
Woonplaats. Overal in Baande wateren , in flo o
ten en modderige poelen.
Foedfch Infecten in het algemeen, doch geene
andere dan die door beweging toonen, dat zij leven.
Voortteling. Gefchiedt iets later dan de groene
Landkikvorscb, doch op dezelfde wijze. Het mannetje
i s zoo Berk gezet op de paring, dat s p a l -
l a n z a n i een gepaard mann'etje de kop affneed, en
evenwel het wijfje met zijne voorposten bleef vasthouden^
en gedurende nog 7 uren voortging de eije-
ren, die het wijfje uitfchoot, te bevruchten, wèf-
ke ook zonder uitzondering in wormen veranderden.
Vier uren na de paring ftierf het mannetje.
Eigenfchappen. Listig en moedig van aard-,
fcherp van gehoor en gezigc; kunnen twee voeten
hoog fpringen. Het mannetje kwakt inzonderheid
savonds; het wijfje maakt een knorrend geluid mes
een opgeblazene keel.
6. R. A r b o r e a . Linn. Sp. 16. D-e Boomkik-
vorsch. La Kaine verte. D e r L a u l> f r o s c b.
ROESEL, p. 37 , T . 9-----12. L a CEPEDE, I. 22T , pl. 39 %
eene f i e c b t e ± afbeelding. (Bij m e r r e m , Op. Cit. Ca turn
ita arboreus.y
Kenteeken. De kop kort; de o o gen uitpuilende 5
na bet erjerleggen is de kleur van den rug bruin-
achtig, daarna fomtijds graanwachtig en bruin ge-
viekt, vervolgens graauwacbtig wit; deze wordt
fpoe.iig gevolgd van blaanwachtig groen, terwijl
eindelijk de fraaije groene kleur ten voorfebijn komt
die dit diertje een zeer fchoon aanzien geeft. Van
onderen is het lijf Witgeel, met digt aan elkander
Baande wratjes bezet., zoodat het zich als robbenvel
4 ° 5
vel vertoont; van den bek a f, langs de zijden van
den rug en de vier pooten, tot aan de vingers,
loopt een gele Breep even als een zoom; de toppen
der vingeren zijn met knobbeltjes voorzien ,
welke een flijmig vocht in zich bevatten , hetwelk
hun bij het beklimmen der boomen tot eene kleef.
Bof verflrekt, om zich op dezelve Baande te houden.
Woonplaats. In het Graaffchap Zutphcn en den
Vdmv en. Zoom in aantal, elders minder. Ook,
zoo wij vermeenen , in Peelland, Provincie Noord-
Braband. In het laatst van April en begin van
Mei onthouden zij zich in het water, in de zomermaanden
op de boomen ; de winter brengen zij in
een Baat van verBijving, in den modder, onder
water, door.
Voedfel. Infecten.
Voortteling. Zij paren in het water, op dezelfde
wijze als de andere kikvorfchen.
Eigenfchappen. De mannetjes hebben eene luide
Bem, welke zij in den paartijd, en bij verandering
van weder hooren laten; zij blazen daarbij
de keel o p , in de gedaante van een’ grooten ronden
bol. '
CXXir. DE HAAGDIS , (L A C E R T A .)
Gcflachts - kenteeken. Het lijf lang uitgerekt; naakt*
met vier even lange pooten, en geilaard.
1. L . A gilis. Linn. Sp. 15. De groene of
fcherp genagelde Haagdis. Le Lczard vert. The
fcaly Lizard. D i e g e m e i n e L i d e c h f e. D i e
k l e i n e H o l l a n d i f c h e E i d e c h f c.
Cc 5 Ros