N A T U U R K U N D E ; 969
i ' t l i í '
J o b X X X V I I . vers 2 1 .
J / s van het J^oorden hct gout komt: maar by GOD is eene vreezelße Majeßeit,
By aldicn 'er iemant is, die twyfelt, dat de
luchcgoucis, engoutdelacht, denzelvcnzuU
len van de zwarigheit bevryden de woorden vaa
onzen lext mitzzaphoot zahab, van het Nooj--
den het gout; want deze eigenfte woorden vaa
den Joden, Uytleggers en zeer vele Verca.lingen,
onder deweike zyn de beyde Zurichfche,
de Engelfche overgezec door klaarhcit, helderheit,
dus wy, von Mitternacht kommet helles
¡Vetter. De LXX. Taaslieden, apborrhane-
^heychri(faugountayVanhetNoordenii;olkenvan
eenegouäe vcrwe. In zoo groocen omweg van
gevoelens vertroofi: ons, dar wyaan beydeonze
coeftemming kennen geven, Van het Noorden
waarlykhelderheit, denoordewintwaeyende
ryzen de weerglazen j de waterachtige dam«
pen worden wyd en zyd in de hiebt veripreyd
Maar ftaat aan te merken, dac deze regel ziet op
hetNoorderly k Halfrond der aarde^want mec hec
Zuyderlyk Halfrond ishetandersgelegen. Aan
gene zyde van de Steenboks-Zonne-keerkring
zyn de Noorde-winden vochtig, de Zuyde-winden
koud, door deze klaarc de lucht op, dog
geoe den meefter fpcelende worden 'er plasrecens
uy tgeftorc. Onze Wysgeer heeft gereden-
Kavelt toepaflelyk op zyn vaderland, maar ook
kan die Aard-ftellig onderwys tot het gantfchc
Noorder Halfrond deraarde, voomamentlyk
de landftreeken aan genc zyde de Kreefrs-zonnekeerkring
gelegen toegepaft worden. Insgelyks
is'c waatjdat van 't Noorden het gout komt: by aldien
de woorden van denText in de echte betekeniszynoptevatten
,'twe!k J?c/ii«£iwilin de verbanieling
over het Paradys bl. 24. zoo wy ft Elihu
met de vinger op dac Colchiich Gout of dat
'Havilahfch Gtn. U. 11. 12. En ce lieverop
dac Colchifch, dan op het Hongaarfch, omdat
Colchis ten aanzien van Arabie en Paleftinc ten
Woorden is gelegen, zelfs ook ten aanzien van
Griekenland, zuodat hier toe können gebracht i
worden de woorden vznjafinbyFalermsFtaccus
in iict V. ß . van Colchts.
- - Ook heeft het geruckt niet bedroogen
Vat het zonnekint Aectes middeninhetNoorden
heerfcht.
Van dit Colchifch gout kan meer gezien worden
op Gen. 11. II.
Elihu iluyc zyne Luchtverfchynflel-befchryving
mtx. Aix ^tvoX^gnal etoahnorahoiL, boven
GOD vreefelyk van luyßer. De l XX. epttoutois
megaley hey doxa käi tmey^antokratoros, in
dezeis eem groote heerlykheit en me vm dm Aimachttgen.
Theodotio ^ efi too THEOO megaley
hey doxa, in GOD ts groote heerlykheit.
bymmachus, epi de TME 0 O phoberos ainos.
Dog van GOD isdelofredevreeßelykenvcrwonderLyk.
De Gemenc Lacyniche, aan GOD de
angftvallige lofrede. Het is indcrdaad eeae zaak,
gelyk ten aanzien van GÜD voi heerlykheit,
zoo ten aanzien van ons voi vreeze, wanneerdc
zwarte wölken dengezichteinderbedekken, de
blixem de wölken van een fcheurt, en de trillende
Zonncglanfch drie en viermalen vcrdubbelt,
de luchc-onrftelteniflen weergalmen, en
deblixems, degodlieid vergrämtzynde, fchrik
het aardryk aanbrengen: als de onderaardiche
grond murmurccrt, de gefchoktebergen terneder
plofFen, en na die alles de wölken verdreeven
zynde de gezuyverde lucht-hemelglinfterc.
Vocrwaar in allen deezen komd alle cn alicene
de heerlykheit toe aan den ecnigen G üD, op
het alderfiiyftcrrykftc zyne Macht, Wysheid,
Goedheid ten toon ftellende. Getiiygen zyn alle
de GODgewyde Schryvers, voomamentlyk
David XVIll. Plälm. IVtlkms Fcr^
theid. Caserme. 11. D.33.bl.
I
P R I N T B L A D DXXIX.
'iVaar niaart .
• ik de aarde grondeie > geeft het te hmen, ¡«dien gy iloek
van verftmde zyt.
ifie heeft hare mate gezet 1 want ¡
weet het : of wie heeft over hmr een rkht-
fmcr getrohhn ?
Waar op zyn hare grondveflen neder gezonhen > ofte me heeft haren hekfleen gei
e g d ! Job X X X V l l l . 4 . J . á .
e x
II
1*" il'f'
Uli itil iJl
i t