97(5 GE E S T
ryk doorgekkjnfl. Door ftilzwygcn ingchouden
zynde de verfcheidea uytieggingeovan vcrlcheiden
Uytieggersonderdcn Alüuden,dc\velkedikwyls
den Lezer meer verwerren, daiionderwys
byzetcen, ftel ik zonder omwegen myne verkUring
voor, waar door onze T e x t cenc dubb
d e grondvefting der aarde fchync tc kennen te
geven. Gen. L en VII. In de cerfteSchepping
is liet water als uytdezweecgaccnderaardeiiytgedmkc,
en doorkleinft zynde in eene plaacs
vergadert geweeft : doch of toen cok de wateren
uytgeborften zyn uyc de zeer wyde onderaardfche
vvacerbewaarplaatzen van de binnenfte
afgrond, derve ik niec beftiptelyk bepalen. Maar
in de Zondvloed is her zeker, áír.dezeeisuytgeborficn
, te vooren binnen ácfchotdeurenbeßootm,
oj> dat zy iiyt de baarmeder "zonde uytkomm.
Die is hec zelfde , het geen \vy leezen
I I . Alle Fonteinen desgrooten afipgebrooken.
Over de daad twyfclc
Gen. VII.
gronds zyn i
niemand.
'wyz!. Aai
Ma^r de zwarigjieic nuakc op wat
1 den Bcfpiegelaar Burnet fchynen
mgehaalde plaaczen zodanig op zyn eigen
Leer-opllel re paflen, ais of hy meczyneeigen
oogen had geziendewatercnuycberftentuíTchen
d e bovenfte bolkloot deraarde, wyder, opgeborften,
tot vallen hellende, en de vatte lager
afgrond, de bewoonbate aarde val len, en door
deze toevalligc val alleen ais hec ware eilanden,
bergen, valeyen, velden, meyren, zeén,alle
dewelke aan de eerfte aarde ontbraken. De oogen
van Cluvei'ius en van anderen, met vergroocglaazen
gewapent, zien de Komcetnaby de aarde
voorby gaande, dewelke de venftersdeshemels
zynde geopent niet alleen zeer zwaare flagregens
heeft uytgegoten, maar door zyne perszqo
naauwe hoek hecfc
fing hec aarcryk
bedwongen, dat hct 2
fcheuren heeft gemaaki
l i en zya mee geweid
aarde zelve haré bolronde ged;
rondwerpige gedaance hcefc
welke zaak ik breeder in hec Gefchicdenis-verhaal
:lve over al zeer wydc
, de wateren uytgeboryc
den afgrond, en de
ineenelangidert,
over
van de droevige algemene Zondvloed hebbe
gehandelt. '
Vers. 9. Doe tk de Wolke tot bare kleeding
ßelde ; ende de donkerheid tot baren ivindeldoek.
D e LXX. ethemen de autou nephos amphiaßn,
homichley de auteyn ejparganoofa. Dezewoorden
ilaan wcderom op de Schepping, zondv
l o e d , ja op alle rydftond. Gen II. 6. leeftmen:
Een damp -was opgegnm uyt deraarde, endebevochtigde
den gantfchen aardbodem. ^Jamcncl
y k op den derden dag de wareren in de zeen
zynde by een vergadert , zyn 'er uyt deze aldcrgrootile
water-bewaar-plaats zcer overvlocdige
dampen in de lucht opgereezen, dewelke
de wölken hebben gemaakt, en m dczc zelve
•wölken is aanftonds de aarde als ineenkleedomwonden.
Tegen deze verklaring loopt niet
aan de fchepping der wölken, of der bovenftc
wateren, op den tweedcn dag gefchicd. Met
E L Y K E
onderfchcid bedoeld hcc meer en het minder,
ü p dien tyd, op welken de onder den anderen
gemengde aarde geweelt is als eene bryachtigc
vermenging van aard-en-waterachcige dceltjes,
kondcn ook de dampen opkl immen, en wölken
in de uytgebreide lucht nwkcn, maar meer in
g e t a l , na dat hec water tot zeen was vergadcrr,
en mec de aldergrootfte ftorting uyt de afgron.
