eens als fprookjes, offpookerycn,
van dewelke aan de kinderen vercellingjes
doorgaans worden gedaan, maarookden
volwaflenen zelve, dewelke tot de hoogfte top
van verloochening zyn opgefteigert. De gefchiedeniilen
van alle jaareeuwen leeraren ons,
dat zy de aldervreesachtigften van allen en de
alderwanhopenften zyn geweeft, dewelke wel
in omgang en braireryendealdermoedigften waren
, maar geheel anderen geworden, zoo wanneer
zy van het gezelichap der raenfchen waren
afgezonderd> of door ziektens aangetaft, of
door blixemftraalen en donderflagenverfchrikr.
Een gerufte, vrolyk van gemoede Ongodiftis
zeldzamer dan eene witte rave, ennauwelyks,
dan miiTchien in de boeken, te vinden.
De voordeelen, in tegendeel, dewelke uyt
den Godsdienft afvloeyen, zyn van hec alderheerlykfte
gewicht. Die K K. I S T U S diend
en bemind, fpringt op van blydfchap in de
hope op de Evangcly-beloften, inwachrende
de eeuwige bezitcing eener aldervolmaakfte gelukzaligheiCj
dewelke na verloop van millioenen
eeuwtyden genc vcrandering ten eenemaal ondergaat,
altyd dezelve tot in hec oneindige, altyd
wordende bezeeten, dewelke altyd word
begeerd. Gezegd kan hec niec worden hoedanig
en hoc groot de invloed is der hope op de
krachten van eenegelovige ziele,ende gedaante
des ligchaams van dien aldcrheerlykften
Staat. Deze begeerte zelve alleen is van eene
onmeetelyke waardy , een aldcrzekerft pand
van de eeuwige vreugde, een hemel op deze
aarde, alfchoon, het welk onmogelyk is.icmand
zoude aantoonen , dat deze hope ydel was.
Vergelyk daar by, de beloften der Ongodiftcn,
met welke zy zig vleyen, eene gehele uytroeying
en vernietiging, eene wederherftclling,
maar tot niet. O ongetrouwe vergeldingen
van ongelovigheit, voor welke de rrillcnde natuur
een affchrik hceft! De Heidenen zelve
Y
hebben liever i
ftraifen der hei
lyd(
K E
;wilt in dit leven alle de pyn-
2, door den Dichteren befchree-
. dan voor eeuwig elendig te ledan
te wagen de onftcrftelykheic voor die
jammerlykfte leven, liever gewilc niectezyn.
Hier op doelc de uytfpraak van den Heiland
Mark. XIV. 21. Wee dien jnenfche, door
'•jjelken de Zone des ntenfihen verraden word: het
''jjaar hem goet, zoo die menfche niet zvare geborengerjue^.
Deze zelve begeerte oin het beihan
te doen dnuren, by aldien onze ziel is
ingefchapen, hoe kan, bid ik u, een Ongodilt
zyn gevoelen in hec gemoed koefteren ,
aan zyne vernietiging zonder de aldergrootfte
aikeer denken, en zonder ontroering van eene
wanhopige ziel ? Hy werpe vry daar tegen in,
dac deze begeerte na de dood zal ophoiiden ,
nogtans zweeft die verichrikkelyk denkbeeld
voor zyne oogen, zoo lang als hyadem fchepr,
ja alle alderzoetfte wellullcn ziillen in alderbitterile
bitterheit verändert worden. Vry geruiter
zal de ziel leven , by aldien dezelve
bverweegd de voortreffelykheit van haar weezen,
bare goddelyke afl<omft, ja hec beeld van
G O D zelven, het welk zy draagd, danwanneer
zy den menfch in vcrgelyking ftelt mec
de wormen, de oorfprong afleidende van verrot
ilym door de zon warm gemaakc: by aldien
zy verder overweegd, dat alle dingen zyn gefchapen,
gefchikr, bewaardcot een gemeen gebruyk,
voornamentlyk ten goede van de menfchelyke
Maatfchappy , dan dat de gehele wereld
zoude zyn eene verwarde klomp , door
gene de minfte konft opgemaakt, uyt eene toevallige
zamen komfte van ftoflelyke ondeelbare
deeltjes. Door welke trooft zal zig een elendeling
in tegenfpoeden opbeuren , by aldien
'er gecn vertrouwen is o p eene toegenege goedgunftigheit
en liefde van een oneindigmaal volmaakc,
wys en aldergoedigft Weezen , hec
welk alleen ter hulpe weet, kan en wil körnen
? Diisdanig een menfch 'vermag alles door
K RISTUS die hem kracht geeft. Filipp. IV.
