iilftlilf
892 G E E S T E L Y K E
pen zyn meer overeenkomende mec eene Heidenfche
, dan Knftelyke Godgeleertheic , of
00k rcdelyke, welke de gezonde redeopgeefd.
Z e e r gemeen is in de Heilige Boekbladeren de
fpreekmanier, van dewelke nuwordgehandeld,
G O D E , becamelyk en tc verftaan en te verklaren.
Maar 00k behaagd niec de Uytlegging
van Augvfiinus, dewelke ¿i^Ä, hetaangezicht
zyns throons verklaard doorfadem Solis,
en by gevolg door zamenvoegingoiverheTgin^y
van het aanfchyn des throons ( de LXX. kratoon
profoopon thronou) Zonne-zwyming. Noch van
Nicetas en Vatablus, dewelke verftaan de zamendiinging
der luchc, waar door de alsingekerkerde
dampen niet können vallen in gedaante
van regen, derhalven ophouding van regen.
Die gevoelen is onwysgeerig. De regen word
niec te rüg gehoudendoordezamendringingder
l a c h t , ofvergadering der w ö l k e n , maarveeleer
door de uytbreiding van de lacht , door welke
d e waaflemende bobbekjes van den anderen zouden
können fcheiden , de lacht opklaaren ,
de Straalen der zonne door de rondomleggende
damp doordringen. De zin van al len, meer
mec de natuar overeenkomende, is deze, dat
d e wölken,en derzelveruytipanning, ofzamenb
e z o l d e f i n g , belec her gezicht op den Starrenhemel,
dewelke genaamd wor d de Throon GODS.
Macth. V . 34,. en dien hemel verbergd. Dit
blykc aytde volgende woorden, zyn throon
over welke hy zyne u-olkefpreyt. Ook ma.iki
Job melding kap. X X X V l . 29. van uytbrei.
dingen der '•njolken, en vcrgelykc dezelve over,
defrig by eene hiitce, gelykookí)íír/í¿byeenc
zaal of zoldering. Die zyne opperzalenzoldert
in de-wateren, fHCiV. 3. Oe Ceracene U
cynfche heetc voor eene fF'olke, ceneNevd,
het welk op hec zelfde uytkomt. Die zelve
Luchchevelit>g, dewelke in de bovenfte locht
wölke word genaamd, word in de benedenfte
nevel gehecen. Alhoewel wy voor als nog de
Mane mec Angufiinns niec ftellen in het niü
den taíTclien de ¿onne en de aarde, zoo kon^
nen wy echter verzekeren, hec wel k ook eea
i g e l y k weec, dat door wölken en nevelen dikw
y l s niec weini g hec liehe der Zonne word verbrooken
, verzwakc, verdonkerr. Hoe dikwyls
word die, byzonder by wintertyd, door
de nevel heen als een wie uytgefpreitlakeng«.
zien? Ook beletten deze waterachtige hoogvliegende
Dampen niet alleen hec aanzten vaa
het alderblinkenfte l icht, maar ook de krach,
ten van het alderbrandenfte op deze bcneden
deelen der aarde of der lacht, voomamenrlyk
des winters, de bobbekjes zynde bevrooreii:
en de daar op gevalle ilraalen wéeromkaat.
zende.
Job X X V I . vers 10.
Hy heeft een gezet perk over het vlahhe der ivateren rontom afgeteehnt , tot m
de uoleinäinge toe des liehts inet de dayßerniße.
D e z e plaats kan verftaan worden geheelyk
van alle wateten, bovenfte en benedenfte, aan
d e w e l k e , wölken, zeen, rivieren, fonteinen,
G o d een perk heeft gezet, chok, proßagma, een
gebod, fcheidpalen, welke zy niet können overfchteeden.