den was uytgeborften, en alzoo wederom toc
wölken te zamen lopen, en die wcl zecr dikk
c , gelyk ook nu bekendis, dat het grootfte
gedeelce derwolkmakendeiiycwaaiTeniin^
nuyt
de zeen uytdampen.'Dezewolkenward(
doot
eene zondcrlinge nadruk vergclekei
en een windeldock. K lederen en wind'eldockt^
dienen voornamenclyk daar tee, dac de wurmte
uyc het l igchaam uy twaaf iemende niet z i g yerfpreide,
maar rondom hec ligchaam vloeyende
b l y f t : ZOO dat dcrhalvcn, om cigcntlyk te Ipreeken,
de kledercn het ligchaam niec verwarmen,
g e l y k gemeenlyk word geloofd, maar de wärmte
weg zulleade vliegen ce rüg hoiiden : hcc is
evcn ZOO met de bedden. Zoo ook eene hei«
dere en overal openftaande lucht hangdwegens
de ryp en vorft de groeibare zaken grooter gevaar
over het h o o f d , dan van de luchc door wölken
bedekc, donkere nachcen , om dat daar
de wärmte uyc de aarde uycaaffemende verfpreid
w o r d , hier te rüg gchouden. By de Schepping
moeit hec aardrykzodaniggefchikcworden,dat
het op den derden dag zelve zoude iiytfchietiit
kruyt zaad zaeyende, wiichtbaargeboomte Gen.
1. I I . Dit kon gemakkelyk gefchieden byeene
heldere, koudehicht-hemel, maar raoeft onder
bedekking der wölken gefchieden. Daar en
boven ilaat aan te merken, dat de waceren mec
gedruyfch uyc den atgrond uytbarftende niec
hebben mocten even gelyk als melk opziedcn,
en de drooge aarde ovcrftroomen, maar, hec
welk wy aanftonds zullen zien, binnen zekere
bepalingen befloocen worden , en als opengefloocen
worden, dcrhalven uyc zodanige deelen
tebeftaan, dewelkevanclkandcrenkonnende
gefchciden worden gemakkelyk in de luchc
wegvliegen. En binnen deze bepalingen worden
tot nog toe dezelve gehoudcn, ten deele van
de zwaare perffende luchc, ten dcle van de wölken
op de zee en aarde leggende. Die aldcrhoogftc
Voorzicnighcit leefd, en regeertnoch,
dewelke alle dingen by de eerfte fchcppingzoo
w y f l c l y k heeft gelchikc. In het droeviggeval
van de zondvioec is wcderom de '•jjotke aan ¿t
zee tot cen kleeding geßelt, en de donkerbeit tot
baren ••jumdeldoek. gt donker windzel. Overal
was hec alderdroevigile gelaat der zaken.
Alderdikftewolken, doukere, dewelkebyvolle
kntyken de wateren iiyrgoocen: de zec nie:
gedruylch opgelopen toc rduiymende golven :
de waceren uyc alle fpiecten der aarde iiyrb.irftende,
door dewelke allengskens hec word^irond
is overftroomt, cn rc gelyk niec beeftcncfi
mcnlchen cen ondergang is ovtrgegcven.
N A T U U
na dat die eerfte wereld was verdorven, en dai
de veldcn onder de golven door het zeewaici
Ligen verdronkc-n, tegenhcceindevandieramp.
fpoedige oyerftrooming , door hec Godddyk
bevel de ftillc baren wederom zynde opgeheven
j en de aarde op nieuw geichapen, had
deze wederom, en heefc nog kleeding en
deldoeken nodig, foc wederopwekking der g
bare zaken.
Veril'. 10. en II. ftdlen voor het bedwi
der zee binnen zekere bepalingen: Dos ik
haar met myn beßuyt de aarde doorbrak,
zettede grendd, ende deuren. Ende zeide: Tot
hier toe zuUgy komen, ende niet voor der: endt
hier zal by ztgßellen tegen den boogmoed uzver
golven. De LXX. etbemeyn de autey bori.
^eritheis kleitbra kai ptlas. Eipa de autey, «
chri toutou eleufey. kai oucb hitperbeyfey, all'
heaiiteyfuntribeyfetaißou ta knmata'.' Wegens
de waarheid van deze zaak zal die overtuygd
zyn, wie maar aan de ftranden der zee, voornamentlyk
by zwaar onweder, maarookbygewoon
cy , in hcc zanc de fchuymende golven
ziet ingezwolgen worden; welke zelve in de
diepte van den Oceaan hare zekere hoogte hebben
} en by elk geeindigt vervaarlyk onweder ,
ten grooten trooft der Zeelicden , met ftilce
weder tot bedaren komen. I k , zegd de HEERE,
bebbe der zee het zant tot ecnenpaalgefielt,
met eene eewwige mzettinge, datzt daar
Over met en zal gaan: ofßhoon hare golven zig
k-jjegen, zoo en zullenze dog niet vermögen;
ßfze fchoon bruyfen, zoo en zullenze dog daar
över niet gaan. Jerm. V. 22. Ik ga voorby,
dewdke van myn befttk nictis, de zedeiyke
toepafllng o p de wreede Vuurblaazers, op rykdommen,
of macht ftcunende, opDwingelandcii,
dewdke niet dan blikzemen blazen en
viiiiren, hoe ook deze gehouden zyn hiveopgehlazegolven
in het zant ttederte¡eggen, en van
de wreccheid afgecrokken worden door middelen
dikwyls van eene geringe aangdegendheit.
ik keere wederom tot de zee, van welke de lecterlyke
zin fpreekc. Deze heefc zdfs in de
Schepping een eveowichc gekreegcn mec de
iJroügc aarde, maar voornamenclyk indezondvloet,
de wereld door de watercn zynde overftoomc
en de bergen bedekc, zoodac devloeibaace
Hoofdftoffc 1 d i e n hogerhcefc geftaan ,
dat gebod van kracht geweeft: Tot hier toe zult
^ komen, ende niet verder, ende hier zal ßy
zieh fiellen tegen den boogmoed u-vjer golven.