13. Alle dingen verdraagd hy mct een 1ydzaam
gemoed, om dat hy zieh blymoedig den
Goddelyken wille onderwerpt. Hy bezit eene
fchac van geeftelyke blydfchap. van een helder
gewiife, dewelke alle vreeze van tegenwoordigen
of toekomenden jammerftaat wegneemd.
Daar in tegendeel een Ongodilt van
alle fchepzelen deelendigfte is, van alle trooft
in benaauwdhcden ontzec. Hec ecnigfte en
laarfte plechtanker en geneesmiddel voor hem
is vergif, een dolk, een ftrop, een van de hoogte
nederftorting , alle geweidige dood , welke
zelve Lucretius III. ß. verlieft als het eigen
merkceken der Gezindheid, Se6ie, niec overdenkende
, dac hec leven iets aantrekkelyks
heeft, als bewaring overwaardig. Alledeplichten
van den Kriftelyken Godsdienft komen mec
de Reden over een. De dienft , welke wy
aan G ü D bewyzen, is redelyk, en ce gelyk
hec
N A T U U
het tydelyk voordeel giinftig. War, bid ik ii,
is mcer gunftig voor des raenfchen gezondhcit,
waardigheit , veiligheit, ja verzamding vm
goedercn, dan hefdc, zedigheit , matigheic,
vrooraheic, oplcttendheit op de pUchten van
het bcrocp? Dienu hovaardig zegepraalr, ziilt
g y ftraks vallcndc, allen tot verachdng, zien.
Die begeerig is naar wraak valt die niet aan op
zyns gelyken, als een fcheermes op eene wetfteen;
De Siciliaanfche Tyrannen hebben geene
grotere pynbank dan de haat uyrgevonden.
Zyn niet de nydigaarts. de toornigen, de gierigen
, de al te zeer bekommerden om goedercn
te vergaderen beulen van zig zelven? zien
wy dagelyks niet den lediggangers, die Overp
g e v e n zyn aan onmatigheit, cverdaadj hakende
naar vleefchelyke wcllufVen zig nederploften
in de alderzwaarlle ziektens, zieh zelven
brandmerken met de tekenen van fchande
en eerloosheit, tot de nyterfte armoede gebracht
worden? Is het verbiedend gebod van
ovcrfpel cn hoerery alleen den Joden en Kriftenen
gegeven? Hebben ook zelfs niet de wetgevers
der Heidenen deze misdaden met boetens
, gevangeniilen , ballingfchap , de dood
zelve geftraft? Het welk zelfs, als r liet nieuws
de Afvalhge^aÄM» den Kriilenen plagt tegen
te werpen. Ja zelfs znlt gy by alle Volkeren
de Tien Geboden vinden, den overtreeders
ftraften bedreigd, by aldien gydeSabbath-wet
en de dienft van vreemde Gaden uytzondert.
Deze afvalhge en aldergrimmigfte vyand der
Knftenen befchaamd den Kriftenen van onzen
t y d , Wien deze geboden al te geftreng fchynen,
dan dat zy können onderhouden worden:
daar nogtans dezelve ten aldermeeften met de
reden overeenkomen, voorgefchreeven door den
Wysgeeren niet alleen van Grieken en Romeinen
, maar ook van andere woefte Volkeren.
