
der op te vatten, op nieuw te overzien, en zoo verre
ons zulks mogelijk wezen mogte, te voltooi]en.
Op deze wijze is derhalve deze korte en hoofd-
xakelijke opgave en befchrijving der in Nederland
aanwezige zogende- en tweeflachtige dieren, benevens
die der vogelen, tot Jland gekomen, welke wij als eene
proeve, ter beantwoording der voorgemelde vrage,
ondernomen, en niet dan met veel moeite en navor-
fch in g , gedurende eenen geruimen tijd daar aan hefteed,
voltooid hebben l De befiisjing, in hoe verre aan
het oogmerk der Holl. Maatfchappij voldaan z i j ,
aan hare algemeen erkende bevoegdheid toevertrouwende
, bieden wij Haar derhalve dit ons ontwerp
hiertoe aa n, als een blijk van onzen ijver en goeden
w il, ter bevordering van derzelver edele en heilzame
bedoelingen, vooraf nog alleenlijk moetende opgeven
de wijze en regelmaat, welke wij ons bij de
bewerking van dit Ruk voor gefield, en getracht hebben
daarin fleeds te houden. —
Eerftelijk zijn in deze proeve eener algemeene opgave
en befchrijving der in Nederland te huis behoor
ende dieren geene andire opgenomen, dan omtrent
welker burgerfchap o f inwoning hier te lande
w ij, door eigen federt lang herhaald en naauwkeu-
rig onderzoek, *t z ij door dat van andere bevoegde
waarnemeren volkomen overtuigd zijn geworden: verre
de meeste echter, ja bijna alleen hebben wij o f levende,
o f in verzamelingen ’t z ij van openlijke Richtingen,
z ij van bijzondere beoefenaren der N . H.
bewaard gezien , met die der beste fchrijveren vergeleken,
en daarna de onze opgemaakt en verbeterd.
Behalven den zeer beperkten voorraad van Neder-
duitfche autheuren, houttuin, gronovius, berk-
HEY , NOZEMAN , MARTINET , TEMMINCK, en CCnigC
onanderen
betrekkelijk fommige dieren van ons vaderla
nd , tot eene o f meer der drie eerfte klasfen van
het Linnacansch zamenjlel behoorende, zijn onder
de werken van buitenlanders, vooral die van lin-
TiMUS, BUFFON, LA CEPÈDE , VAILLANT, VIEL*
LOT, LA TREILLE, PENNANT, CUVIER, BEWICH,
schreber , GOETZE en BECHSTEiN , de voornaam-
fie geweest, welke wij bij dezen onzen arbeid doorgaans
ter raadpleging en vergelijking Reeds hebben
gébruikt. Voor de klasfc der zogende dieren, en die
der amphibiên hébben eigene waarnemingen en zelfs•
onderzoek, om vooral ten gidfe gediend, en b ij de
meest belangrijke voorwerpen der eer (ten vooral die
onzer nuttigfle huisdieren, gelijk b. v. bij die van
het fchaap, het rundvee, het paard en zwijn , hebben
wij getracht de voornaamfle ra sfen , zoo kort mogeli
jk , doch naar de voorwerpen zelven, naauwkeurig
te bepalen en te befchrijvenwaartoe wij niet hebben
verzuimd geoefende landlieden en grondige kenners
dier verfchillende veefoorten, bijzonder te raadple-
len ; terwijl voor de zoo uit gebreide tweede klasfe
het voortreffelijk Manuel d’OrnithoIogïe van onzen
landgenoot en uitmuntenden vogelkenner en befchrijv
e r, den Heer c . j . temminck, ons fleeds ten leiddraad
verflrekt h e e ft, zoodanig z e lfs , dat wij niet
alleen zijne zeer naauwkeurige befchrijving in het
icpgeven der kenteekenen hebben gevolgd, maar ook
voornamelijk zijne teregtwij'zingen van verfcheidcne
Ipecimina door gmelin in de 13de uitgave van
het Linneaanfche fystema, als bijzondere foorten opgegeven,
grondiger hebben leer en kennen, o f bevestigd
zijn geworden in Het gevoelen, dat dezelve
niet als afzonderlijke foorten, maar als verfcheiden«
heden (vsrietates) o f wel voor jongen en fonts ook
F a als