i t , :
i n
•: l",;frr:ti!
l o i o G E E S T
gÌMUeflaalr WimmrdthardtOerlogs-tydmgebiedmßmt
te hoiidin, of door le drimeri, en,
onder doorkchtige krygsfverßmgevoeU. wlk
bei kijgsiijoord is.
E L Y K E
Zie Boot Sacrar. Anitnadwrs. UT. B. Bochart
Hieroz. I. D. 11. B, 8. kap. bl. 115 ir,
de Mey Phyf Saa- bl. 403. Schook de Sterna,
bl. II.
l o b X X X I X . vers 29.
Vliegt 'de Spertoer door tm wrßand ? ende breid zy .
Zuyden ì
? vleugelcìì uyt 11a het
Der Hebreeuwen netz is volgens de meining
van alle uytleggers een Sperwer : komd over
een met der Syriefen nitja, natfa , der Kaideeuwen
cci Samaritanen mtfatfa, en dalen alle
deze woorden af van hec Hebreeuwfch natfab
. fliegen. Wegens de fnelle vluchc van
deze vogel können , behalven de ondervinding,
vry vele getuygenilien bygebracht worden.
By Homerus liiad. ó vers 237. word
die genaamd ookifios pctemoon , en Odyf v'.
vers. 86. elaphrotatospeteinoon, dealder ' -le- "lf^te'
\ licht fte der vogelen. Thuanus de Re acctpitraria
;
Nau'j;elyks zoud n gehven in hoe körten tyd
zen sverreifd.
ufchen-ruymdtens vanplaat-
•vele zeen -zy doorreifd.
Hierom''is'dezelve by den Egiptenaren een
Zinnebeeld der Winden geweelt volgens Horns
II. B. 14. kap. en van het vuur by den
Tentyriten , hierom de Zonne toegewyd bjr
Eußathiiis Over de Od ' '
wierd die geilrafc,die G
d e o f eene Sperwer, gt
van Herodotus Iceft. ü
meenlyk ondetfcheiden
de jage worden gefchikc
mec de dood
eene l'his vogel doodyk
men in de Euterpe
Sperwers worden ge-
;n edele, dewelke tot
enonedele, dewelke
----'— - byy ^
1 konncn'gemaakt worden : by IV'.¡longby
n kleindere.
OrnithoL bl 36, in grootere en ' ' '
Behalven de valken worden de zoort van Sperwers
gerekend de zee-arenden , Niß, welker
oaam buyten twyfel de oorfprong aan hec Hebreeuwfche
netz is verfchuld. Doch Over hcc
geheele Sperwers geflagt gelt de vrage aan Job
fidaan: Vliegd de Sper-^cr door uw verfiand ?
nde breid zy hart vkugelen uyt naa het Zuyden ?
Der Hebreeuwen jaaber zec Bochart Hieroz.
I I . D. II. ß. >9. kap. over door phmefcit
Vetren beginnen te krygen, en zoo ook Hieronymus
en die van Geneve. Want men
moet weeten, dar een Sperwer nu en dan ruyd,
en op nieuw weder vederen krygt: ook ftaan
'er inderdaad wel in het Hieracofophium van
Demetrius hoofdftukken wegens de manieren ,
door welke de voorczctcing van nieuwe vederen
of pluymen zoude können bevorderd worden,
doch echter vraagd GOD door het recht
van Schepping aan Job. of de nieuwe wedcrveederen
kryging aan zyne voorzichcigheit of
verlland moec toegefchreeven worden? Ik zeg.
ge door recht van fchepping , want allchoon
door den alderfchcrpzienften Wysgcer de werding
der vederen volkomentlyk wäre begreepen
geworden, en of de hiilpmiddelen, ofde
fpyzen bekend, door dewelke de ontbreekende
zouden können iiyrgeftooten worden} zoude
hy echter dezelve niec hebben können ma.
ken. Zulks is het werk van den Schepper,
niet van het fchepzel. Boven de krachten dee
Geneeskunde zyn niet de hulpmiddelcn, waar
door de voortftooting der tanden, of het uyt.