Waarlyk dus oordeelen de Brachmannen in de
Indien, de Bcnjanen in hetRykvandenGrooten
Mogol , de Talapoins in het Ryk van Siam,
de Mandaryns in China, de Pcruaanfche en
Mexikaanfche Leeraars. Dat dan de Ongodiften
nalatcn om de fchiild van hare gebrekkelykheit
te leggen op de zwakheit van de raenfchelyke
natuur, de aanvechtingen vanvieefch
ende van bloed, welke zy niet machtig zyn te
wederftaan; of dat zy liever bcfchuldigen hare
eigen vlcefchelyke begeerlykheden, de mmanghat
der wcllußen en der begtcrlykhlän, dewelke
volgens Flatc X. B. de Legib. zommigen
uyt den Heidenen zelve tot het Ongodi-
(lendom heeft ter neder geftooten. Hier en
daar woeden die gebreekin, dewelke nietkonken
afgeleid worden van deverfcheidengelldtheit
der Liichtftreeken, nog dezelve zynlandkwaalen
van een en het zelve landgeweft, maar
hebben voor grondflag eenealderfchandclykfte
gewoonre, ten voorbeelden zyn vloeken, onmatigheit
, dronkenfchap, menfchenvrcetery der
Kannibalen.
R K U N D E. I0 J 7
DedwaasheitderOngodiftenwordopcnbaar.
der, by aldien wy cverweegen het nutgebruyk
uyt den Godsdienft op de menfchelyke maat-
Ichappy afdalende, eene zaak zoo bekend, dat
de Ongodiften zelve den Godsdienft hebben onteert
als eene Staatknndige uytvinding, waac
door de heen en weer zwervende menfchen toc
eene maatfchappy gebracht, en de wetten onderworpen
zyn geworden. Derhalven können
deze verkeerden zdf s nietonder het minfte voorwendzd
deze grondflag ondergraven, de band
der borgerlyke maatfchappy verbreeken, alle
dingen overhoop werpen. Gemakkelyk is het
te betoogen, dat gene maatfchappy zonder
Godsdienft kan beftaan. Wie, bid ik u, zal
eeneregceringzonderrechts-gedingenbegrypen?
maar wie zal het ampt van Rechter können bedienen,
wie her recht van vonnis-velling hem
overgevenzondereeds-verplichting? wieis 'er,
die met weet , dat alle eed gegrond is op hec
beHaan van eene opperfteGodheid. aandewelke
alle waarheid ende valfchcid bekend is, of
diedenmeineedigenenkendenftraft? Of , hoe
zoude eene vrye maatfchappye, hoedanige de
menfchelyke in den eerften ftaat der natuur is
geweeft, het oordeel overgeven aan eenen Ongodiftifchcn
Re cht e r ,dewdke GOD nogkend,
nogaanbid. nogvreeft? zal zulk een niet oordeelenuytdnlt,
vooroordeelen, eigenzinnelykheit?
wie zict derhalven niet, datdoorhet üngodiftendom
ten onderfte boven word gekeerd
alle de kracht van den eed, en de maatfchappy
z d v e , met alle de nurtigheden uyt dezelve afftroomende
? Inderdaad he: Staatkundig Lecropftel
van eenen Ongodift, hoedanig dat van
Hobbes de Cive oi Leviathan, is eenezaakniet
min bdagchdyk en ongerymd , als dat van
hpkurvs by Cicero aangehaalde Boek over de
BeiUgheit eti Eerhiedigheit voor de Coden, peri
bojwteytos. Het is zeker, al was het maaruyc
het voorbecld van ecnige Amerikaanfche Volkeren
(;de Laer bl. 34 47. 50. Voyage du Sr.
mfkinbl iS. 93.; dat'ernietsjammerlyker
IS dan een Volk, het wdk geeneGodsdienft
heeft, endelfelfsvruchienontbeerd, zonder
wet, zonder band van zamenleevtng, weifcliappen
cnkonllen, aan gene zekere woonplaats
verbonden; en nogtans zyn deze woeften
en wilden minder Ongodi f ten, dan d ie, dewdkc
midden in het Kriftendom opgevoed, alle,
de krachten van hun verftand infpannen, om
de beftaanlykhcit GODS teontzenuwen. Die
elendelingen zeggen niet in bnnlieda- berle; daar
en isgeen GOD, om dat zy of nooitomGOD
hebben gedacht, of ten minftenop hem nier gedacht
hebben, gdyk lictwelbetaamdde. Deze
gefteldheit verdiend veel eer den naam van eene
grove en beeftachtige onwecendheit, dan van
godloosheit. Gene verdienen medelyden, deze
h.aat, ja, by aldien zy door hun vergif d e maatfchappy
komen te befmetten, ftraften : flim-
;ynde, dan die in den T e x t , dewdke
alieenlyk
•r-
1
i:ii:
'•r-i
1 -
: ; f I