Zoude niet, by aldien w y raeer wölken
hadden, de lucht kouder zyn dan het beh
o o r d e , de regen overvloediger, de iheeaw,
d e gefteldheden des jaars al te vochtig,onvruchtbaar,
d o ode l y k, gehele Landfehappen aan overftroomingen
onderworpen ? by aldien minder,
d e jaargecyden drooger, warmer, voor de gezondheic
van menfchen, beerten en groeibare
zaken fchadelyke ? Het is even alleens met de
zee,o^ welke Job in het byzonder mec de vmger
wyf t ,gelyk daar omcrendbynaalledc (Jycleggers
overeen ftemmen. Zult gylieden my niet
•ureezenfpreekt de HEERE? zultgy voor myn
aangezicate ruet beven ? die ik der zee het zant
tot eenen paalgefielt hebbe, met eene eeutuige inÄefiiB^
e, Cho k - gno l am, g ebo d der eeawe,í/«íze
daar Over niet en zal gaan: offihoon hare golven
zieh bewegen, zoo en zullenze doch niet vertnogen,
ofz^ fihoon brnyfen, zoo en ziUknzedoch
daar over niet gaan. bpreuk. VIII. 29. Doe hy
de zee haar perk zettede,op dat de wateren zjs
bevel niet en zotiden overtrceden. Alle de wateren
z y n zocianig inevenwicht ,de bovenfte wol'
k e n , de benedenfte, de zeen,rivieren,de wateten
der afgronden, want ook heeft GODünen
cirkel over het vlakke des afgronds befckaven.
Spr. V I Ü . 27. Alle deze waceren worden by
ogenblikken veranderd , zy veranderen ond«
het evenwicht, en echter behoiidenzydat. AIhier
bied zieh aan eene bckwaame gelegendheii
om van de fcheidpalen der zee te fprceken, ca
waarom dezelve zieh over de aarde niet uicltori.
D e Kerkenleeraars in de ecrfte Tydecawen v:)»
het N . Tef tanient , dewelke meer GüDSvriiclii
hadden in het herte,dan Wysgeertein hctvef'!
ftand, hebbenzichwysgeraaakt, dat de byeeii'
vergaderde watercn van den üceaan door efii
wondcrwerk als o p eene hoop worden gchoudii'p
o p dat z y niec zouden Valien j andersfinsde aarde
zullende overilroomen. En zalks van GOÜ^
bevel a f , endoordei lelf s kracht Gen. I. (^.Vati*
wateren van onderdcn hemel in eene piaatze vef'
gadert worden, ende dat het droogegeziea-J^'"''
de. Lces Baßlius Homtl. 4. Amörofius l Hlletcaem.
kap, 2. en i- Krtjoßhomüs,Nazis"'
zcua^'
N A T U U R K U N D E .
zenus, Theodoretus, anderen; Ten getuygenis
zyn genoeg de woorden van Nazianzenus.- Hy
verwonderd zieh zoo over de grootte, als over
het geweld van beide zaak: op wat voor eene
wyze zy gebonden nooit hare eindpalen tebiiyten
gaat ? iVat zy bevat ? Wat haar gebenden houd ?
Hoedanig zy alle rivierm ontfangt, en echter de
kracht van het -water dezelve zy ? En welgelyk
het zant de fcheidpaal is voor deze groote hoofdßofe
ZOO weet ik in 'tgeheelniet (alhoewelde
Natuurkundigen en wyzen eenige ydele dingen
hebben te zeggen, dewelke met deze zelvegeloven
dat zy door ver^eegegedachte het hebben, inderdu
ad de zee zelve met eendrinkfchaaltjemeeten.)
of by aldien my met weinigen uyt de Heilige Schriften
is te redener en, en dat, b^el, het welk waarfchynlyker
en waarachtiger is dan lange twiflredenen,
ik zoiide bevefiigen, de eenige band der
vochtige natmr te zyn; hy heeft het omgeven
op het vlakke van het water. Elk rechtfchapen
waardeerder der zaken mag oordeelen, of
niet meer bekookt zyn de gedachten van Cicero
II. de Nat. Deor. De zee nademaal zy boven
de aarde is, nochtans de middelfieplaats verwachtende;
word van allekantengelykelykvergadert:
en loopt niet over, nog word niet uytgeflort.
