
ou la Plette. The Snow or white Non. D e r weis«
fe S ä g e r , die vveisfe T a u c h e n t e .
TJozeman, Tom. IV , pag. 363, ïiaauwkeurig. Buffon ,
IX , 164, p l. 44Q, M. naauwkeurig. F risch, T. 172,
T emminck, Manuel I , 887.
Kentceken. De bek loodkleurig ; de iris bruin ;
op den kop een kuif van digt bijeen ftaande witte
vederen; aan het achterhoofd en aan de zijden van
den bek eene zwarte groenglanzige langwerpige vlek,
die de oogen omringt; de hals, fchouders de kleine
dekvederen der vleugelen en geheel het onderlijf wit ;
de rug zwart; de zijden ascbgraauw gegolfd; de
ftaart bruingraauw; de pooten en vingers blaauwach-
tig ; het zwemvlies zwart ; lengte 16 duimen, vlugt
52 voeten. De oude mau.
Volgens den Heer t em m in c k is bet wijfje en de
éénjarige jonge de M. minutus, l in n . Spec. 6.
De kleine zaagbek van n o z em a n , Tom. I V , pag.
295 , twee fangen van het ja a r . La Plette femclle
van bu f fon , IX , 164, pl. 450, en le Harle ètoilé,
pag. 166. Het jonge marmotje.
Woonplaats. Komt ’s winters als Trekvogel uit
de noorderpoollanden hier te lande, is dan op den
R.ijn en andere rivieren, plasfen en binnenwateren
menigvuldig, inzonderheid bij niet zeer ftrenge win«
ters.
Vocdfel. Waarfchijnlijk alleen visch, want ook
in de lirengfle winters , heeft men in hunne maag
mets anders dan overbliiffels van dezelve gevonden,
Voortteling. Broeit zomers hier. te lande aan de
kanten der wateren , zij legt 8-*—«ia witachtige ei-
jeren.
Eigenfchappen. Op het water duiken zij gedurig
onder en kunnen het onder water lang uithouden.
LX IX,
NEDERLANDSCHE DIEREN. 231
LXIX. DE PA PEGAAIDU IKER, (ALCAS)
Gejl acht s-kent eelen. De bek ongetand, kort,
zamengedrukt, verheven rond, over dwars gegroefd;
de onderkaak aan den wortel bultig; de neusgaten
omtrent het midden des beks, door een niet vederen
bedekt vlies, bijna geheel bedekt; de pooten bij de
mees ten drie vin gerig. Qridactyli.')
1. A . T orda , Linn. Spec. 1. De A l k , de jonge
Papegaaiduiker. Le Pingouin. The Kaforbell
Auk. D e r T o r d A l k , K l u b A l k .
Buffon X , 209, alleen de 1004de plaat, onder den verkeerden
naam het wijfje. T emminck, Manuel I I , 936.
Kenteeken. De bek zw ar t, met vier dwarsvo-
ren, uit het midden des beks loopt tot de oogen eene
regte fijne witte ftreep; de iris bruin; de kruin, de
nek, de zijden van den hals en geheel het bovenlijf
zw art; langs het achterhoofd loopt eene witte en
graauvve gewolkte ftreep; de keel, de hals , van voren
de borst en het onderlijf zuiver wit; de flagpennen
donkerbruin; die van den tweeden rang wit getipt;
de pooten donker ascbgraauw; lengte 14 , vlugt 27
duimen. De oude in wintervederen.
Volgens den Heer t em m in c k , is de jarige vogel
de A . pica, l in n . Spec. 2. De jonge Papegaaiduiker
van n o z em a n , Tom. V , pag. 405. Le petit
Pingouin van bu f fo n , X , 214.
De vogel in zijn zomervederen, de A . torda,
l in n . Spec. 1. De Pinguïn van b u f f o n , X , 209,
pl. 1003, naauwkeurige afbeelding van een mannetje
o f een wijfje. E dw ar d s Glan. T. 358 , fig*
2 , naauwkeurig.
Woon*