waflen der hayren kan bevorderc worden, nog
buyten de regels en wetten der landbouw planten
en bloemen voor de tyd uyt te broeyen :
maar de 't zamenftelling der gedaantens overileigertoneindige
tuflTchen riiymcens het begrip
van Geneesheeren en Landbouwers. Nu is hec
met de vederen even eens, als met de tanden,
gelegen , deze fchuylen reeds gevormd , namentlyk
gefchapen, in hec tandvleefch, gene
in het vel, en onder het zelve. Zoo dac mea
vaftelyk mag verzekeren, dat demakingvan
eene veder alle de krachten der natuur te boven
gaat. Over deze zaak is eiders ten overvloede
gefprooken. Het ander iluk der vrage
van GOD voorgeftelt verdiend eene byzondere
aandacht, het welk betrefc de uytbreiding
der vleugelen naa het Zuyden. Alhier verdienen
bygebrachc te worden de woorden vao
Gregorius : Voor de tanime fper-wers, omdat
zy beter vederen können krygen, tvorden voch'
tige en laauwe piaatzen veretfcht. Dog de tvi!'
de hebben de gcjaoonte, dat zy, ah de Zuydiwindwaeid,
de vleugelen uytfpreyden, teneink
derfelver ledematen om de oude veeren los temaken
door de wärmte van de wind zoudengcßooft
worden. Maarwanneerdewindonibreekt, marken
zy zieh een laauw windje door de vleugels,
tegen de flraalen der zonne uytgefpreyd enacgeßagen
zynde; ende aldus de lawji'hetd gekreegen
hebbende, de zweetgaten geopendzynde vallen of
de oude uyt, of de nieuwe groeyen aan. En het
geen Petrus Crefcentienßs heeit in het Beek van
de Bceften: De Sperwers worden allejarenveranderd.
Dog moeten zy m Maart of Aprilgizet
worden in eene kouw met veele vernuftighni
daar toe gemaakt, voor de Zon in eene wärmt
plaats blootgeßelt, gelyk ah längs muurentegen
het zuyden gelegen. Deze dingen kernen zeer
gepafl: over een met de begiiilTcIen der hedendaagfche
Wysgeerte. Dat de Sperwer, enzoo
ook
N A T U U R K U N D E,
ook andere vogels , geduurende de winter bckleed
zy mec vederen, is noodzakelyk, .op dat
dezelve voor de ongemakken der koude gedekt
zy. Hier toe brengd de koude zelve haar
deel by, de grooter bezwarende kracht van de
winterfche lucht, door het zamenrrckken van
de zweetgaten der huyd , en de veércn in dezelve
vaft te maken. Maar de wärmte der lente
wederom körnende worden de zweetgaten
wederom geopenc, en wyder gemaakt, deze
wyder geworden zynde waggelen en vallen de
oude vederen uyt, voornamendykals'ervochligheit
bykomt, welke de vezeladertjes wyder
maakt: daar en boven de Zuydewindwaeyende
verminderd de perfllng van de lucht , de lucht
in de bloed-buysjes beflootenípreidzíguyt, en
de zweetgaten nogruymer'gemaak'tzynde word
het uytvallen der veéren bevorderd. Alle deze
dingen, de afnemende koude, dewederomkomende
zachte lente-warmce, de kichtverdun- ¡
nende Zuydewind niet batende, zoo nemende ¡
Sperwers de Zonterhulp, en¿rc)'i^í'« tegen de- |
zelve, by gevolg ook tegen het 'Zuyden, hare ,
vleugelen ^ op dat het ligchaam des ce warmer
worde, de omloop des bloeds voortgezer, de
zweetgaten van hec vcl geopend en wyder gemaakt
worden: of ook Hellen de Lief hebbers
van Vogelen hare koyen tegen over de Zon,
daar dezelve de grootfte hettegeefr. Dezezaken
zouden können opgehelderd worden door
hec voorbeeld van de haair-uytplukkingen in
menfchen en beefteni en zellsinhetwederaangroeyen
van hetvel, dogbewarenwydezedin«
gen tot bekwamer gelegendheit.
Onze Hoogduicfche Vcrtaling luyd aldus:
Iß es aus deiner Fürßchtigheit, daß der Habich
fleug t, undfeine Flüg elg eg en Mittag ausßrecket?
