9 6
G E E S T
uycalsuycecnebenootegevangcnis. Hecwoord '
Suphah hcbbenwyovergezetii/r^mew, Sturmlamd,
anders betekend her den Zuydenwind,
dewelke in Arabie en Palcftine zeer hevig is.
Theodmm: de Zvydewndisvochtig, vervidd
de lucht mt nevcldampen, brengd fierkeregeneti
by, entbind de -wölken, z-eriuld de beeken met
•water. Hoe geweidi g de Zuydewint is in kracht,
voornamendyk als dezelve door enge valleyen
doorgaat, können byzonderlykonderde Alpesbewoonders
die van de Kantons Glarui en üry
getuygen. Miflchien 00k, dat van die woord
Suphah het Typho, draeiende ftormwind, der
Grieken en Larynen afftamt. De Geniene Latynfche
heefc tempeßas, onweder, de LXX.
ediinas, {mcncn, Jqmla Sußismous, ßhuddingen,
aardbewngen. Voeg de denkbeeiden
van eene barende hare fmercen by defchuddingen
van het aardryk te zamen. De Wind zal
zichwederom opdoen, de lucht door het onderaardfchvuur
uytgezet, tevooren dik en opeen
gedrongen zynde, metzulkeengeweldberftend
e u y t d e flootenvanhecbinncnfteaardryk, dat
niet alleen de aarde daar door gefchud Word,
maar de huyzen waggelen, en geheele fteeden
inftorten.
Mmmzarim karahhtitYtnA eigentlyk van
de verflrojende koude, want mazar of zarah
verßroyen, '•xiannen. Wy Zurigers, opdeverßroying
der ivolken vokdkoude: 'wann die JVoU
kcnzerßakben, fo 'wird es kalt: de Gemcne Lat
y n i c h e , ab Ar&uro ß-igus, de koude van de
Aävrus. En te r e cht , by aldien door ASturus
z y verftaat niet zoo zeer het gefternte, de aspuntige
fterre, dan de winden uyt de noorder
luchtftreek waeiende, als dewelke, de onderv
i n d i n g z a l k s getuygende, verßroyen, vaneen
fcheiden de -wölken, aan den hetnel helderheid
brengen, en koude aan de rondomleggende damp.
B e g r y p de zaak in deezer voege. De lucht is
verdonkert door de wölken der aarde j dat hec
k l e e d , of bed is aan ons lichaam: de opryzende
uytwaaflemingen worden dichte by het aardryk
opgehouden, zoo dat zy minder zouden
kennen wegvliegeri} en voornamentlyk als de
Zuydewind -waeid trekkcn zy nader tot dikke
en zwarte wölken : maar de winden uyt hec
N oorden waeyende, doed de zeer d ikke en koude
lucht, dewelke tot qns word overgevoerd
E L Y K E
voorrdryving de rondom leggende damp, zoo
dat de uytwaaiTemingen veribooid worden^ de
lucht opklaard, en de ftraalen vandeZonzonder
niet alleen de Kwik van het Weerglas hooger
r y z e n , maar breid 00k door de kracht van hare
beleczel kennen doordringen. Ovidius Aie.
tarn. VI. van de noordfche winden:
Ik heb eene behwaame kracht, hier door ver.
jage ik de drocve ncvelen:
En maak deßteeww hard, cn ikßahetaardijk
met bagel.
Eußathius: Borrbas aithreygeneteys, hohaithron,
tout eßi pfuchos kaißibeyn foioon. Zodanige
winden zoud gy zamengebondc bezems
können noeraen, door dewelke de lucht gercy.
n i g d , uytgevaagd word. Varrò:
Nubes äquales frigido velo leves
Cali cavernas aureasßubdnxerant,
Aqiiam vomentes frigidam
fi'igtdo fe.
Phrenetici Septentrionum ßlii,
Secnm ßrentes tegulas, rarnos, Syrus.
W e l k e dichckundige befchryving vanonweder
licht geefdaandeverklaringvanf/wPi/tfflwr
Job II. D. 743. bl. Namentlyk door wolkverdryvende
winden, dewelke nu en dan können
z y n Noorde en Oofte-winden," namentlyk by
aldien zy onderwegs wölken raogten aantreffcn,
Zomtyds word 'er een gevecht vernomcn lusfchen
de winden, waar uyt of flagregens vaa
boven nedergeftort worden, of eene hagelbuy
v o l g d , naa den aard der overheerfchende wind.
Ennius 17. Annal.
Concurrunt velat venti, am fpiritus aiiftri
Imbrtcitor, Aquiloqitefuo cumjiamme contra,
Jndumari magno ßu^us ext ollere certant.
En Ovidins Metam: den naam van den Noot*
dewind dragende.
- - - Cvmfraîres c/eloß/m na£ius opefts,
( Nam mihi campus is eß') tanto mo'.mine ItiÛoi',
Ut médius noflris concurßbus infonet athcr,
Exiliantque cavis eliß nubibus ignes.
D e LXX. hebben hier apo akrooteyrioonpßi'
chos-, van de buytenlandfche deeten koude, of.
van de uyterße: Aquila, hec Hcbreeuwfclie
woord behoudende, apo Mazour, van Maß"'-
Door Kyn geMaas
luorden.