Deze moerten de tyd vcrftreckcn zynde binnen
'le hoiligheden der aarde weder verzwolgen
worden: als toen zyn de eindpalen op nicuw
tütoponze tydcn roe bepaalt, vaftgeftdt cn
onbewocen geworden. De zee ah die de fiemm
QODS op deßranden gefchreeven heeft ge-
^'in, aanbid met omgekromde golveu denßicb-
Awbrof. llexann. III. B. 2. kap. Daar zyn
yel onder de aldergodvruchtiglle Vaders van
eerfte Kei k Baßlius in Hexaim. Homii IK
R K U N D E.
- ' Nazianzenus Orat, 34. Jjnbrofim op de bovetì
aangchaalde plaats, en ook ohdcr grooce Godgdeerden
van de lacere eeuw Jqmnas P. I
69. Art. I. Liitherus Comm. in FÌalm'
A X I V . C X X X V I . 6. Cahmus, anderengel
weeft dewelke willen , dac de gdegcndheit
dezer fcheidpaien altyd dezdve, en een ftandvaftig
geduurig wondcrwerk is, de zee hoger
dande aardevermcinende, en zoohoog, alsde
bergen zdve zyn, alle ogenblik de aarde zuU
lende overftroomen, ten ware die niet door een
wonderwerk wierd ce rug gehouden. Er i waarl
y k zulks zal zig die gemakkdykoverredendie
g e n e , dcwelke van ftrand in de volle zee ziec.
Maar dic Gezicht.bedrog zal die g ene , gemakk
d y k ontknopen, dic zelfs maar met de eerfte
, die Í
beginildei
der Wiskunde, inhecbyzonderdcr
Gezichtkui
ide is onderweezcn. Hec iseeneaanarheid,
genome wa
dat de oppervlakce der zee
rondachtig
i s , maar met de ftrand gezichiein-
d c r l y k , nit
:t met de verhevener deelen der aaraanmerking
de. Deze
alleen leverc op de na-
L urei y k e oorzaken van dic niet voor der, der golven
door haar gcklots zieh regen de klippcn
breekendc, van de woedc op hec ftrand zant
bepaalt. De waarheid van den Te.sc bevcftig
c n a l l e zeen, die in het byzonder, dcwelke
6. achter een volgendeuuren vlced hebben, 6.
_ :nde ebbe, en zulks wel als mec regdmarige
treeden, zoo dac deze ebbe en vloed naar
de beweging der Maan 4.8'. omtrent later wederom
komt, en na tamelyk vele aanmerkingen,
met de aldergrootfte naauwkeurigheic ge-
, belliprdyk cot op uuren en minuten
kan bepaalc, en tot over groot gemak der Zeelicden,
in de Almanakken zelve gedrukc worden.
Dezeftoflc, op onzen Text bckwaamel
y k voegendc, verdicnd een weinig brccder
rhaelt te worden.
D e vloed der zee is zekere beweeging, Avaar
door hec water in den tyd van 6. uurcn van
des Morgens rot des Middags, en van Zonnenmdergang
toc middernacht aanvloeid, over de
•lakke ftrand zig uytfpreidende,en aan de ftrandklippen
zig hoger verheffende. De beweeging
word gcnaamd de vloed, -x-aßendzi'ater leßuxi
/elkc wanneer de hoogfte graac heeft verkree-
;en van den Franfchen la haute Mer, lapleine
Her, dehogeZce, de volle Zec word gcnaamd.
In dezen ftaat geld dat: tot hier toe zult gy
komen, en niet voor der. Van daar hervloeid
de zee wederom 6. uuren lang, tweemalen binden
tyd van dag en nacht: dir is de ebbt
refluxHs, by aldien die tot de laagfte graad is
gcraakt noemen hct de Franfchen ¡a baßeMeTi
de Holländers laag n-ater. Den dag daar aan
word hec zelve toneelvanhedengcopent, maar
alles 12. minuten latcr, namcnclyk zoo vde,
als de Maan in hare wegftreep voortgaat, wel-'
ke byzondere waarneeming ,• en overeen ftem*
ming mcc de beweeging van d e Maan» hecvoornaamfte
ftcunicl is van hec Karteßi^fih Le e r -
o p .
mi