
de Burgemeester. Le Goèland gris. The Herring
Gull. D ie He r r i n g s Me v e . G o l d f u s f i g e
M e v e .
^.Fiusch, T. 218. Meijer, Vög. Deutschl. , I I , heft iS
zeer naauwkeurig. T emminck , Manuel I I , 767.
Kenteeken. De bek citroengeel; de hoek van de
onderkaak rood; de iris lichtgeel; de naakte rand
om de oogen rood; de kruin, het achterhoofd, de
ruimte om de oogen, de nek en de zijden van den
hals wit; op het midden der vederen een lichtbruin
ftreepje; het voorhoofd , de keel , de hals van voren
, de borst, de buik en het achterlijf wi t ; de
bovenrug, de fchouderen en de vleugelen zwart,
als met grijs gefchaduwd; de flagpennen bijna geheel
zwart; op de twee buitenfte is een ovale witte
v lek ; de punten zijn zwart, die van den tweeden
rang en de fchoudervederen wit getipt; de onderrug
en de Baart wi t ; de pooten geel; lengte 19 \ 20
duimen , vlugt omtrent 4 voeten. De ouden in win-
tervederen.
De jongen tot de drie ja ren, zijn de Mouette
grise van brisson, Ornith III, 171 , N°. 6. Nau-
mann , Vög. T. 36, fig. 5 1 , een éénjarige.
De ouden in zomervederen, zijn de L . fuscus,
LiNN. 1Spec. 7. De Gelbfusjige Meve van meijer
en frjsch, T. 218 , boven aangehaald.
Woonplaats. Komt in den herfst hier te lande,
op de kusten.
Voedftl. Visch , levend en dood , viachkuit,
aas , zeldzaam tweefchalige fcbulpdieren.
Voortteling. Broeit hier te lande op de duinen
in het zand; zij legt 2— 3 grijs bruine zwart gevlekte
eijeren.
Ei*
Eigenfchappen. Stoutmoedig, zoo dar zij menig-
malen de visch voor het oog des visfehers weg
rooft. Zij vliegen veel, fnel, maar niet hoog.
5« L . ridibundus. Linn. Spec. 9. De kleine Zeemeeuw.
La petite Mouette cendrée. The Redlegged
Gull. D ie L a c h Meve.
Nozeman, Tom. I I I , pag. 281. Buffon, IX , 284,.^/.'
969, vrij naanwkeurig. T emmjnCk , Manuel I I , 780.
Kenteeken. De bek vermillioenrood; de iris donkerbruin;
kop en hals wit; een zwarte vlek voor de
oogen, en eene grootere op de opening der ooren;
borst en het onderlijf wi t, zacht, met rozekleur
gefchaduwd; de rug, fchouders en de dekvederen
der vleugelen en de flagpennen wit gezoomd, in het
midden en aan de tippen zwart; de pooten rood ;
lengte 15 duimen, vlugt 3 voeten. De ouden in
ïvintervederen.
De jongen van het jaar zijn , volgens den Heer
temminck , door LEISLER Nachträge , zu bechs-,
Teins Naturgefch. Deutschlands Heft 1 , p. 7, N V
ï , en Naumann, Vög. Deutschlands , T. 3 2 , fig.
4 5 , zeer goed gekenmerkt.
De jonge in den rui , en des winters, is de
L . erythropus, linn. Spec. 15.
In den paartijd, is het de L . ridibutidus, linn.
Spec. 9. De Bruinkop - Meeuw van nozeman, I I ,
1 5 3 1 ten oude en een jonge in de voorj aarsrui.
la Mouette rieufe van buffon , IX , 287, pl. 970 ,
van welke het voorhoofd en de keel nog niet door
de rui zijn.
Woonplaats. Het geheele jaar door hier te lande in
menigte, *&winters langs de Branden, en op de
on