Job X X X V I I . vers 10.
geeft GOD de vorfl : zoo dat de breede watercn verßyfd
Geen twyfFel is 'er aan, of daar meet alhier
door mßnath-el het geblaas GODS , pnoeyn
ißchnrou het geblaas desßerken, ofgelyk
machus emphu ßcyma © e o t verftaan worden d e
wind, en weide noorde, ot Noord-Ooftewindi
als door dewelke alleen in het noorderhalfrontl
Jie:
N A T U U R KUNDE . 90S
hec water word bevroren, en de regen in hagel | den. Hec geluyd der bevroore meyren, zoo
vord veranderd. De Noordewind zelf by I wanneer die fcheuren maken : de krakmgen,
Ovidius
En deßieeww tnake ik hart, enßa het aardryk
met hagel.
Etihu vermeld wel de uytwerkingen van de
koude, en fchryfc dezelve, gelyk alle andere
werken der natuur aan G O D toe, maarhyiaat
zieh in gene wysgeerige verfchillen in: of de
toevriezmg van hec water gefchied door inzenden
van zekere koude medebrengendelichaamtjes,
oi van zalpeterachtige , gelyk zommigen
die noemen, ot door vermindering of ophoadmg
van de bcweging , dewelkehet vloeibare
eigen is? Omtrent het ys zyn mecr zaken aan
te merken, dewelke de naarftige onderzoekers
der natuur pynigen. Verder, dat hec ys breeder
plaats vereifcht dan hec water, of welker
oprekening is als van 9. tot 8. ot zekere uycfpannnig,
o f b y aldien gy zoo wild, verdun
ning zeker niec door wärmte, maar door de
koude veroerzaakt: hec Zomer-ys, hec welk
zelfs by brandende Zonne kan coebereid worden
doormiddel van Armoniakzout , ofovergehaalde
Kwi k e n metazynafgetrokken: deredenen,
waarom hec ys by de zoraer in eene ledige lacht
fchielyker fmelt, dan in eene vrye ? het afnemen
van de zwaarce van het ys zelfs in de aldcrgeftrengfte
winccr : de uyrzettende kracht
van hcc ys, waar door niec alleen de glazen
van een berf ten, maar ook fteeu wiger vaten worden
verbrooken : de fchielyker bevriezing van
zoete, dan van zoute wateren: de hardigheit
als van fteen van hecys, byzondervan'deGiecfcher
bergen: deze Bergen zelve van ys zyn
voorkomende op de kruynen van onze Alpes,
maar voornanient lyk in hec verafgelegenfteNoordewelke
de Glerfcherfche geven : die yzige
boomtakjes aan de kringcn der venftersen deuten
te zien. Alle welke dingen tot op dezen
dag ree noch in de diepe puc van Democritus
Meer dan eene uyclegging laten toedenaaft
daar aan volgende woorden rochab majim , bemoutZak,
de L X X . oiakizeide to hndoor hoos
ean bouleytai, maar hy regeerd het -water hoe^
danig het hem mochte behagen ; Arias, en de
breedte der wateren tot -een grondßag: de Zur
i g f c h e , en de breede ruymte der 'waterentoteen
grondßag, ofgrond^ aie breitenWaßergefrieren,
welkealseeneuycbreidingen onifchryving
meer behaagd. Derhalven is de bevriezing wederom
van meirftallen , rivieren, zeen onder
de uytwerkingen van de Noordewind. De Gemene
Latynfche neemd het woord Moutzak in
eenen geheel anderen z in, namentlyk nietvoor
vaßy ßerk, maarvoor vloeyend ; en -wederoni
'Worden de -wateren 'wyd en zyt uytgeßort. Alwaarom
Pineda bl. 744. de ontdeying der bevroore
wateren voorftelr als
eene uytwerking
van de Zuydewind, Theodoretus hem daar in
voorgaande. En hoe wyd en zyd veelmaalen
de gefmolceysenfneeuw wateren verfpreid worden
können wy Zwitzers getuygen. Scatius 2.
Boek Thcbaid:
- - - Met de 'wederomgekome Lente
Zyn de Bißonifche Sneeu-vlokken laauw g€'
-worden, de
Zeel'groote Mtmus word lager f en de Rhoafm
fmalle beeken.
Job X X X V I I . vei's. II. II. 13.
Ooh vermoeid hy de dikke ivolke door kiaarheid: hy verflroid de wölke zynes licht s »
Die kecrt zig dan ma zynen ivyx^n raat door ommegangen y datxßdoen, aläathyze
gebied op het vlahke der wereld, op der aarde.
"Ret Jchikt.
Alhier komen wederom verfcheiden, van den
anderen verichillende, verkiaringen voor der
woorden aph beri jathriach gnab vers 11. de
LXX. eklekton katapiaßeinepheley, de-wölke onàaricht
den uytverkorenen : andere Affchriften,
katapleyttei, oÌ katapleyjßi, dacis, deze wonderwerken
verbaazen ccnen iiytverkoren en verftandigen
menfch. Symmachus alla kai karpoo
(pibrifei nepheley, maar ook de wölk zal op de
i^'i'iicht leggen, datis, epieleufetai, epichutheyßtat.
Auguftinas deze woorden zamenvoegende
met de volgende, als wy begeeren dat het
gi'mi bevochtigt word , heeft hy de wölke zyn
¡'cht verfpreid. Arias Montanus, ook zal de
helderheit de wölke t e maken : wantdewoU
ken, of de bobbelrjes , uyt dewelke zy beftaan
, door een heldere luchc-hemel zynde
van een verfpreid, worden die zelve verzwakc.
Dusdanig befchryfd Lukretius in hec Ii. Boek
die beweeging van de winden ep de wölken:
Zy vagen de nevelen van den
ontrußende voeren zy die door eem
hemel
En
drayii
Daar in tegendeel onze Zurigfche willen, dat de
welken verzwakc worden door uycgeilorce re-
J f gen