
Voedfcl. Niet alleen allerlei huis- en ander wild
gevogelte, dat tot de jagt behoort, en deszelfs eije*
ren, maar ook hazen , konijnen, ja zelfs kleine jonge
reeën; voorts muizen, ratten en mollen , ook
visch.
•' Voortteling. De Hermelijn paart in Maart, draagt
32----- 35 dagen , en werpt in een jagtnest 3------8
jongen.
Eigenfchappen. Zij ichijnen paaas-wijze tê leven;
zijn verbazend v lu g , boosaardig en hevig van aan-
val en beet, zoodat niet alle honden hen durven
aangrijpen; echter laten zij zich tam maken.
5. M. V u l g a r i s , L'tnn. Spec.\ii. De gemee-
ne o f kleine Wezel. L a Belette. The Weefel. D a s
g em e in e W ie f e l .
Buffon, Tom. V I I , PI. XXIX, fig. i. S chreber, Tah.
CXXXVIII.
Kenteeken. De Haart, gelijk ook het bovenlijf ,
geheel vosachtig bruin en zonder haarpluim; het
onderlijf wit; de vingers van elkander gefcheiden;
de kop (niet meer dan ongeveer i duim lang) plat ;
de rand der boven-kaak, gelijk ook de kleine zwartbruine
lchuinsliggende oogen met uit wit en bruin
gemengde baard-haren bezet; de ooren rond , kort
doch breed; zeer korte dunne pooten, met fpitfe
fcherpe nagels; onder den aars a klieren , die een
vocht affcheiden , hetgeen een zeer Herken reuk heeft
naar Muskus gelijkend; het dier is ongeveer Hechts
6 duim lang, hoog i§ duim, de Haart i§ duim.
Woonplaats. Binnen bijna alle gewesten van Nederland
^ in en onder oude gebouwen, Hallen, fcbu-
ren , kelders, veen, hout- en moller.-hoopen , oude
bolle boomen en dergelijke fchuiiplaatfen.
Voed-
Voedfcl. Alle klein huis-gevogelte , vooral hoenders
, duiven, hunne jongen en eijeren; ook mollen,
ratten, muizen, kikvorfchen enz.
Voortteling. Paart in het laatst van Maart, draagt
tusfchen 4 en 5 weken, werpt 6— 8 jongen in holle
boomen , en allerhande fchuilhoeken.
Eigenfchappcn. Zeer fnel in alle zijne bewegingen
, vaardig in het beklimmen van boomen ter roo»
ving van jonge vogels en hunne eijeren, en ter
doorfnuffeling van alle verholen plaatfen, die hij
vooral ’s winters in en omtrent de huizen ten platte
lande opzoekt; alsdan wordt hij geheel w i t , is derhalve
ten onregte door vele Schrijvers als eene afzonderlijke
foort onder den naam van Mustela niva-
lis, of Sneeuw-Wezel aangemerkt; in geval van nood
zwemt zij.
XVI. DE BE ERr (URSUS.)
Geflachts-kenteeken. Dit dier, dat niet ten onregte
gezegd wordt, bij het eerde aanzien , eenigerma-
te naar het varken te gelijken, heeft in beide de
kaken 6 voortanden, van welke de 2 buitenHe groo-
ter zijn dan de middelde, met de wortels meer naar
binnen dan de middelde en buiten de. De hoektanden
kegelvormig en afgezonderd. De kiezen boven
en onder 4, domp getakt; terwijl e r , behalve deze,
boven nog 2 , en onder '3 zeer kleine gevonden worden
; de tong glad; de oogen hebben een luikend
vlies; de neus vooruitdekend; aan de voor- en
achterpooten 5 vingers, van welke de duim niet is
afgefc heiden.
1. U. M e l e s , Linn. Spec. 2. De Das. Le
Blaireau. The Badger. D e r D a e h s .
Bus