Niemand is tegenwoordig zoo plomp noch bot
van verf tandjwien die gevoelen der Kerkvaders
zoude prangen. Het is zekerder dan z eke r , dat
de zee ichoon zy ayt gezichckundige oorzaken
fchynd tot eenen berg op te ryzen , lager is
dan alle vlakte der aarde, ja lager dan alle
ftranden. Echter blyft Jobs uycfpraak onverzettelyk
waarachtig by heeft een perk voor de
wateren afgetekent, nadrukkelykerde Moedertaal:
den Wafferen hat Er ih^e Märchen wie
mit eimm Circkel gefetzet, na den LXX. dewelke
hebben egvroofen, want ook hec woord
chag , met een paffer afgetekent, word afgeleid
van hecworeelwoord eenrond, eenebal,
Waar van miflchien der Duyefchen Kugel, wy
Zwitzers zeggen Chugel. De zee maakt mec
de aarde waarlyk eene kloot uyt, maar met de
laagfte ftranden aan zee gelegen, niec mec d e bergachtige
uytfteeken der aarde. Dit is met de
woorden van Seneca Nat. III. B. 28.
kap. te zamen lopen in dcgelykheit van eene bat.
Deihalven is het middelpunt van de zeeenvan
8 9 j
de aarde het zelfde, En de aardbol is door
de zee doorvloeid, en rondom bevloeid.
Diiar zyn onder den Uytleggers, dcwelke
Johs woorden in het byzonder toepalTen o p de
ebbeen vUed, en aan Coatjas merJobU.iyo.
fchynd deze uytlegging te zyn gegrond op de
naaft daar op volgende woorden ¿ W luhltth
oorgmm chtfihtch tot aan de volemdmge toedts
kchts met de duyfiernijfe : onze Latynfche vertaalt
het dum confiimtnentur kx cum timbri! ;
de Hoogdiiytfche : bis Tag und Nacht ein Ende
nehmen. Een igelyk ziet gemakkelyk, dac
deze woorden zcer weinig dienen tot beveftig
i n g van de verklaring van Coccejus, en het
zelfde betekenen als, zoo lang de wéreld zoud
e llaan , zoo lang als 'er het menfchelyk geflacht
is, zoo lang als dewilTelbeurtenvandag
en nacht z y n zullen.
Lucida ditta current anmfi fiderà mundi:
Oceanus claufum dumfluBibtisambiettirhemi
Lanaque dtmiffos dum piena recolliget ignes ;
matutims pradicet Lucifer ortus;
Altaque C^ernìeum Nerea nefciet arcttis.
Seneca in Oedif. AEt. 2. en Herc. Oet.AB.^.
Vere dum flores venient repenti.
Et comam fyl'ms hyemes recident,
Vd comam fylvis reuocabtt ajtas,
Pomaque autumno fugiente cedent.
Coccejus zet de woorden dus ove r , ufqueadji'
nem lucis cum tenebris , tot aan het nnde da
Uchts met de duyfiernis, en door het einde dei
lichts, het volle licht der Mane , als dezelve
voi is, door het einde der duyfternis nieuwe
Maan, alhoewel het ook anders om geoorloofd
is te zeggen, dat het einde des lichts is de nieuw
e Maan, het einde der duyfterniITe de volle.
Gelegendheit, om dus re oordeelen, heefraan
Coccejfis gegeven deondervinding, dewelkede
heen en wedervloeying der zee in de nieiiweetl
v o l l e maan de fterkfte vertoond, Deze zaken
zoude ik breeder uytbreiden, by aldien ik ware
verzekerd, gelyk ik niet ben, dat yob op de
heen en weervloeying der zee met de vinger had
geweezen,
Job X X V I . vers 11.
^eplann des hemeh tjitteren, ende ommten zicb moor zyn fcheUen.
Alhierkomen tevoorfchynenreraanmerking
'jnmmoude fchamaim, filaren des hemels. By
a dien deze AtlaíTen zyn, zoo zyn dezelveden
Uysgeeren, zoo wel als den Starrekundigen,
omOeleerdenenOogeleerden ten eenemaal on-
WKend: te zocken in den letterlyken zin, toe-
PMIelyk ten minften op den lucht hemel deaaruü
omnngcnde in dat met, aan het welk de aarde
is opgehafigen. Job X X V f . 7. Byaldienwyvan
dezen letterlyken zinafgaandetocdenleenfpreukigen
oyergaan, zoo zullen wy zeer gemakkel
y k met den Ouden Schooigeleerden vinden die
befchcrmgoden,aan wien de rondom draei j ing der
Dwaalllarren istoebetroudof ten minften met den
Kriiten Leeraren Gregorilts, Philippus, den i/.
Thomas de Engden. dewelke ook by Origenes,
Kri