Derhalven heeft dezelve het oog niecop de weder
veder-kry ging , maaropdeverhiiyzingvan
de vogel, dewelke by hec aannaderen van de
winter naar andere warmer landen overfteekt,
gelyk het de Rabbyncn Kimchi, Levi, Aben
Ezra ook zoo hebben begreepen. Ook is niet
te verachten hec gene Budaus fchryfd in de
Philologia. Daar zyn onder de zoortenvan Havikken,
Sperwers, welke zy hoogvHegers noemen,
dcwelke menigmaal het aas hebbende laten varen,
'•Dmneer het weér ts opgeklaart, doorgaans ten
Zuyden door zieh in de Zon tebakerenvermaak
fcheppende, gewoon zyn in de wölken vrymoediglyk
opgevoerd te worden, en ver buyten hetoogbereik
der menfchen weggevoerd te worden, even
als zommige zoldaten, die lang zonder verlof af-
"-i'ezcnde zyn.
De LXX. hebben dus: Ek deteysßysepißeyfneys
heßeyken hierax. anapetafas taspteruchas.
aktneytos y kathoroon tas pros Noton. Dezelchynen
daar opt e doelen, datdeHavik, even als
de Arcnd, met opcne en onbeweeglyke oogen
de aklcrhelfchynenlle Zonne aanfchouwd, en
daar door niet beledigt word. Die geuiygd van
de Havik, Sperwer, <L/£Uanus X. B.
kende
IOIÍ
kap. enmiíTchicn kwam hetdaár van daan.dát
de Egiptenaars dezelve aan Horus, oí Apollo ^
dat is, aan de Zonne, toegewyd hebben. By
aldien deze overlevering Waat is, hcc welkmy
niec blykc, zoo moeten noodzakelyk de oogen
der havikken , Sperwers, van een vry fterker
maakZel zyn dan der viecrmuyzen en nachtu
ylen , deweike wegens de dunder fchikking
der oogen hec daglichc zelf niet können verdragen;
ja fterker dan der menfchen, dewelke de
Zonne, zonder aan het gezichc fchade ce lyden
j mec können befchouweft.
Rabbi Selomo verftaac alhier door de Sperwer
eenen engel van eene heilige gedaance, de.
[ welke mec uytgeipTeide vleugelen en pennen
I hec geweld der Zuydewind zoude bcteugelen ,
op dac dezelve niec de gehele wereld zoude
verwoeften. By aldien deze in de Nacuur der
zaken is, zoude dezelve al lang voor zig eerie
ingewyde kapel verdiend hebben, aan dewelke
die vati Ury, Glarus andere ^//»w-bewoonders
hunlieder gelofcen zouden opdragen, als dewelke
niec zelden van de geweidige krachc der
Zuydewind,voortiamentlyk eenige dagen achter
den anderen duurende, gene geringe ongemakken
en fchaden lyden. Doch deze verkia-
.1 te veel van den letterlykeñ zin afwyde
kimme van myn verftand te boven
gaande, moet náar de verdichtzelen der Joden
verbannen wurden. .
Kryfoßhomns maakt hier ter plaatze ééné
vrage , myns oordeels overtollig , waarom
G J D op hec coneel vertoond bceften byna onnodige,
ja fchadelyke, ten cencmaal gene melding
gcmaakc zynde van eilen, fchapen, en
andere voor hec menfchelyk geflachc aldernuttigfte?
In plaacs yart antwobrd ftaat te weten,
dat 'er geen dier is, zelfs niec het alderverachtfte,
het welk zyn zeker gebruyk of eindeontbreckt.
Lacen het gebruyk der Havikken roemen
die gene, dewelke haar gebruyken om op
andere becftcn ter jagt te gaan. By Cteßas,
een der oudfte Schryvers zult gy leezeniin de
Uyttrekzeh van Photius, dat de Indianen op
de haaze-en-volTe-jacht, rjivens , fperwers ,
kraaien , arenden: en by Artßóteles in Mirabilibus
dat de jongens te Amphipolis in Tracie
havikken om vogels tevangcn gebruyken. Eert
aardig Puncdicht leert men by Martialis het
216. van hec X IV. Boek.
Een rover der vogelen is hy geweeß, ñu een
knecht van den vogelvanger: dezelve bedriegd,
en beklaagd niet de door kernge~
vangen vogels.
Evenwel fchynd deze manier van jagen ren
tyde van Kryfoßhomns of ntin gemeen geweeft,
of onder de onnucte tyd doorbrengingcn gerekend,
Immers P r ^ f r , dewelke niet lang na
Kryßßhomus iieeft geleefd, oVer het befpiegelende
leven III. B 17. kap. zegd in dezer voegen:
Zy gebruyken havikken en gemeße hondett
om te jagen. Ün Sidonius in Fanegyrico aart
i i g A'Oitui
,1
i
i l
' I
H
f i l l