
boven dezelve een witte flreep; kop, nek en rug
blaauwaditig aschgraauw; keel, borst en buik w it,
korte zwarte vleugelen, op hun midden met een
witte vlek, aan de tippen wit gezoomd; de Haart
wigvormig, de beide buiten fle pennen wit, de twee
middelfte zwart, de overige zwart en wit; de poo-
ten zwart ; lengte 9 , vlugt 13$ duimen.
Woonplaats. Niet zeer gemeen hier te lande, van
April tot September, .aan de kanten der bosfehen
en in heggen.
Voed fel. Muizen , kikvorfchen , hagedisfen , klein
gevogelte, torren , die hij met den bek vangt.
Voortteling. Broeit hier te lande, nestelt in de
boomen en in de bovenlle takken Van het fchaar-
hout , ook in de holten van vermolfemde boomen;
zij legt 5— 7 witte bruin gevlekte eijeren. Broeitijd
15 dagen.
Eigtnfchappen. Moedig, verjaagt zelfs de valken
, en waarlchuwt de kleiner vogelen voor de
aankomst eens roofsvogels; vliegt langzaam op en
nederwaarts.
2. L . CoLLURio , Linn. Spec. 12. Schat Aak-
fter, Hank werk, Graauwe Klaauwier , Vinkenbijter.
Pie grieche , Ecorchcur, Redbakked Shrike. D e r
R o t h r u c k i g e r Wu r g e r .
Nozeman, I I , is7< Buffon, I , 240, pl. 3 1 fig. 24 tfe
man; fig. i , liet wijt, aldaar verkeerdelijk Pie grieche
roussë femel Is genaamd. L e vaillant, Oifeaux d 'A jii.
qtie, I I , 50, pl. 64, fig. ï , le male, fig. z , un jeune.
T emmjnck, DIauuel, I , 147.
Kenteeken. De bek dik; kop, nek, bovenrug
en fluit blaauwachtig graauw; van den hek loopt
over het oog tot de zijden van den hals boogswijze
een zwarte flreep; de dekvederen der vleugelen
kaskastanjebruin;
de keel en onderbuik witachtig,
borst, zijden en bovenbuik zacht rozenkleurig $
de vleugelen zwartachtig , roestkleurig gezoomd, de
Haart zwart, de buitenfle pennen voor een groot
gedeelte wit. Lengte 6 , vlugt 12 duimen.
Woonplaats. Hier te lande, in de weilanden die
aan bosfehen en aan het ichaarhout grenzen.
Voedfel. Kleine muizen , hagedisfen, kikvorfchen*
torren, fprinkhanen , vliegen, fpinnen enz.
Voortteling. Broeit hier te lande, nestelt in doorn-
ftruiken, in de vorkswijze takken van het fchaar-
hout ; zij legt 5— 6 witte in het groene fpelende
bruin en graauw geflipte eijeren. Broeitijd 15 da-
jen ..
Eigenfchappen. Twistzuchtig, leerzaam, bootst
den flag van den nachtegaal en andere vogelen na.
3. L . Pomeranus, Linn. Spee. 33. L . C ol-
LURio RUFUS , Linn. Spec. 1 2 , var. y. L . R ufus
m R i s s . ORNiTfi, v. 2 , p. 147 , Spec. 3. De rosfe
Klaauwier. La Pie grieche rousfe. The Woodfchat.
D e r r o t h k ö p f i g e r Wu r g e r .
B uffon, I, 239, pl. 9, fig. 1 , liet mannetje. V aillant,
Oifeaux d’Afrique, II, 46, pl. 63, fig. 1 , het mannetje;
fig. 2 , een jonget F risch, T. 61, fig. 1 , liet oude mannetje;
fig. 2., een jonge.
Kenteeken- De kop van voren, de omtrek der
oogen en der ooren zwart; het achterhoofd en de
rek vurig ros; de bovenrug en de vleugelen zwart;
de fchouders, de fpiegel op de vleugelen , de randen
en tippen der middelfte (lagpennen gelijk ook
die der dekvederen , w i t ; de keel,~ hals, borst en
buik mede wit ; de eerfle flaartpen wit met eene
vierkante zwarte vlek op dep binnenbaard ; de twee-
M 5 de