
Oppidum Batavorwn (Batavodurum) , o f een* anderen
, nabnrigen, door Romeinen bezetten oord, bij
een’ winkelier zijn gekocht, om het d of van een*
meer vermogenden inboorling, in de flreek van Vada
uit de wereld verhuisd, een achttiental, eeuwen
voor het verwaaijen te beveiligen.
Een bedendig. verblijf van Romeinen in het binnen-
fte des kwartiers van Zutphen zoude men even weinig
mogen opmaken uit den enkelen kleinen zilveren
penning van v e s p a ^ia n u s , welke (veertig jaren,
meer of min, geleden) in het veen bij Groenlo werd
gevonden; of uit de enkele roodkoperen fpits van
eene Romeinfche lans , o f van eenen Romeinfchen
(landaard, voor ruim twintig jaren , in de nabijheid
van mijne woning, mede in eene turfbedding, ontdekt.
Ik befloot deze fpits (het laatde (luk, dat ik
bekend had te maken) onder letter C af te teeltenen
( i ) , dewijl dezelve een zoo fterk fprekend bewijs
oplevert van het vermogen der veenlloffe, om
niet alleen voorwerpen uit het dieren- en plantenrijk ,
maar ook het koper onveranderd te bewaren.
Nader bepaald, is de plaats , waar dit ftu k , dat
geene de minde fporen van verzuring droeg, binnen
den kring van Wildenborch uit de aarde kwam,
als Marnsfe getiteld, op eene ruwe kaart van dat
diftrikt, ten jare 1564 gevoegd bij een Berigt van
de Gelderfche Rekenkamer aan de Hertogin van
Parma.
De
(O Men kan dergelijke ook vinden in c o c h i n s tekende Afbeelding
van de Krijgsbedrijven der Grieken en Romeinen,
{Zeden ek Gewoonten der Aloude Volken, llde D .4 PI. 18,
21 en 22.)
De kaart van m en so a l t in g , met het opfchrift:
Descr. veter. dgr. Batavi et F r i f i i , &c. , ook den
weg aanduidende, langs welke c a e c in a , volgens
het begrip van den ontwerper, zijne cohorten, over
de Pontes longi, van Cast ra Vetera naar de Peins
leidde, brengt denzelven den Wildenborch voorbij *
als tusfehen Lichtenvoorde en Amfen gelegen.- Is
nu deze heerbaan juist getrokken , zoo kan onze
letter C wel door een’ krijgsman, tot gezegde cohorten
behoorende, op dezen doortogt zijn achtergelaten.
Ijzeren fpitfen, aan mijne koperen gelijk, doch
veel minder goed bewaard ( i ) , had ik te Nymegen
in het kabinet van wijlen den Heer Mr. jo h . in d e
b e t o u w gezien. Later werd mij door denzelven
berigt, dat eene menigte dergelijke, zoowel van
koper als van ijzer, in den omtrek van zijne woonplaats
waren opgedolven, ’s Mans brief, waarin de
levendigheid van deelneming en het vlugge fchrïft
geenszins eenen omtrent negentigjarigen grijsaard
verraden, ligt vóór mij; en ik eindig dit Verflag
met den hartelijken wensch, dat ten minde die
oudheden uit zijne verzameling, welke Nymegen betreffen
, de muren der keizerlijke Burgdad niet mogen
ruimen, en aldaar, even zoo zeer als hetgeen
de noeste verzamelaar ons bij gefchrifte heeft nagelaten,
zijn aandenken, naar verdiende, zullen blijven
bewaren.
(O Nijmegen verdeeld in wijken, enz. door j o h . in d i
» e t o u w , b l . 5 0 . ,